Faciliteiten: stommiteiten
Voor Ronse geen symptoombestrijding
De faciliteitenregeling is meer dan enkel wat oppervlakkige taalafspraken. Tijl Rommelaere neemt Ronse als voorbeeld, een stad die door de faciliteiten bij de keel wordt gegrepen.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementWij zijn minder dan 3 maanden verwijderd van de ‘moeder der verkiezingen’. De sperperiode gaat steeds gepaard met een opmerkelijke politieke profilering. Opgelegde campagnerestricties worden ruimschoots gecompenseerd door allerhande opzienbarende ideetjes om een felbegeerd plaatsje in de media te veroveren. Na de verkiezingen sterven deze doorgaans een stille dood.
Luk Van Biesen (Open VLD) lanceerde een voorstel om voor de zogenaamde faciliteitengemeenten een fusie met de omliggende gemeenten (ook zonder faciliteiten) te realiseren. Dit voorstel maakt een fusie mogelijk zonder een territoriale uitbreiding van de faciliteiten. Merk op dat de specifieke taalregeling begrensd blijft tot de oorspronkelijke gemeente, maar dat er zeker niet wordt geraakt aan de (voor)rechten.
De gemiste fusiebeweging
Door hun specifiek statuut hebben de faciliteitengemeenten de fusiebeweging en de hertekening van het lokale landschap in 1977 noodgedwongen gemist. De bestuurders kiezen voor een defensieve houding om de faciliteitenregeling niet uit te breiden. Hetgeen de deur zou openzetten voor een verdere verfransing. Daardoor is er nu een duale realiteit. Terwijl de Vlaamse overheid in functie van een efficiënter en slagkrachtig bestuur een verdere schaalvergroting nastreeft, blijven de faciliteitengemeenten in hun beperkend keurslijf. Ter illustratie: Herstappe (87 inwoners), Mesen (952 inwoners), Spiere-Helkijn (2.110 inwoners) of Bever (2.171 inwoners).
Ronse
Als we inzoomen op Ronse, dan stellen we vast dat de faciliteiten de stad isoleren en een rem betekenen op de ontwikkeling en ontplooiing. Ronse bestaat grotendeels uit een stadskern. Door het ontbreken van een periferie en deelgemeenten ervaren we sterk de economische en maatschappelijke consequenties. Het beïnvloedt de economische draagkracht om een beleid te voeren.
Mochten Antwerpen, Gent en de 13 Vlaamse centrumsteden zich beperken tot de historische stadskern, dan zou dit de bestuurlijke, financiële en maatschappelijke situatie grondig tekenen. Door de koppeling met de periferie en de deelgemeenten zijn deze steden meer weerbaar en slagvaardig om de specifieke situatie van de kern aan te pakken.
Het gaat niet alleen over een fusie met de omliggende gemeenten. De vestiging van de zetel van een intergemeentelijk samenwerkingsverband zien faciliteitengemeenten aan hun neus voorbijgaan en de politiezone blijft eveneens beperkt tot de stadsgrenzen.
Rekening houdend met de voordelen van een schaalvergroting en de efficiëntiewinsten is er iets te zeggen voor het voorstel van Van Biesen, maar er is meer aan de hand.
Faciliteiten werken verfransing in de hand
De stad Ronse is met 25.402 inwoners de grootste Vlaamse stad met faciliteiten voor Franstaligen. Wie een blik werpt op het verleden merkt parallellen tussen de economische bloei door de opmars van de textielnijverheid en de verfransing van de elite. Bij het uittekenen van de taalgrens kan de tweetaligheid worden afgewimpeld, maar zadelen de beleidsmakers Ronse op met faciliteiten. Toen een haalbaar compromis om de bittere pil van de taalgrens als concretisering van het territorialiteitsbeginsel te verzachten. Anno 2014 blijkt dit een vergiftigd geschenk.
In het najaar 2013 kenden de faciliteiten hun gouden jubileum. Een verjaardag die onopgemerkt is voorbijgegaan. Het biedt immers geen aanleiding voor enig feestgedruis. Na een halve eeuw maken we het bilan op. Het oogt weinig rooskleurig.
Wie de analyse durft te maken, ziet dat de gevolgen van de faciliteiten veel meer zijn dan een louter administratieve aangelegenheid of een tweetalig straatnaambord.
De faciliteiten creëren een perceptie van tweetaligheid. In dit land interpreteren we dat als tweetaligheid voor Nederlandstaligen en eentaligheid voor Franstaligen. Deze beeldvorming merken we niet alleen in de contacten met de overheid, maar ook in het straatbeeld.
De faciliteiten hebben hun doel als integratiebevorderende maatregel volledig gemist. De specifieke taalregeling staat immers haaks op een volwaardig integratiebeleid voor Nederlandsonkundigen. Het gaat voorbij aan iedere stimulans om het Nederlands te leren. Volgens de cijfers van Kind en Gezin werd in 2012 49% van de Ronsese kinderen geboren in een gezin met het Nederlands als thuistaal, voor 51% was dat het Frans of een andere taal. Vergeten we niet dat kinderen nog steeds in een Franstalige lagere school terecht kunnen. Vandaag de dag is dat volstrekt onbegrijpelijk.
Grote maatschappelijke gevolgen
De veranderde socio-economische realiteit van de laatste decennia stelt de faciliteiten in een ander daglicht. Waar de faciliteiten bedoeld waren voor de Franstalige autochtone bevolking om zich met de nieuwe administratieve en politieke situatie te verzoenen, merken we dat deze vanaf de jaren 1990 een aantrekkingspool worden voor Franstaligen uit Brussel en Wallonië. Zo werken de faciliteiten een verdere verfransing in de hand. Sommige politieke partijen hebben jarenlang gevegeteerd op de faciliteiten om een instroom vanuit Brussel en Wallonië te exploiteren.
Er bestaat trouwens een gigantische kloof tussen de oorspronkelijke Franstalige Ronsenaars met doorgaans een sterke socio-economische, culturele en politieke status en de nieuwe Franstalige Ronsenaars met een zwakke maatschappelijke positie. Dit beïnvloedt de socio-economische toestand van de stad drastisch.
De faciliteiten liggen mee aan de basis van heel wat samenlevingsproblemen die Ronse vandaag de dag teisteren. De cijfers spreken voor zich. 1 op 5 van de kinderen worden geboren in een kansarm gezin. Het gemiddeld inkomen behoort tot het laagste van Oost-Vlaanderen. De beste garantie tegen armoede zijn degelijk onderwijs, tewerkstelling en sociale inclusie.
Nederlandsonkundigheid beperkt nu net die kansen voor de persoonlijke ontplooiing in de samenleving, in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. 1 op 3 van de leerlingen kampt met een schoolse vertraging, ongeveer 60% heeft een GOK-profiel en 44% verlaat het secundair onderwijs zonder diploma. Het percentage werkzoekenden (13%) reikt in Ronse ver boven het Vlaamse gemiddelde (8%). 48% van de werkzoekenden kent geen tot onvoldoende Nederlands. Onderzoek van VIVES toont nochtans aan dat een zwakkere taalvaardigheid een verklarende factor is voor de achtergestelde positie van allochtonen op de arbeidsmarkt. De onderzoekers concludeerden dat voor allochtonen taalvaardigheid meer bepalend is voor de kans op tewerkstelling dan de scholingsgraad.
Geen symptomen bestrijden
De federale overheid heeft Ronse en de overige faciliteitengemeenten een halve eeuw geleden opgezadeld met de speciale taalregeling en letterlijk aan hun lot overgelaten. Daar dragen de inwoners dagelijks de gevolgen van. Het gedwongen keurslijf van de faciliteiten is een verhaal van gemiste kansen en gefnuikte ambities. Deze hebben een grote impact op de toekomstmogelijkheden.
Rekening houdend met de nefaste socio-economische gevolgen is een dergelijk uitzonderingssysteem niet langer verdedigbaar. Waarom zouden de faciliteitengemeenten geen compensaties, sommigen spreken zelfs van een ‘schadeclaim’, overwegen ten aanzien van de federale overheid? Daar ligt immers de sleutel van het probleem. De federale overheid is aansprakelijk en moet de consequenties dragen van de eigen beleidskeuzes.
De faciliteiten zijn echter gehuld in een web van symboliek en daar lopen de politieke verantwoordelijken liever in een grote bocht omheen.
Het voorstel van Van Biesen sluit aan bij de Belgische logica om met compromissen en loodgieterij een systeem van wankele evenwichten in stand te houden. In plaats van het probleem bij de wortel aan te pakken, negeert men de essentie. Hier en daar een beetje oplapwerk zal de essentiële problemen niet oplossen.
Ten slotte zit in het bestrijden van de symptomen ontegensprekelijk de bevestiging van het bestaan. Door de oorzaak niet aan te pakken, bestendigt men de realiteit van de faciliteiten en daarmee stuurt men als Vlaamse partij een totaal verkeerd signaal uit.
Pro memorie: De faciliteiten
Bij het uittekenen van de taalgrens werden in de gemeenten met een significante taalminderheid een speciaal taalregime ingevoerd. Daardoor kunnen individuele burgers communiceren met de overheid in een andere landstaal dan de gangbare bestuurstaal. De term ‘faciliteiten’ is niet in de wet opgenomen, daar spreekt men van ‘een speciale regeling ter bescherming van hun minderheden’. De taalfaciliteiten zijn uitzonderingsrechten die taalminderheden genieten op het taalhomogene karakter van het gebied, maar doen geen afbreuk aan het principieel eentalig karakter van het afgebakend taalgebied. In totaal zijn er 27 gemeenten met een bijzonder taalstatuut: de 6 randgemeenten rond Brussel, 9 gemeenten gelegen in het Duitse taalgebied, 2 gemeenten uit het Malmédyse en 10 taalgrensgemeenten.
Tijl Rommelaere is N-VA-voorzitter in Ronse
Foto: © Reporters
Categorieën |
---|
Personen |
---|
Doorbraak publiceert graag en regelmatig artikels die door externe auteurs worden aangebracht. Deze auteurs schrijven uiteraard in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid.
Toon Vandeurzen (CD&V): ‘Laat ons opnieuw vanuit Vlaanderen als bakermat van de beurs een stap zetten naar een nieuwe evolutie: een meerlandenbeurs.’
Jack London was een veelschrijver én avonturier. Zijn omzwervingen overtuigden hem van de noodzaak van een socialistische samenleving, een idee dat hij verwerkte in zijn boeken.