JavaScript is required for this website to work.
Ethiek

Een Jakobijnse tijdbom

Godsdienstvrijheid dreigt definitief te worden begraven

Mark Geleyn29/6/2019Leestijd 5 minuten

foto © Reporters /Sander De Wilde

Mark Geleyn vreest dat Laurette Onkelinkx met haar wet op het laïcisme een tijdbom onder godsdienstvrijheid legt.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Wanneer de volksvertegenwoordigers de selfies die ze bij de investituur namen, wat moe gekeken zijn en als ze terug zullen zijn van hun vakantie, dan gaan ze in de herfst een wetsvoorstel opnieuw ter inzage krijgen dat Laurette Onkelinx vorig jaar al had ingediend. Met dat wetsvoorstel wil zij 1) laïcisme als sokkel voor de grondwettelijke vrijheden in de grondwet inschrijven, en 2) de voorrang van het positief recht op religieuze voorschriften versterken.

Weinigen zijn zich bewust van de draagwijdte van deze voorstellen, en nog minder hebben er belangstelling voor. Zij hebben ongelijk. Dit wetsvoorstel is een jakobijnse tijdbom.

Wat het eerste deel van het wetsvoorstel betreft, daarin blijken de vrijzinnigen maar niet te kunnen slagen, hoewel ze al twintig jaar proberen. Velen wantrouwen het concept en vermoeden dat het fundamentele evenwichten in onze grondwet op de helling zou zetten.

Anders is het met het voorstel om de positieve wet – dat zijn onze geschreven wetten – prioriteit te verlenen boven religieuze praktijken. Het lijkt vanzelfsprekend. Wetten moeten nu eenmaal gerespecteerd worden.

Respecteer de wet

Elke wet, door een meerderheid in het parlement gestemd, is de neerslag van overtuigingen, opinies, maar is tegelijk ook het resultaat van tactische compromissen. Hier zit meteen het probleem. Wetten kunnen redelijk en rechtvaardig zijn, maar misschien ook niet. Of een wet met een meerderheidsbeslissing tot stand kwam, hoe groot of hoe klein die meerderheid ook was, zegt niets over het moreel gehalte van de wet.

Zolang het gaat over beslissen of auto’s rechts moeten rijden en links moeten voorsteken, is er geen moreel probleem. Bij levenskwesties als huwelijk, abortus, euthanasie, genderkeuze of de joodse besnijdenis, weegt dat moraliteitsgehalte wel. En dat zijn kwesties waarvan de morele dimensie veel omvattender zijn dan louter de religieuze praktijken waarover het wetsvoorstel het heeft.

Om een wettekst te verstaan, moet je weten wat de woorden betekenen. Waarom zou een wet wel prioriteit moeten hebben over ‘religieuze praktijken’, maar niet over seculiere, laïcistische praktijken? Trouwens, wat is een praktijk? Is dat een ritus, zoals de besnijdenis? Een volkstraditie, zoals een processie? Of is het een mores, zoals polygamie? Zijn dat religieuze symbolen in de kleding? Godsdienst op school? Of is ‘religieuze praktijk’ het belijden van een overtuiging, wat de Getuigen van Jehova doen?

Zolang de geladen term ‘religieuze praktijk’ niet preciezer omschreven wordt, is dit wetsvoorstel een juridisch gedrocht. En blijft het wat het in feite is: een stuk jakobijns militantisme.

Rechtspositivisme dominant

Dit wetsvoorstel is een voorbeeld van het positivistisch denken dat de rechtspraak al sinds lang domineert. Het is eigen aan positivistische juristen om wet en moraal van elkaar te scheiden. Rechtspositivisme erkent slechts één criterium: de wil van de soeverein, of die nu democratisch verkozen is of niet. Die wil heeft voorrang op de menselijke rede, op de moraal.

Dat positivisme zelf brak met een eeuwenoude traditie in de rechtsleer. Die rechtsleer legde wel een band tussen recht en moraal. Sinds het begin van de beschaving kan geen enkele vorm van samenleving de vraag ontwijken: waar ligt de ethische fundering van het gezag en de morele orde van de staat? Elke mens wil uiteindelijk weten waarom hij zus of zo moet handelen en wat het verschil is tussen het goede en het kwade.

Die fundering voor ethisch handelen vonden vroegere denkers in de natuurwet. De natuurwet-traditie stond absoluut centraal in het westerse rechtsdenken, in de moraalfilosofie en in onze beschavingsgeschiedenis. De natuurwet is het menselijke besef dat er morele normen zijn, vòòr alle wetten die samenlevingen opstellen.

De oude Grieken voedden dit denken met hun visie op de ordening van de natuur en de doelgerichte plaats van de mens daarin. Voor joden en christenen lag de bron van de natuurwet in een transcendente Orde, hoger dan de wil van de heerser. Cicero, Gratianus en Thomas van Aquino maakten er de ruggegraat van de westerse rechtsleer van. Met de Verlichting zette de afbraak van de rechtsleer van de natuurwet in. De mens is autonoom en erkent geen gezag boven hemzelf. Het modernisme, de secularisering en de maatschappelijke experimenten in de twintigste eeuw zetten die sloop verder. Wat de denkers van het natuurwet zagen als een aangeboren aansporing om doelgericht te leven, doen de positivisten nu af als subjectief gemoraliseer.

Diepe kloof

De kloof tussen positivisten en natuurwetmoralisten is diep. Positivisten willen niet zozeer de religie scheiden van de staat, zij willen de religie ùit de staat. De maatschappelijke druk is blijkbaar zo sterk dat velen, van theologen in katholieke universiteiten tot bisschoppen en kardinalen toe, zich schikken in de geseculariseerde staat en comfort zoeken in het ‘meegaan met de tijd’.

Zij voerden dan maar het concept natuurwet af, als ouderwets en waarschijnlijk te middeleeuws. Moralisten die zo nog hopen op een bescheiden plekje voor de religie, vergissen zich echter in de hardnekkigheid van hun tegenspelers. Hoop koesteren dat de positivisten ooit met de moralisten tot een compromis willen komen, is een illusie. Hier geldt nog steeds: ‘Ecrasez l’infâme!’

Als Onkelinkx haar zin krijgt

Tot zover de Kulturkampf die hier meespeelt. Bekijken we nu de praktische gevolgen, mocht dit wetsvoorstel wet worden.

Het zinnetje ‘de positieve wet heeft voorrang op religieuze praktijken’ is ogenschijnlijk geïnspireerd door de zorg om de invloed van de sharia in onze samenleving te beperken. Die zorg is legitiem. Maar de sharia-dreiging vereist een andere aanpak: vastberaden overheden, consequent optreden en strengere rechtspleging, met dialoog waar mogelijk. De sharia bestrijden gaat niet enkel over hoofddoeken, gescheiden zwemmen en ritueel slachten, maar vereist het doen respecteren van ons rechtsstelsel tegen inbreuken op het erfenisrecht, het huwelijksrecht en de clanrechtspraak.

De sharia bestrijden met een zinnetje dat herhaalt dat de wet moet gerespecteerd worden, is zelfbedrog en een signaal van zwakte van deze staat. En nog minder kan de oplossing erin bestaan de godsdienstvrijheid zelf aan te tasten of het ‘stopzetten van praktijken die de belangrijkste godsdienst de facto als staatsgodsdienst voorstellen’. Want dat zegt ons eigenlijk waar het wel om gaat.

Als het wetsvoorstel Onkelinx wet wordt, kunnen hospitaaldirecties die geen euthanasie willen uitvoeren, zich niet meer beroepen op gewetensbezwaren, iets wat de Europese rechtsleer nu nog aanvaardt.

Gewetensbezwaar

Ook tegen abortus kunnen dan geen gewetensbezwaren meer gelden. Mocht een volgende Belgische abortuswet bepalen dat abortus een medische ingreep is (bepaalde partijen werken al aan zo’n nieuwe wet), dan wordt het weigeren van abortus strafbaar. Met de Onkelinx-wet erbij zou de gewetensvrijheid tweemaal vergrendeld worden.

In de abortuswet van 2018, een moreel en juridisch onding, die de wet van 1992 ‘aan de tijdgeest’ aanpaste, is er al een strafbepaling voor personen ‘die proberen te verhinderen dat een vrouw vrije toegang heeft tot een zorginstelling die zwangerschapsafbrekingen uitvoert’. Fysieke dwang is uiteraard altijd strafbaar; dat hoefde niet herhaald te worden. Wat de positivisten de ogen uitsteekt, dat zijn die ProLifers die zwangere vrouwen willen aanzetten hun ongeboren kind te behouden. Elke stofzuigerverkoper mag mij overal en altijd lastig vallen, elke internet- of telefoonverkoper mag mijn privacy 24/7 verstoren. ProLifers, of ze religieus gemotiveerd zijn of niet, mogen de mensen niet aanspreken.

De Zweedse verpleegster Ellinor Grimmark, die geen abortus wil uitvoeren, werd door geen enkel Zweeds hospitaal aangenomen. Ook de rechtbank van Jönköping stelde haar in het ongelijk. Nochtans erkende Zweden, zoals België, het recht op gewetensvrijheid in medische interventies en stemde in de Raad van Europa mee een resolutie in die zin.

In de VS weigerden de Little Sisters of the Poor abortuspillen aan te schaffen, maar zij werden daartoe verplicht door Obamacare. Er was een uitspraak van het Hooggerechtshof nodig om hen gelijk te geven.

Nog meer gevolgen

Een Amerikaans homokoppel verkreeg dat een patissier veroordeeld werd omdat hij weigerde voor hen een huwelijkstaart met aangepaste spreuken te maken. Weer was het Hooggerechtshof nodig om de bakker gelijk te geven. Dat Hooggerechtshof moest ook tussenkomen, en 80 bladzijden argumenten produceren, om te bekomen dat een kruis op een militair kerkhof mocht blijven staan. Als we zo ver gekomen zijn, dan is er de facto geen godsdienstvrijheid meer.

Als het voorstel Onkelinx wet wordt, dan komt de joodse besnijdenis in gevaar. Nu reeds zijn er voorstellen in IJsland en in Duitsland om besnijdenis te verbieden omdat het medisch onverantwoord zou zijn en de rechten van het kind zou schenden. Zeventig jaar na de massamoord op de Europese joden, staan zij dan misschien opnieuw voor de keuze, hier bij ons in België: illegaal besnijden of emigreren.

Het zijn dus niet alleen dictatoriale regimes die burgers in het nauw kunnen drijven omwille van gewetensbezwaren. In de liberale democratieën van het Westen zijn we ook goed op weg. Ook hier staat de burger met religieuze, morele en humanitaire bezwaren, vaak reeds voor het moeilijke dilemma: wat doen? Hoe moet ik handelen als de wet botst met mijn geweten?

Het is goed dat de volksvertegenwoordigers in het nieuw verkozen parlement deze overwegingen in het achterhoofd hebben als het wetsvoorstel met de formule ‘de wet heeft voorrang op de religieuze praktijken’ opnieuw op hun tafel belandt.

De auteur is oud-diplomaat.

Commentaren en reacties