Een veelvoud Vlaanderen
Honderd keer Vlaanderen. En het mag gerust wat meer zijn.
foto © Doorbraak
Honderd keer Vlaanderen. Auteurs Karim Van Overmeire, Tomas Roggeman en Maarten Vanderbeke spreken over waarom ze het boek hebben geschreven.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementNaar aanleiding van hun kersverse boek Honderd keer Vlaanderen laten de auteurs Karim Van Overmeire, Tomas Roggeman en Maarten Vanderbeke hun licht schijnen over Vlaanderen, haar identiteit en de zo typerend gespannen relatie tussen Vlamingen en die identiteit.
Waarom hebben jullie besloten dit boek te schrijven? Sluit het aan bij de huidige ‘identitaire tijden’?
Vanderbeke: Mocht ik niet de nood aan een dergelijk boek gevoeld hebben, dan was ik er niet aan begonnen. Die nood komt inderdaad voort uit wat jij ‘identitaire tijden’ noemt. Alleen wil ik daar graag aan toevoegen dat dit geen nieuw fenomeen is. Tot niet zo lang geleden werden Vlaamsgezinden met de nek aangekeken. Dat heb ik altijd zo vreemd gevonden: dat zo weinig Vlamingen trots zijn op hun erfgoed. Dat ze het zelfs amper lijken te kennen. Daar komt gelukkig enigszins verandering in. Terwijl een zelfverklaarde culturele elite in Vlaanderen en Europa probeert identiteit als iets verouderd weg te zetten, gaan mensen net op zoek naar hun identiteit.
Dit boek probeert op luchtige wijze weerwerk te bieden. Het wil helemaal geen aanzet zijn tot navelstaarderij en mensen vol weemoed doen terugkijken op het Vlaanderen van weleer.
Van Overmeire: Geen enkel idee is origineel. Toen ik enkele jaren geleden in Bretagne op vakantie was, vond ik in een toeristische winkel het boekje Fier d’être Breton. Het valt niet te vergelijken met het boek dat we nu uitbrengen: het was gedrukt op goedkoop papier en zonder illustraties. Bij mijn weten bestond er geen gelijkaardig werk over Vlaanderen, alhoewel daar misschien wel interesse voor zou zijn.
Eerlijk gezegd, het idee heeft een hele tijd moeten rijpen. Ik heb er Tomas en Maarten over aangesproken omdat ik niet wou opgesloten blijven in mijn eigen interessesfeer. We hebben met ons drieën ook heel wat andere mensen aangesproken met de vraag wat Vlaanderen of ‘Vlaming zijn’ voor hen betekent. Ondertussen had ik ook Jean-Pierre Swirko leren kennen: een professionele fotograaf met een duidelijke eigen kijk op de dingen. Zijn foto’s zijn voor mij even belangrijk en veelzeggend als de tekst.
Roggeman: We willen het zelfbewustzijn over de Vlaamse identiteit versterken. We merkten de voorbije jaren heel wat getouwtrek over Vlaamse dan wel Belgische identiteit. Wij willen met ons boek vooral de aandacht vestigen op een paar zaken die uniek zijn voor Vlaanderen en die bepalend kunnen zijn voor de Vlaamse identiteit, zoals die door heel wat Vlamingen beleefd wordt. Maar we willen het ook hebben over zaken die vandaag relevant zijn. En dan niet alleen de Vlaamse Beweging, maar ook zeer alledaagse zaken waarvan je je gewoon niet bewust bent dat ze uniek Vlaams zijn. Garnaalkroketten zijn daarvan een heel grappig voorbeeld: 90% van alle garnaalkroketten in de wereld worden in Vlaanderen opgegeten. Nederlanders draaien zowat alles in hun kroketten, maar geen garnalen want die vinden ze te duur.
Identiteit of identiteiten?
Is er een verband met Objectief V en/of met het eerder verschenen Onvoltooid Vlaanderen van Frank Seberechts?
Vanderbeke: Het spreekt voor zich dat het boek past binnen Objectief V. Onvoltooid Vlaanderen doet dat ook, maar verder hoeft daar, wat mij betreft, geen link gezocht te worden. Het is wel een mooie tendens dat steeds meer mensen proberen die Vlaamse identiteit in kaart te brengen.
Roggeman: We zijn inderdaad met Sander Loones en Matthias Diependaele het gesprek aangegaan om na te gaan in hoeverre het aansluit bij hun verhaal. Maar in tegenstelling tot het boek van Seberechts heeft het onze weinig te maken met de Vlaamse emancipatiestrijd. Natuurlijk, vanwege onze persoonlijke belangstelling zijn er veel verhalen die een duidelijke historische inslag hebben. We wilden echter zeer bewust niet alleen mikken op de mensen die al overtuigd zijn van de meerwaarde van Vlaanderen en onze eigenheid in Europa en de wereld, maar ook populariserend te schrijven en zo uit te dragen naar een zeer breed publiek, ook buiten de klassieke Vlaamse beweging.
Wat is het uitgangspunt van het werk met betrekking tot de Vlaamse identiteit? Wordt die beschouwd als iets essentialistisch, of eerder pluralistisch-meerlagig opgevat?
Van Overmeire: Het debat over Vlaamse identiteit – bij uitbreiding: over identiteit in zowat elk van de Europese naties – wordt vooral gevoerd tussen wetenschappers, intellectuelen en pseudo-intellectuelen die elkaar trachten te overtroeven met allerlei termen en citaten. Ik kan wel genieten van een dergelijk gladiatorengevecht. Maar 98 % van de mensen die zich op één of andere manier Vlaming voelt, heeft geen idee of dat gevoel nu ‘essentialistisch’ of ‘pluralistisch-meerlagig’ is. Neem gerust de proef op de som. Voor die 98 % is dit boek geschreven: honderd korte verhaaltjes over Vlaanderen en de Vlamingen, over helden en schurken, vol weetjes en met een knipoog naar de geschiedenis.
Vanderbeke: Je kan niet tegen mensen zeggen: ‘Dit is een goede Vlaming en dat is een slechte Vlaming.’ Het is onmogelijk om de Vlaamse identiteit te vatten in amper 100 verhalen. Identiteit is voortdurend in verandering. Nietzsche schreef Ecce homo: hoe is de mens geworden wie hij is? Een vraag die ook Vlamingen zich moeten stellen. Het antwoord is niet eenvoudig en heeft vele lagen. Ik denk niet dat we de pretentie mogen hebben te zeggen dat wie dit boek leest, eindelijk het Vlaming-zijn zal begrijpen. We hebben echter wel de moed te stellen dat dit 100 verhalen zijn die het recht hebben gekend te zijn.
Roggeman: Identiteit is veranderlijk. Een cultuur die duidelijk aflijnbaar is en die je zuiver kan bepalen is – zoals ik Raf Praet ooit heb horen zeggen – een dode cultuur. Elke cultuur is veelzijdig en veranderlijk. Er zijn subculturen en onderstromen. En zeker vandaag de dag zijn er ook mensen die een stukje buitenlandse identiteit met zich meedragen. Ook dat speelt mee, maar wat wij hebben proberen te doen is na te gaan welke elementen Vlaanderen Vlaams maken. Zo eenvoudig is het.
Constructie en canon
In hoeverre werd er rekening gehouden met de spanning die er bestaat tussen enerzijds het ‘geconstrueerde’ van de definitie van een gemeenschappelijke identiteit en anderzijds de feitelijkheid van elementen die deze gemeenschappelijke identiteit schragen?
Van Overmeire: Natuurlijk zijn sommige verhalen ‘geconstrueerd’ in de zin dat we vooral de elementen beklemtonen die relevant zijn voor ons verhaal. Tegelijk ben ik erg teleurgesteld in degenen die onze verhalen willen ‘ontmythologiseren’: hun zogenaamd wetenschappelijk discours bevat vaak evenveel mythen en verdraaiingen en dient vooral om hun politieke standpunten te onderbouwen.
Roggeman: We komen uit een tijdperk waarin het bijna taboe was het woord ‘volk’ uit te spreken, in sommige kringen nog altijd. Daar gaat men er van uit dat er niet zoiets bestaat als een collectief bewustzijn, dat er enkel het individu is en dat elk individu een mini-cultuurtje op zichzelf is. Dat is natuurlijk onzin: we hebben een gedeeld cultureel referentiekader, of je het nu wil of niet. Maar niet alles is even bepalend voor wat en wie wij zijn vandaag. Ik denk dat weinig mensen hun identiteit zullen laten bepalen door het feit dat hier het grootste deel van de koffie-opslag is, of dat er in de 19e eeuw een Vlaming naar Noord-Amerika is getrokken om de Dakota en de Sioux te gaan bekeren. Maar dat geeft wel aan welke rol wij in de wereld al hebben gespeeld en te spelen hebben.
Kan dit werk worden beschouwd als (een aanzet tot) een ‘Vlaamse canon’?
Vanderbeke: Of dit boek een aanzet hoort te zijn tot een ‘Vlaamse canon’ zullen de lezers moeten uitmaken; dit zelf zeggen zou getuigen van enige hoogmoed en laat het nu net hybris zijn dat Vlamingen vreemd is.
Roggeman: Het doel van het boek is niet zozeer om op zoek te gaan naar dat canon en om een shortlist te geven van factoren die ons definiëren in onze identiteit. Het is een ‘trotse’ Vlaamse traditie om de wortels ervan te miskennen. Te zeggen dat het allemaal niet zoveel voorstelt en er schouderophalend lacherig over te doen. Nu, dat element zit er ook wel in: lees het stuk over de koterij, de achterbouw en de lintbebouwing maar eens. We zijn dus zeker niet te beroerd om toe te geven dat we als Vlaamse gemeenschap soms grandioos collectief de mist in gaan.
Schrijven is schrappen
Is er een bepaalde logica in de opbouw van het boek? Zijn er een paar rode draden in te herkennen?
Roggeman: We hebben het bewust kriskras gehouden. De eerste opbouw was trouwens volgens een 10 x 10-formule: tien verhalen binnen tien thema’s. Dat hebben we losgelaten omdat we anders repetitief zouden werken – tien verhalen over architectuur, waarin we dan uitweiden over verschillende gebouwentypes, belforten, begijnhoven,… Ik ben er van overtuigd dat het nu minder saai is door er afwisseling in te steken. Dat je de logica dus niet hebt gevonden, is logisch.
Van Overmeire: Iedereen die schrijft, weet het: schrijven is schrappen. Door Tomas en Maarten bij het project te betrekken, had ik wel twee jonge kerels met een goede pen aan boord gehaald. Maar we zijn natuurlijk ook drie Oost-Vlamingen met een meer dan gemiddelde interesse in geschiedenis. Het gevaar bestond dan dat we honderd geschiedenislesjes over Aalst en Dendermonde kregen. Bijgevolg hadden we veel aandacht voor een goede geografische spreiding en maakten we ruimte voor onverwachte niet-historische invalshoeken: een kookboek, computer games, mode-ontwerpers, DJ’s, stripverhalen,…
Vanderbeke: Toch konden we moeilijk om geschiedenis heen. Er zijn veel verhalen over ons volk en onze gewesten die de geschiedenishandboeken in de scholen niet halen. Dat is logisch, maar tegelijk ook jammer. Daarom hebben we enkele van de markantste van die verhalen ook in het boek opgenomen.
Ongetwijfeld moesten er een aantal moeilijke keuzes worden gemaakt om tot 100 markante feiten te komen, dus som eens op:
- Als je het mocht overdoen: welk geschrapt stukje mag er voor jou terug in?
- Welk stukje dat er nu in staat zou je bij nader inzien schrappen?
- Wat is naar jouw mening het meest ‘controversiële’/vergezochte verhaal?
- Welk verhaal kende je zelf nog niet?
Van Overmeire: In het Spaans legermuseum in Toledo ontdekte ik het verhaal achter de Spaanse uitdrukking: ‘poner una pica en Flandes’ of ‘Een piek in Vlaanderen planten’. Die uitdrukking betekent dat iemand een zeer moeilijke opdracht toch tot een goed einde brengt. Ze gaat terug tot de grote moeilijkheden die de Spanjaarden tijdens de Tachtigjarige Oorlog ondervonden om hun eenheden piekeniers vanuit Spanje naar de Lage Landen brengen. Het was één van mijn favoriete verhaaltjes. Maar omdat we ook al over het Beleg van Oostende en de Val van Antwerpen schreven, is het gehele verhaal gereduceerd tot een opmerking in de marge. Tijdens onze brainstorm-sessies doken er veel meer onderwerpen op. Je moet dan streng durven zijn. Heel wat verhalen zijn gesneuveld nadat ze al helemaal uitgeschreven waren.
Vanderbeke: Elke keuze was weloverwogen en ik vind niet dat het zin heeft om daarop terug te komen. Mocht je me nu spreekwoordelijk het mes op de keel zetten en vragen om toch een verhaal toe te voegen, dan kies ik voor dat over Vlaamse polyfonie. Een stuk waarin het verhaal verteld wordt over één van de eerste rondtrekkende muziekgezelschappen in het Europa van de zestiende eeuw, de Capilla Flamenca. Een stuk opofferen kan ik echter met de beste wil van de wereld niet.
Sommige verhalen hebben we met de nodige dosis humor opgevat. De vergelijking tussen Walewein en Rambo is daar een mooi voorbeeld van. Ze is misschien wat vergezocht, maar het punt komt daardoor wel duidelijk over. Het meest controversiële verhaal vind ik dan weer dat over het onderwijs. Iedereen heeft er een mening over en vindt zichzelf expert. Een heikel onderwerp dus, dat we absoluut niet uit de weg mogen gaan. Tijdens het schrijven heb ik zelf een hele hoop over Vlaanderen en de Vlamingen bijgeleerd, maar het eigenaardigste vind ik dat over de bananen.
Roggeman: Ook ik had nog niet gehoord dat we in Vlaanderen de grootste bananencollectie ter wereld bewaren. Degene die ik er graag nog in had gezien is onze shortlist van typisch Vlaamse gerechten. We zijn er namelijk van overtuigd dat onze keuken dezelfde is als de Franse, maar dat klopt niet. Iets heel typerends voor onze manier van koken is dat we vaak vlees met fruit combineren. Klassiekers zoals konijn met pruimen, worst met appelmoes,… Dat kom je elders veel minder tegen. Dat Vlamingen Amerika zouden hebben ontdekt vind ik dan weer passen onder de categorie ‘leuk geprobeerd, maar…’ En als ik écht iets zou moeten schrappen, vind ik het verhaal over de Vlaamse kant iets te cliché.
Wenken voor de toekomst
Wat zijn volgens jullie bedreigingen of uitdagingen voor de Vlaamse identiteit in de nabije toekomst?
Vanderbeke: Het woord ‘bedreiging’ komt behoorlijk negatief over. Mensen leggen dan al snel de link met, bijvoorbeeld, de val van het West-Romeinse Rijk en potentiële tegenstanders zien daarin het feit dat we inderdaad gevaarlijke navelstaarders zijn die voor de status quo gaan. ‘Uitdagingen’ vind ik beter gekozen en onze grootste uitdaging is dat we onszelf niet kapot laten relativeren. We zijn niet beter dan anderen, maar we hebben een geschiedenis en we hebben een identiteit. Als we die twee zaken niet vergeten, hebben we ook een toekomst.
Van Overmeire: Binnen honderd of tweehonderd jaar zullen er nog altijd mensen wonen in het gebied dat we nu Vlaanderen noemen. Die mensen zullen zich vermoedelijk ook een gemeenschappelijke identiteit aanmeten. Kijk naar een stad als New York of ondertussen ook Londen of Parijs: de inwoners komen uit de hele wereld, maar toch vinden ze dat ze ‘anders’ zijn dan de andere bewoners van het land.
Of die Vlaamse identiteit van de toekomst nog zal aansluiten bij het boek dat we nu geschreven hebben, weet ik niet. De sleutel tot de geschiedenis ligt vaak in de demografie. Als je kijkt naar het percentage kinderen dat in de Vlaamse Ruit in anderstalige gezinnen wordt geboren, dan weet je dat de autochtone Vlamingen in het Vlaamse kerngebied binnen afzienbare termijn een minderheid zullen vormen. Veel van die anderstaligen vinden, door inburgering en vooral door ons onderwijs, uiteindelijk wel aansluiting bij de Vlamingen. Maar om je aan te sluiten moet er natuurlijk wel iets zijn waar je aansluiting kan bij vinden. Daarom dat een sterkere Vlaamse identiteit noodzakelijk is. Een goed functionerende, solidaire samenleving heeft een gemeenschappelijke sokkel nodig. Daar horen gemeenschappelijke verhalen bij. Ook daarom hebben we dit boek geschreven.
Roggeman: De grootste bedreiging voor de Vlaamse identiteit is inderdaad de ontkenning ervan. Trouwens: landen waar dat culturele besef van de eigen identiteit het meest leeft, slagen er het beste in nieuwkomers te integreren. Met de VS als meest markant voorbeeld. Wie er ook migreert naar de VS: die mensen wíllen Amerikaan worden. Je kan er over discussiëren of dat VS-model ideaal is. Of het strikt noodzakelijk is elke ochtend de vlag te groeten, daarvan ben ik ook niet overtuigd.
Maar zet dat tegenover onze situatie: je kan geen krant openslaan of er zegt wel één of andere opiniemaker dat er ‘verbinding moet zijn in de samenleving’. Maar sta dan toe dat we verbinden! Sta toe dat we wijzen op een verbindende identiteit als Vlamingen. Ik vind het dan wel bijzonder straf dat diegenen die het hardste oproepen tot verbinding in de samenleving dezelfde zijn die het hardst het bestaan van een collectieve identiteit miskennen. Dat heeft ook gevolgen voor de integratie van nieuwkomers. Waarom zouden mensen zichzelf willen integreren in een cultuur die zichzelf minacht? Dat wil niemand. Daarin zit een grote contradictie en absurditeit en daar zet ik mij radicaal tegen af.
Spanningsvelden
Hebben jullie bij het schrijven van het boek ook nagedacht over invloeden van buitenaf die Vlaanderen Vlaams maken? Waarom wel of niet?
Van Overmeire: De Vlaamse identiteit is voortdurend aan invloeden van buitenaf onderhevig. Veel van onze kledij komt uit het buitenland, veel van de films op televisie, veel van de muziek die we op de radio horen… De meeste Vlamingen spreken minstens een mondje Frans of Engels en bijna iedereen heeft ondertussen buitenlandse vrienden en kennissen. We lezen auteurs uit heel de wereld, al dan niet in vertaling. Tot in het kleinste dorp vind je een pizzeria, een pitabar en een Chinees. Dit boek focust vooral op wat ons onderscheidt van de rest van de wereld en op de invloed die Vlamingen in het buitenland gehad hebben. We zijn dan ook niet krampachtig en kunstmatig op zoek gegaan naar enkele figuren met buitenlandse roots om verhalen rond te schrijven. Zoveel politieke correctheid is aan ons niet besteed, dat zal u ons hopelijk willen vergeven.
Roggeman: Ik wil dit illustreren aan de hand van een voorbeeld: bier is dan wel uitgevonden in het Midden-Oosten, maar wij hebben het hier gewoon een paar niveaus hoger getild (lacht). Nu, de missie van het boek was specifiek op zoek te gaan naar wat Vlaanderen Vlaams maakt. De verhouding met het buitenland is daarin van ondergeschikt belang.
Dat wil niet zeggen dat je je daarom cultureel superieur moet voelen, ik geloof dat er heel wat valabele culturen in de wereld bestaan. Ik voel mij als Vlaming niet beter dan de rest. Er zijn talloze andere waardevolle culturen in de wereld, maar dat wil niet zeggen dat je je eigen cultuur niet mag uitdragen en benadrukken wie je zelf bent.
Op zekere momenten ervaar ik in het boek een spanning tussen de identiteiten van ‘Vlaanderen’ en de ‘Lage Landen’. Anders gezegd: waar stopt de geschiedenis van Vlaanderen en begint die van de Lage Landen en in hoeverre speelde die spanning een rol in het tot stand komen van het boek?
Roggeman: De grens met Nederland is vroeger zeer arbitrair getrokken, op zuiver militaire basis uitgaande van de posities van de Spaanse en Nederlandse legers. Wij stonden er maar bij en keken er naar.
Ik denk wel dat er een aantal valabele elementen bestaan die we in ere moeten houden en die we inderdaad gemeenschappelijk hebben met onze Noorderburen. Maar we moeten eerlijk zijn: we drijven uit elkaar. 50 jaar geleden stemden we nog massaal af op Nederlandse zenders. Nu is dat niet meer het geval.
Van Overmeire: De geschiedenis van het graafschap Vlaanderen, het hertogdom Brabant en Loon is natuurlijk helemaal ingebed in die van de Lage Landen. Anderzijds is de scheiding tussen Noord en Zuid sinds de 16de eeuw een feit. Je kan daar geen abstractie van maken. Onze oorspronkelijke ambitie was zelfs om een boek te schrijven waarin de woorden ‘België’ of ‘Belgisch’ helemaal niet voorkwamen, maar dat bleek uiteindelijk te hoog gegrepen. Doorheen het gehele boek merkt de lezer hopelijk wel dat de auteurs een gezonde Groot-Nederlandse reflex hebben. Nederland is niet zomaar een buurland. We tonen de bijzondere verhouding die we als Vlamingen hebben, of willen hebben, met Nederland. Ook al is de liefde niet altijd wederzijds.
Vanderbeke: Ik denk dat we na 1585 in een aantal domeinen wel uit elkaar gegroeid zijn, maar dat antwoord is al te gemakkelijk. Vandaag heerst een gezonde rivaliteit tussen Vlaanderen en Nederland. Net zomin als je kan spreken over ‘de’ Vlaming, kan je spreken over ‘de’ Nederlander. Met Noord-Brabanders en Nederlands Limburgers hebben vele Vlamingen meer gemeen dan met pakweg Hollanders. Dat neemt niet weg dat we een stuk van onze geschiedenis delen. Dat uit zich in het boek vooral in het culturele domein en dat zie je ook vandaag nog.
Eigenlijk kan je ons het beste vergelijken met twee broers, opgegroeid onder hetzelfde dak en uiteindelijk naast elkaar gaan wonen. Logischerwijze komen die broers dan nog vaak bij elkaar op bezoek en zijn er sterke gelijkenissen in hoe ze leven. Toch groeien ze steeds meer uit elkaar en op een bepaald ogenblik zouden ze met de beste wil van de wereld niet opnieuw kunnen samenwonen onder één dak. Het zal voor de twee broers dan niet gemakkelijk zijn om precies dat punt aan te duiden waar het uit elkaar groeien plots onomkeerbaar blijkt en eigenlijk is dat voor elk domein een ander punt of moment.
Roggeman: Maar kijk ook eens naar het voorbeeld Frans-Vlaanderen. Het valt wel op dat als je in de landelijke gebieden komt, Kassel, Hazebroek, Broekburg,… je daar veel Vlaamse Leeuwen ziet wapperen. De mensen kennen daar dus ook een Vlaamse identiteit, maar dat is wel een andere dan de onze. Ze dragen daar de sporen mee van wat Vlaanderen was, maar niet meer van wat het is. Het geeft eigenlijk een goed beeld van wat er zou zijn gebeurd met ons als we de Guldensporenslag hadden verloren of Lodewijk XIV meer gebied had kunnen veroveren.
Het boek Honderd keer Vlaanderen is hier te koop
Categorieën |
---|
Laurens Verrelst is filosoof en literatuurwetenschapper. Hij interesseert zich voor alles wat met gemeenschapsvorming en groepsidentiteit heeft te maken.
Een gruwelijk eerlijke roman over een man die zichzelf een spiegel voorhoudt en weinig verkwikkelijke conclusies trekt.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.