JavaScript is required for this website to work.
post

De kinderen van de jihadi…

...die net de kinderen van de collaboratie zijn

Paul Cordy17/6/2019Leestijd 5 minuten
Christophe Busch en Marion Van San in de studio van De Afspraak

Christophe Busch en Marion Van San in de studio van De Afspraak

foto © vrt

De vergelijking tussen de kinderen van de collaboratie en die van de Syriëstrijders is misplaatst moralistisch en leidt af van de essentie.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Panelgesprekken blijken er een patent op te hebben: in een langer debat over Syriëstrijders komt er altijd wel iemand met een verwijzing naar de Oostfronters of zelfs het bredere collaboratieverleden op de proppen. Zo ook in De Afspraak van donderdag 13 juni, waar criminologe Marion Van San en Christophe Busch, directeur van het museum in de Dossin-Kazerne de repatriëring van de kinderen van een aantal Belgische Syriëstrijders verdedigden.

We moesten lessen trekken uit wat de kinderen van de collaboratie hadden meegemaakt, heette het. Alsof de bredere context en een fundamenteel veranderde maatschappij er plots niet meer zouden toe doen. Niet toevallig werd er even voordien in het gesprek verwezen naar de Vlaams-nationale verkiezingsgolf in Vlaanderen. De obligate directe link naar de collaboratie lijkt dan toch wel heel sterk op een zeer bedenkelijke instrumentalisering van het verleden om daar een politiek effect mee te scoren: ‘Kijk eens, beste Vlaams-nationalisten, die jongens en meisjes lijken toch een beetje op jullie, je mag er tot in je Twitterberichten wel wat meer empathie en begrip voor tonen.’

Je vraagt je dan af waarover je nog het meest verbaasd moet zijn: het feit dat men 75 jaar na datum nog steeds een rechtstreeks verband tussen het Vlaams-nationalisme anno 2019 en de Tweede Wereldoorlog meent te moeten maken dan wel de compleet niet ter zake doende vergelijking tussen twee bijzonder verschillende historische fenomenen.

Oostfront…

Parallellen trekken tussen Syriëstrijders en Oostfronters vereist toch wel bijzonder veel intellectuele soepelheid – en dat overigens los van ieder moreel waardeoordeel over één van beide fenomenen, we mogen uiteindelijk niet vergeten dat aan beide fronten onnoemelijke wreedheden zijn gepleegd, al dan niet door jongens die in Vlaanderen zijn opgegroeid.

Toen de vrijwilligers voor het Oostfront zich gingen melden verkeerde ons land zelf in een uitzonderlijke oorlogssituatie, een oorlog die bovendien zeer sterk ideologisch gekleurd was. Het land kende een bezettingsregime waar informatie uiterst gefilterd en gekleurd tot bij de bevolking kwam. Oostfronters werden door een bezettingsmacht ingelijfd in reguliere militaire eenheden onderworpen aan een interne militaire tucht. Die rekrutering gebeurde ordentelijk door de bezettende overheid. De strijd speelde zich af aan het front en vertaalde zich slechts in beperkte mate naar het thuisfront door acties van het verzet en de reacties daarop.

Tegelijkertijd voltrok zich aan het thuisfront met onder meer de deportaties van de joodse bevolking een misdaad buiten alle proporties. De vijand waartegen men streed werd voor de oorlog door zeer velen ook effectief als een externe bedreiging gezien. De nederlaag op het einde was totaal. De ideologie waarvoor men streed was fundamenteel verslagen, de meeste Oostfronters gingen ordentelijk in krijsgevangenschap om van daaruit overgeleverd te worden aan het gerecht.

versus Syrië

Jihadi’s trokken naar Syrië om daar in een complexe burgeroorlog tegen een regering te gaan vechten, maar dat anti-regeringskamp had vele gezichten. Ze deden dat terwijl ze feitelijk al wisten dat dit strafbaar was, en dat zelfs alleen al strijders rekruteren strafbaar was. Informatie over het conflict was ruim voorhanden en ze vormde zelfs een belangrijke drijfveer.

Men kwam ter plekke terecht in een lokaal conflict met internationale dimensies, waar bepaalde landen zeer actief partij kozen maar de rest van de internationale gemeenschap, inclusief het land van waar ze vertrokken, worstelde met de manier waarop ze met dit conflict moesten omgaan.

Na afloop wachtte hen thuis mogelijke vervolging of internering ergens in een kamp in de regio. Het einde van het conflict betekende ook niet echt het einde voor veel strijders, vooral omdat in hun ogen het conflict wereldwijd nog niet ten einde is.

Oostfronters of Internationale Brigadisten

Een lokale burgeroorlog die omwille van de landen die de verschillende partijen ondersteunen een internationale dimensie krijgt, terwijl andere landen worstelen met een non-interventie in het conflict. Vrijwilligers die strafbaar zijn omwille van hun deelname aan het conflict, een burgeroorlog die met de nodige wederzijdse wreedheden gepaard gaat waarbij sommige buitenlandse mogendheden er niet voor terugschrikken om de volle kracht van hun militaire overwicht letterlijk vanuit de lucht op de tegenstander los te laten. Internationale vrijwilligers die in een sterk intern verdeeld kamp terechtkomen dat zich moet verweren tegen een sterk regulier leger.

Strijders die nadat ze als verliezer uit de burgeroorlog komen ervan overtuigd zijn dat de ideologische strijd nog niet ten einde is. Terugkeerders die worstelen met re-integratie in de maatschappij en het risico lopen op gerechtelijke vervolging… Je moet niet veel historische kennis hebben om te beseffen dat de jihadi’s veel meer overeenkomsten hebben met de vrijwilligers uit de Spaanse burgeroorlog dan met de Oostfronters.

Lichtheid van de vergelijking

Maar die vaststelling uitspreken toont meteen de ontzettende lichtheid en relativiteit van dergelijke historische vergelijkingen aan. De religieuze overtuiging, de wil om hier alles achter te laten en naar daar te trekken om een nieuw leven op te bouwen in een theocratische heilsstaat, de bereidheid om nietsontziende en indien mogelijk apocalyptische aanslagen te plegen gericht tegen zowat alle aspecten van de samenleving waar men opgroeide, het gevoel slachtoffer te zijn van die samenleving, het zijn allemaal fundamentele verschillen tussen de jihadi, in Syrië, de Internationale Brigadist in Spanje en de Oostfronter voor Leningrad.

Het toont vooral dat de parallel die men wil trekken niets bijbrengt tot het hele debat. Integendeel zelfs, het leidt af van de essentie en doet een verkeerd begrip ontstaan van zowel de historische gebeurtenissen als het drama dat zich vandaag voor onze ogen afspeelt. ‘Lessen trekken uit het verleden’ werkt helaas niet met dergelijke oppervlakkige en zelfs simplistische aanpak. De lessen worden immers niet geleerd, maar dienen als vooraf geformuleerd leeskader voor het verleden, meestal met een bepaald politiek doel voor ogen dat eerder ligt in het formuleren van een moraliserende oproep dan wel in het aanreiken van effectieve oplossingen.

Met vrouw en kroost naar het front

En als we het over nog een fundamenteel verschil moeten hebben tussen de jihadi’s en andere vrijwilligers die naar het buitenland trokken: die andere vrijwilligers namen hun kroost niet mee naar het oorlogsgebied of gingen er niet heen om een gezin te stichten. Dat brengt ons meteen bij het probleem dat vandaag op tafel ligt. Wat doen we met de kinderen die de rekening voor het avontuur van hun ouders betalen? De aanpak van de kinderen van de collaboratie zal ons hier weinig over leren – tenzij dan misschien hoe je het best niet doet. De manier waarop men de afgelopen jaren trauma’s van vluchtelingen uit oorlogsgebied of van kindsoldaten behandelde zal zonder enige twijfel een nuttiger leidraad zijn dan wat zich 75 jaar geleden in eigen land afspeelde.

Maar betekent het dan dat je ze moet repatriëren? In bepaalde gevallen zeker, men zal die afweging dossier per dossier zorgvuldig moeten maken. Maar evengoed moet men beletten dat de repatriëring de poort openzet om ook hun ouders, die er mogelijk nog van overtuigd zijn dat de strijd in het westen moet worden voortgezet, terug binnen te halen. Die ouders namen hun kinderen mee naar oorlogsgebied of kregen ter plaatse kinderen en stelden ze daar vrijwillig aan de meest gruwelijke omstandigheden bloot. Geen enkele vader of moeder met ook maar het geringste verantwoordelijkheidsgevoel doet dit. Reden genoeg wellicht om die mensen definitief uit de ouderlijke macht te ontzetten en de banden tussen ouder en kind te verbreken. Meteen moeten we ze ook de toegang tot ons grondgebied op basis van gezinshereniging ontzeggen.

Reïntegratie

Bij de kinderen die dan toch naar hier worden gehaald zal men ook goed moeten uitkijken in welk milieu zij terechtkomen. Willen we die kinderen (re)integreren in onze samenleving, of willen we ze laten opgroeien in een geïsoleerde omgeving die de wrok aanwakkert tegen onze manier van leven? Die wrok van een subcultuur, is dat trouwens niet iets dat men aan de verwerking van het collaboratieverleden verwijt? Onze jeugdrechtbanken zullen er een flinke kluif aan hebben om dit tot een goed einde te brengen. Wil nu net het toeval dat justitie een institutie is waarin het vertrouwen van de bevolking de laatste tijd toch wel wat wankelt.

Paul Cordy is historicus en studeerde daarnaast nog Duitse taalkunde, filosofie en rechten. Hij was free lance journalist, leraar Duits en studiebegeleider Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. Hij is districtsburgemeester van Antwerpen en gewezen Vlaams Parlementslid. Hij schreef onder meer "Wij zingen Vlaanderen vrij: Het verhaal achter 75 jaar Vlaams Nationaal Zangfeest', een verhaal dat hij zelf als jarenlang regisseur mee vorm gaf.

Meer van Paul Cordy
Commentaren en reacties