El Salvador, een gevaarlijk land
Europa lag niet wakker van democratisch Centraal-Amerika
El Salvador is een klein maar gevaarlijk land. Theo Lansloot duikt in zijn geheugen het verleden om de huidige situatie ginds te duiden.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementEl Salvador is met een oppervlakte van 21.040 km ² en slechts zes miljoen inwoners een klein land. Niettemin zal het met meer dan 90 moorden per 100.000 bewoners, dit jaar waarschijnlijk het eveneens Midden-Amerikaanse Honduras als ’s werelds meest gevaarlijke land voorbijschieten.
Het Salvadoriaanse Instituto de Medicina legal telde tijdens de eerste tien maanden van dit jaar 5.614 moorden. Dat is een stijging met 77,6 procent in vergelijking met dezelfde periode vorig jaar. Het moordcijfer in El Salvador is nu hoger dan tijdens de bloedige burgeroorlog die van 1979 tot 1992 woedde.
Hoe is het zo ver kunnen komen?
Oscar Romero
Van 1977 tot 1982 was ik als ambassadeur geaccrediteerd in drie Midden-Amerikaanse landen waaronder El Salvador. Argentijnse jezuïeten waren toen al een tijdje bezig de op het marxisme berustende ‘Theologie van de Bevrijding’ in de regio te verkondigen. Zij misbruikten daarvoor vooral Mgr. Óscar Romero, de aartsbisschop van San Salvador. Kort voor zijn dood in 1980 nodigde die mij uit voor een gesprek onder vier ogen in zijn eigen woonst en niet in het aartsbisschoppelijk paleis omdat hij vreesde daar door de jezuïeten te worden afgeluisterd. Hij vertrouwde mij toe dat hij zich van de gevaren van de bevrijdingstheologie voor zijn land en heel Midden-Amerika inmiddels bewust was maar dat niet openlijk durfde bekennen ‘uit vrees omgebracht te worden’. Enkele weken nadien was hij dood.
Op 25 maart 1972 pleegden links georiënteerde officieren een staatsgreep die echter mislukte. De latere president Napoléon Duarte werd gearresteerd en eind 1972 wegens hoogverraad ter dood veroordeeld. Onder zware druk van de Verenigde Staten, Brazilië en Italië , werd zijn executie echter geannuleerd en werd hij uitgewezen naar Venezuela waar toen zijn christendemocratische vriend Caldera president was.
Op 15 oktober 1979 werd de zittende president verdreven door enkele gematigde militairen en, naar Latijns-Amerikaanse maatstaven, politiek linkse burgers. De Junta Revolucionaria de Gobierno (revolutionaire regeringscoalitie) nam de macht over. Van 1979 tot 1982 bestuurden drie junta’s het land De eerste startte een programma van landhervorming en nationalisering van het bankwezen en de landbouwindustrie. Koffie- en suikerrietplantages groter dan 500 hectare werden omgevormd tot coöperaties van landbouwarbeiders en suikerrietkappers. Zij vestigden zich in de huizen van de vroegere eigenaars. Geschikte bedrijfsleiders waren echter schaars. Het was dus voor de marxistische guerrilla uiterst makkelijk het hele proces te ondergraven. Het volstond enkele van de bedrijfsleiders om te brengen en het kantoor te vernielen. Meestal ging dat in de vlammen op. Herhaaldelijk heb ik die gruwel met eigen ogen gezien, vaak nadat de overvallers er maar net van door waren.
Bevrijdingstheologie
Verslagen daarover vond Brussel uiterst interessant maar ‘niet te verkopen’.Het was de tijd dat in de kerken hier geld werd ingezameld voor het vrijwel communistische Nicaragua. De christendemocratie hier te lande ging politiek niet in tegen de kerk en de toen door haar nog sterk beïnvloede openbare opinie.
De Katholieke Universiteit Leuven verleende in 1980 een eredoctoraat aan Monseigneur Romero maar dan wel verkeerdelijk als voortrekker van de bevrijdingstheologie.
De monseigneur die aan het hoofd stond van de toenmalige Casa para América Latina van de KU Leuven beet mij na een lang gesprek op de ambassade in Guatemala toe dat een regime à la Castro voor alle ontwikkelingslanden het enige juiste was. De in 1978 gekroonde Poolse paus Johannes Paulus II die alles van de verhouding communisme/kerk in zijn land en elders afwist, deelde heel duidelijk die mening niét.
Na de machtsovername door de eerste Junta ontstond er op vele plaatsen in het land mede door de bevrijdingstheologie aangewakkerd oproer. De Junta probeerde tevergeefs de rust te herstellen. Wat volgde was een burgeroorlog die ontzettend veel slachtoffers maakte. Veel jonge mannen zochten hun heil in het toen al door alcohol en drugs verziekte Mexico en in de VS. In beide landen belandden zij vaak in de criminaliteit. Een deel werd uitgewezen of kwam vrijwillig terug. Zij brachten echter de bendecultuur mee die ze vaak hadden leren kennen in de gevangenis of gewoon op straat. Zij kwamen terecht in een berooid en onevenwichtig land boordevol wapens. De bendes kregen steeds meer macht. Ook kansarme jongeren ontleenden aan de straatbendes een nieuwe identiteit, status en een bron van inkomsten door drugshandel en afpersing.
Duarte president
Op 3 maart 1980 kwam de uitzonderlijke staatsman José Napoleón Duarte aan het hoofd van de derde Junta. Nadat hij als ingenieur was afgestudeerd aan de Notre Dame University in de VS, was hij in 1950 naar El Salvador teruggekeerd. In 1960 werd hij secretaris-generaal van de Christendemocratische Partij (PDC) en nam zich voor zijn land in de gegeven omstandigheden zo democratisch mogelijk te maken. Tot dan werd El Salvador geregeerd door een kleine oligarchie van grootgrondbezitters, die nauw samenwerkte met de militairen. Sociale gerechtigheid was een onbestaand begrip. Duarte voerde een hoop verbeteringen in zijn land door: arbeiders konden bij een vakbond aansluiten, kinderarbeid onder de veertien jaar werd verboden en de prostitutie aangepakt. Burgers werden naarmate hun rijkdom zwaarder belast.
In 1962 werd Duarte burgemeester van San Salvador. Hij was er razend populair. Hij richtte immers in zijn stad tal van scholen op en zorgde voor riolering en straatverlichting die de Canadese multinational Canadian Electricity” Company, ten dele moest helpen financieren. Gezondheidszorg werd ook stadszorg.
Naast deze concrete maatregelen ging het er bij Duarte vooral om de cultuur van geweld te doorbreken en langzaam maar zeker ruimte voor democratie te scheppen.
In 1980 werd Duarte regeringsleider en de facto ook staatshoofd. In 1981 ging het uiterst linkse Frente Farabundo Martí para la Liberación Nacional (FMLN)de gewapende strijd aan met de regering die tegelijkertijd tegen extreemrechtse doodseskaders moest kampen.
Op 1 juni 1984 werd Duarte als president verkozen. Hij was vastbesloten de burgeroorlog geweldloos te stoppen.Onderhandelingen met het FMLN en de rechtse doodseskaders zag hij echter niet zitten. De ontvoering door de rebellen van zijn dochter Inez was voor de president een enorme klap. Zij werd later in ruil voor twaalf gevangen opstandelingen vrijgelaten.
In de periode 1987-1989 kreeg Duarte het steeds moeilijker als president. Geruchten over corruptie in zijn partij, een falende economie, vermeende toenadering tot Cuba en Nicaragua en zelfs overspel, kelderden zijn populariteit. De toen uiterst rechtse ARENA-partij was daar waarschijnlijk niet vreemd aan. Op 20 maart 1989 moest de PDC het veld ruimen voor ARENA. In 1990 werd Duarte opgenomen in het ziekenhuis wegens ernstige maag-darmkanker waaraan hij kort daarna op 64-jarige leeftijd overleed.
Falend Europa
Tijdens de vele vertrouwelijke gesprekken die ik het voorrecht had met hem te voeren beklaagde president Duarte zich telkens weer over het in gebreke blijven van de Europese christendemocratie en van Europa in het algemeen bij het bevorderen van het democratiseringsproces in Latijns-Amerika en met name in Midden -Amerika en dan vooral in zijn eigen land. Ondanks alle inspanningen werden zijn klachten helaas nooit verhoord. Europa had en heeft kennelijk nog altijd meer oor naar de bevrijdingstheologie waar Franciscus I nog steeds schijnt achter te staan.
In 2012 deed een wapenstilstand tussen de regering en de bendes het moordcijfer even dalen. Maar dat veranderde met de verkiezingsoverwinning van de linkse president Salvador Sánchez Cerén in juni 2014. De president zag zich steeds vaker genoodzaakt bendes hardhandig aan te pakken. Begin januari 2015 werd de wapenstilstand officieel opgeheven. Het gevolg was dat het aantal moorden weer opliep zoals het Instituto de Medicina legal zopas heeft kunnen vaststellen.
De auteur is ambassadeur (in ruste).
Foto: Amerikaans vicepresident George Bush en president Ronald Reagan bij het ziektebed van president Duarte. (c) Reporters, 5 juli 1988
Categorieën |
---|
Theo Lansloot (1931 -2020) was licentiaat handels- en financiële wetenschappen. Hij was als ambassadeur op rust publicist bij verschillende media. Door zijn professionele achtergrond was hij welbeslagen inzake diplomatie en internationale politiek. Ook volgde Theo de verhoudingen tussen Nederland en Vlaanderen op de voet.
Oud-diplomaat Theo Lansloot linkt de resultaten van de Amerikaanse congresverkiezingen met de groeiende internationale spanningen.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.