JavaScript is required for this website to work.
post

Een zomerse zondag in de Westhoek

Vooruitblikken in het verleden

Paul Cordy5/9/2018Leestijd 4 minuten
Foto tijdens de IJzerbedevaart in 1998.

Foto tijdens de IJzerbedevaart in 1998.

foto © Reporters

5 september 1920: met een pelgrimstocht naar het graf van Joe English was de eerste IJzerbedevaart een feit. Dé jaarlijkse afspraak van de Vlaamse Beweging ging in 2012 roemloos ten onder.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Het moet een hele onderneming geweest zijn, die zondag 5 september 1920, om naar Steenkerke af te zakken – toen een zelfstandig dorpje, nu een deelgemeente van Veurne. De Westhoek lag er nog grotendeels verwoest bij, de sporen van de oorlog die twee jaar voordien nog volop raasde waren nog goed te zien. Dat schrok een grote menigte echter niet af om op die dag het graf van Joe English te bezoeken. English, een Vlaamse kunstenaar met een Ierse vader die in 1914 gemobiliseerd was, was op 31 augustus 1918 in een militair hospitaal in Vinkem gestorven aan een niet behandelde blindedarmontsteking. Geen gesneuvelde soldaat, maar feitelijk wel een oorlogsslachtoffer. English had voor de oorlog reeds regelmatig aan Vlaamsgezinde publicaties meegewerkt, en in 1916 leverde hij het ontwerp van het bekende Heldenhuldezerkje – een grafzerk met een Keltisch kruis en daarop de afkorting AVV-VVK – dat voor gesneuvelde Vlaamse soldaten als alternatief moest dienen voor de uitsluitend van een Frans opschrift voorziene Belgische grafzerken. Na zijn dood organiseerde Cyriel Verschaeve een ware cultus rond English, culminerend in de hulde op die eerste zondag van september in 1920. Meteen was de IJzerbedevaart geboren.

De volgende jaren zou de bedevaart telkens op een andere plaats een vervolg krijgen. In 1921 bij het graf van de gebroeders van Raemdonck in Steenstraete en in 1922 in West-Vleteren bij het graf van Renaat De Rudder. In 1923 ging men op bedevaart naar de stukgeslagen Heldenhuldezerkjes in Oeren, Alveringem. Die zerkjes waren steeds een doorn in het oog geweest van het Belgische leger. Reeds tijdens de oorlog werden ze bewerkt met cement om het ‘Alles voor Vlaanderen’ te wissen. Na de oorlog wilde het Belgische leger alle zerken vervangen door uniforme grafstenen. Ook en vooral de Heldenhuldezerkjes moesten er aan geloven en werden verbrijzeld om er wegen mee aan te leggen. De organisatoren van de bedevaarten wilden de Heldenhuldezerkjes redden en allemaal verzamelen op een begraafplaats in Kaaskerke bij Diksmuide, waar dan in 1924 de IJzerbedevaart zou doorgaan. Alleen was het Belgische leger al zo ijverig te werk gegaan dat meer dan de helft van de zerken vernietigd was. Met de steun van de Frontpartij en het Verbond van Vlaamse oud-Strijders konden toch nog de overblijvende zerken gered worden. Als eerherstel voor die vernielde zerken werd de 50 meter hoge IJzertoren gebouwd, geïnspireerd op de zerkjes.

Sacrale heldencultus

De IJzerbedevaarten hadden als kern de herdenking van een aantal gesneuvelde Vlaamse soldaten die wegens hun inzet, overtuiging, afkomst en gedrag symbool stonden voor de manier waarop de Vlamingen in het Belgisch leger en bij uitbreiding de Belgische staat werden behandeld. Er ontstond rond die gesneuvelden – de IJzersymbolen – een sterke romantische heldencultus met een sterke sacrale inslag rond het offer dat zij hadden gebracht. Bevreemdend misschien voor ons in de 21ste eeuw, maar wellicht niet zo vreemd als men andere monumenten gewijd aan de Eerste Wereldoorlog ziet. Een bezoek aan het Ossuaire de Douaumont in Verdun maakt duidelijk dat niet alleen de IJzertoren als sacrale herdenkingsplek van gesneuvelde soldaten werd ingericht.

Spreekbuis van de Vlaamse Beweging

De IJzerbedevaarten droegen van meet af aan ook een sterke politieke boodschap uit, een boodschap die weliswaar mee evolueerde met de politieke ontwikkelingen in het land maar toch een duidelijke kern bleef behouden, geconcentreerd in de drie leuzen ‘Nooit Meer Oorlog – Godsvrede – Zelfbestuur’. Programmatorisch op het eerste zicht duidelijk, niettemin meerdere malen de oorzaak van een slagveld aan interpretaties. Zo wordt het ‘Nooit Meer Oorlog’ de laatste decennia als een radicaal-pacifistische boodschap gelezen. De vraag is echter of dit historisch wel klopt, en of het oorspronkelijk niet meer ging om een antimilitaristische boodschap, gericht tegen een Belgisch militair establishment. Sneuvelen voor een kunstmatige Belgische staat was zinloos, maar was dat ook nog zo als het een offer voor Vlaanderen betrof? Daar was wellicht minder eensgezindheid over. Ook voor het ‘zelfbestuur’ varieerde de interpretatie, gaande van een pleidooi voor een federale staat die de Vlaamse politieke rechten en eisen respecteerde tot een radicaal pleidooi voor Vlaamse onafhankelijkheid. De Godsvrede, oorspronkelijk een garantie voor een vrijzinnige minderheid bij een manifestatie met een bijzonder sterke katholieke inslag, werd hertaald naar een samenwerking tussen alle mogelijke politieke strekkingen.

De IJzerbedevaart groeide al in de loop van de jaren 20 uit tot de belangrijkste manifestatie binnen de Vlaamse Beweging, en volgde dan ook het wel en wee van die beweging: de radicalisering van een sterk anti-Belgisch nationalisme in de jaren 20 en 30, de oorlogsbedevaarten die zo sterk bij de collaboratie aanleunden dat men later verkoos ze te vergeten en niet in de officiële telling mee op te nemen, de weerslag van die collaboratie met de dynamitering van de IJzertoren, de reactie hierop die leidde tot de heropstanding (inclusief die van de IJzertoren), de breuk tussen de nationalisten en de politieke christendemocratie in de jaren 50 en begin jaren 60, de massamanifestaties waar vele tienduizenden de eisen van de opkomende Vlaamse natie mee kwamen ondersteunen in de jaren 60, 70 en 80, het afkalven van de Vlaamse Beweging als massabeweging in de jaren 90, de breuk tussen een progressieve vleugel en een meer radicale en uitgesproken rechtse nationalistische vleugel en de ineenstorting als betekenisvolle politieke manifestatie de afgelopen twee decennia.

Een troosteloos einde

Die ineenstorting werd ingezet in de jaren 90, toen een mislukte verbredingspoging en een hertaling van de oorspronkelijke slagzinnen naar ‘Vrede, Vrijheid en Verdraagzaamheid’ – een hertaling waar inhoudelijk heel wat bedenkingen en kanttekeningen bij te maken zijn – mislukte in zijn opzet om de Vlaamse Beweging te verbreden. De Bedevaart kende zijn absolute dieptepunt toen in 1996 de twee genoemde strekkingen bij wijze van spreken (en ook wel een beetje letterlijk) vechtend over de Bedevaartweide rolden. Een beschamende vertoning die meteen de doodsstrijd van de IJzerbedevaart inzette. De volgende jaren werd bijzonder veel energie gestoken in de strijd tussen die twee vleugels, met de nodige banvloeken en verwijten wederzijds, tot in 2003 de scheiding definitief bezegeld werd door de organisatie van de eerste IJzerwake door de radicale vleugel van de Vlaamse Beweging. De Bedevaarten die eens de spreekbuis waren van de Vlaamse Beweging, waren er nu mee – niet uitsluitend — de oorzaak van dat diezelfde Vlaamse Beweging zijn politieke relevantie compleet dreigde te verspelen en maar moeizaam aansluiting vond bij de politieke evolutie die Vlaanderen deze eeuw meemaakte. De Godsvrede was in ieder geval definitief begraven.

Voor de IJzerbedevaart viel het doek in 2012. Die 85ste Bedevaart op 26 augustus was een uiterst treurige vertoning met nauwelijks enkele honderden deelnemers. Een aantal kilometer verder verzamelden er diezelfde dag een kleine vijfduizend mensen op de IJzerwake – samengeteld slechts een fractie van de tienduizenden Vlamingen die ooit jaarlijks op bedevaart naar de IJzertoren gingen. Het IJzerbedevaartcomité vervelde tot museumbeheerder zonder enige politieke relevantie of betekenis. De IJzerwake riep zichzelf uit tot behoeder van de traditie van de IJzerbedevaarten. Of ze die ambitie überhaupt kàn waarmaken is nog maar de vraag.

Paul Cordy is historicus en studeerde daarnaast nog Duitse taalkunde, filosofie en rechten. Hij was free lance journalist, leraar Duits en studiebegeleider Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. Hij is districtsburgemeester van Antwerpen en gewezen Vlaams Parlementslid. Hij schreef onder meer "Wij zingen Vlaanderen vrij: Het verhaal achter 75 jaar Vlaams Nationaal Zangfeest', een verhaal dat hij zelf als jarenlang regisseur mee vorm gaf.

Meer van Paul Cordy

‘Ik ben Alexander De Croo, de premier waar 92,5 % van de Belgen niet op zat te wachten en wiens aanstelling 100 % van de Belgen verraste.’

Commentaren en reacties