JavaScript is required for this website to work.
Europa

Frankrijk in Europa (1): ‘Brussel’ als verlengstuk van Parijs

Maandag - Europadag

Sander Roelandt3/6/2013Leestijd 4 minuten

Fransen waren de grootste voorvechters van de euro. Jaques Delors had als voorzitter van de Europese Commissie (1985-1995) het doel om een serieuze stap richting de Verenigde Staten van Europa te zetten, François Mitterand wou de Duitse dominantie in Europa tegengaan en de rest van de Franse politieke en financiële elite zag in de euro een interessant machtsinstrument. 

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Een kleine vijftien jaar na de invoering van de euro is de houding van Parijs even bepalend als toen voor de toekomst van de gedeelde munt. Vandaag behandelen we de vraag waarom Frankrijk überhaupt Europese integratie wou en op welke voorwaarden, volgende week gaat het specifiek over de euro.

Vorige week woensdag maakte de Europese Commissie haar langverwachte landenspecifieke aanbevelingen bekend. De Franse president Hollande kon de goeie raad van Olli Rehn niet appreciëren. De aanbevelingen aan Frankrijk (met onder andere aanmaningen tot een pensioenhervorming, hervormingen op de arbeidsmarkt en een fiscale vereenvoudiging) botsten bij het Franse staatshoofd op de respons dat het niet aan ‘Brussel’ is om te dicteren wat Frankrijk moet doen. 

Het was een typisch Franse reactie. De politieke cultuur in Frankrijk is immers sterk geënt op de idee dat La République haar legitimiteit put uit de soevereiniteit van het volk. Dat wil zeggen dat de Franse politici het land mogen leiden omdat ze verkozen zijn door het Franse volk. Die Republikeinse traditie legitimeert de centralisatie van de macht in Parijs en botst flagrant met de idee dat de Franse natie zich zou moeten onderwerpen aan een niet-verkozen, maar vooral niet-Frans orgaan, als de Europese Commissie.

De Franse relatie met de Europese integratie is daardoor eigenaardig. Al meer dan een halve eeuw is Frankrijk een fervent promotor van La construction Européenne, maar tegelijk ook de felste verdediger van z’n nationale soevereiniteit. Het land staat voor een intergouvernementele visie op de Europese Unie. Dat wil zeggen dat het zwaartepunt van de macht moet liggen bij de lidstaten. Concreet verkiezen de Fransen onderhandelingen in de Europese Raad – waar ze vaak de bovenhand halen – boven een ‘Europees’ beslissingsniveau.

De verklaring waarom de Franse bovenkaste voorstander was van de Europese integratie is, kort door de bocht, omdat ze via Europa terug een plaats op het wereldtoneel wilde claimen.

Frankrijk wou reïncarneren als Europa

Frankrijk blijft zich de status van grootmacht toeschrijven. Dat blijkt het beste uit de militaire engagementen. Zelfs in de huidige crisisjaren is het Franse leger tussengekomen in Libië en Noord-Mali. Men verwijt de V.S. soms de politieagent van de wereld te willen zijn, maar zeker in Afrika wil Frankrijk die rol maar al te graag opnemen. Veel politici blijven ook spelen met de idee van de Franse grandeur en herkauwen in toespraken en interviews de boutade dat hun land de hele wereld verlicht. ‘Frankrijk is een land waarop de wereld wacht, waar de wereld naar kijkt’, zei president Hollande eerder dit voorjaar op televisie.

In de 19e eeuw was Frankrijk inderdaad één van de grote machten op aarde. De snelle capitulatie tijdens de Tweede Wereldoorlog, degradeerde het land echter naar tweede klasse – terwijl de Verenigde Staten en de Sovjet Unie in eerste divisie speelden. Ondanks het feit dat Frankrijk nog steeds een grote economie was en een permanent lid van de VN Veiligheidsraad werd, lag z’n glorieuze verleden schijnbaar achter zich. Het land wou dit echter niet aanvaarden, de Fransen bleven uitkijken naar het moment waarop hun status werd hersteld. La construction Européenne was een middel om dat doel te bereiken en terug een stoel rond de tafel met de groten der aarde te bemachtigen.

Dam tegen liberalisme en kapitalisme

Bovendien willen de Fransen hun langzaam verdwijnende politieke greep op de economie via de Europese Unie terug verstrengen. De liberalisering van de economie heeft de invloed van de Franse Staat op de nationale economie sterk verzwakt en de Fransen kunnen de evolutie van de rol van de staat van een dirigeant naar een dienstverlener maar moeilijk verkroppen. Dat is waarom ze traditioneel achter de Europese integratie staan, zolang de Europese Unie de leidinggevende economische rol van de Franse Staat kan versterken. De oprichting van een industriële politiek op Europees niveau bijvoorbeeld is een typisch Franse vraag.

Wanneer de Europese integratie echter een motor is voor de liberalisering van de Franse economie, kan het protest in Frankrijk immens zijn. Denk maar aan de hevige Franse reacties ten tijde van het voorstel van de Commissie om de dienstenmarkt te liberaliseren, de zogenaamde Bolkestein-richtlijn.

De verstrengeling van de politieke, economische en financiële elite – allen gestudeerd aan dezelfde Grandes Écoles – en de Franse voorkeur voor een vorm van staatskapitalisme waar de wetten van de vrije markt ondergeschikt zijn aan de volonté politique van de Franse politieke klasse, verklaren waarom het Europese project voor de Fransen een corporatistisch dan wel socialistisch alternatief moet zijn voor het Angelsaksische kapitalisme.

‘Kapitalist’ en ‘liberaal’ zijn niet voor niets scheldwoorden in Frankrijk waar zelfs binnen de rechterzijde het economisch liberalisme zo goed als onvindbaar is. Toen voormalig president Nicolas Sarkozy een toespraak hield over de oorsprong en de oplossingen voor de financiële crisis in september 2008 in Toulon, hoopte hij op een overwinning van een ‘gemoraliseerde’ Europees economische model op het ‘Angelsaksische’ kapitalisme. Tijdens de presidentiële campagne beschuldigde François Hollande, Sarkozy ervan ‘lid te zijn van de Angelsaksische school’, en zelfs van ‘het bevorderen van een liberaal model’.

Duitsland temmen

Een derde Europese beweegreden voor de Fransen is de schrik voor Duitse dominantie. Drie oorlogen met Duitsland (1870, 1914-1918, 1939-1945) maakten een sterke  indruk op het Franse collectieve geheugen. De Europese integratie diende in ogen van de naoorlogse Franse intellectuele elite om de Duitsers te beletten Frankrijk nog een vierde maal aan te vallen. Toen bleek dat de oorlog niet zou komen, kon Frankrijk de Europese constructie verder gebruiken als een manier om de Frans-Duitse betrekkingen ‘te pacificeren’, wat ondertussen een eufemisme was geworden voor het inperken van de Duitse invloed.

Het Élysée-verdrag uit 1963 en de daaropvolgende Frans-Duitse samenwerking als motor van de Europese integratie, waren een manier om Duitsland ‘vast te binden in Europa’. Tot de val van de muur was de Europese integratie op die manier een condominium van het Frans-Duitse onevenwichtige koppel: Frankrijk, politiek sterk en economisch zwak en Duitsland met de tegenovergestelde kenmerken. Frankrijk kon de Duitse economische spierenballen gebruiken, via Europa, als een politieke hefboom. Duitsland kon economisch groeien terwijl het boete deed voor zijn zonden door de politieke soevereiniteit op te geven aan het Europese geheel.

De val van de muur

De Europese integratie van 1963 tot 1989 werd dus gekenmerkt door dat onevenwichtige koppel, maar de Duitse hereniging en het vervagen van de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog dreigden de politieke dominantie van Duitsland verder te doen toenemen, tot op het punt dat die groei het onevenwichtige koppel zou scheiden.  Mitterrand zag de hereniging van Duitsland echter lang voor de feiten aankomen. Hij wist dat het politieke zenuwcentrum van Europa zou verschuiven van Parijs naar Berlijn. De (s)links politicus slaagde erin de Duitse eenwording te koppelen aan het einde van de Duitse mark. De Economische en Monetaire Unie, dachten de Fransen, kon de Frans-Duitse balans gedeeltelijk herstellen. Het omgekeerde is echter gebeurd, de Duitsers staan economisch en politiek nog een stuk sterker dan bij de invoering van de euro.

Volgende week komt een antwoord op de vraag waarom Frankrijk monetaire integratie koos als een manier om Europa verder te integreren en Duitsland vast te binden, hoe Frankrijk de omkadering van de euro zag en wat het verleden ons leert over de toekomst.

<Een goed artikel? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>

 

Sander Roelandt (1989) is medewerker in het Europees Parlement en volgt er verschillende economische commissies.

Meer van Sander Roelandt
Commentaren en reacties