JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Forum

Geef Brussel een minister voor het Nederlands

Brussel heeft geen nood aan een minister voor Meertaligheid. Een minister voor het Nederlands daarentegen…

Jan Wostyn is econoom en sinoloog. Hij is de co-voorzitter van Vista en de lijsttrekker van Voor U voor het Vlaams Parlement in Brussel.

28/5/2024Leestijd 4 minuten

Brussel heeft geen nood aan een minister voor Meertaligheid. Een minister voor het Nederlands daarentegen…

In het Huis van het Nederlands werden twee weken geleden de resultaten van de nieuwste taalbarometer voor Brussel voorgesteld. Daaruit blijkt dat een stijgend aantal Brusselaars, 10% intussen, geen van beide officiële talen kent en ook het Engels niet machtig is. Maar eerder dan een minister voor Meertaligheid, is er nood aan een voor het Nederlands.

Volgens de taalbarometer worden momenteel 107 talen gesproken in Brussel, wat het een beetje tot een moderne toren van Babel maakt. Frans blijft de dominante taal maar vooral Engels wint serieus aan belang. Op zich niet vreemd, gezien de toenemende internationalisering van Brussel.

Maar ondanks de dominantie van het Frans en het Engels, blijkt het Nederlands toch hardnekkig stand te houden en zelfs terug wat terrein te winnen. Daar waar in 2018 amper 16% van de Brusselaars aangaf Nederlands te spreken, is dit intussen toegenomen tot 22,3%.

Dat is een zeer hoopgevende evolutie, waarschijnlijk voornamelijk te danken aan de groeiende uitstroom uit het Nederlandstalige onderwijs van de afgelopen jaren.

Franstalige onderwijsnet

Het meest ontluisterende cijfer is dat maar 6,5% van de Brusselaars die uit het Franstalig onderwijs komen aangeven Nederlands te kennen. Dat is een dramatisch en eigenlijk een onwerkelijk cijfer. Het tweetalige Brussels Gewest bestaat intussen 35 jaar, maar het grootste onderwijsnet van de stad slaagt er niet in om zijn leerlingen ook maar een basaal niveau Nederlands bij te brengen.

Op die manier worden dus nog altijd bijna 80% van de leerlingen in Brussel volledig ééntalig in het Frans gesocialiseerd. Dat is niet alleen een probleem voor het tweetalig statuut van Brussel, maar ook en vooral voor die leerlingen zelf die zo hun kansen op de arbeidsmarkt in Brussel én in Vlaanderen gehypothekeerd zien.

Op naar tweetaligheid

Net daarom lijkt het hoog tijd dat de volgende Brusselse regering niet opnieuw een minister voor Meertaligheid aanduidt, maar wel een minister voor het Nederlands. Zoals de taalbarometer aantoont, komt het met die meertaligheid in Brussel vanzelf wel goed.

Meer inzetten op de kennis van het Nederlands in Brussel zal ook voor Brussel zelf een goede zaak blijken

Het internationale karakter van Brussel en de vele internationale instellingen zullen er vanzelf voor zorgen dat in Brussel altijd ontelbaar veel talen worden gesproken. Dat is een grote rijkdom, waar ik persoonlijk ook van geniet en voldoening uit haal, maar dit lijkt me absoluut geen beleidsprioriteit.

Wat wel een beleidsprioriteit moet zijn, is om van het Brusselse Gewest na 35 jaar eindelijk eens een écht tweetalig gewest te maken.

Minister voor het Nederlands

Meer inzetten op de kennis van het Nederlands in Brussel zal ook voor Brussel zelf een goede zaak blijken. Want hoe graag sommigen het ook zouden willen, Brussel heeft geen toekomst als ‘oasis francophone’ in het meer zelfbewuste Vlaanderen.

De realiteit van de 260.000 Vlaamse pendelaars in Brussel en de vele instellingen van de Vlaamse overheid maakt Nederlands tijdens de werkuren zelfs alomtegenwoordig in Brussel. Van de uitstroom uit Brussel komt bovendien 80% in Vlaanderen terecht. Kennis van het Nederlands is dan niet alleen ‘nice to have’, maar een absolute noodzaak voor maatschappelijke en professionele integratie.

Handen vol

Een minister voor het Nederlands zal meteen de handen vol hebben, want het werk is niet min.

Ten tweede moet eindelijk ook paal en perk gesteld worden aan de schandalige praktijk van gemeenteadministraties om Nederlandstalige inwoners zomaar Franstalige identiteitskaarten te geven

Ten eerste zijn er nog tal van plaatsen waar niet voldaan is aan de officiële tweetaligheid van het gewest: gemeenten, OCMWs, ziekenhuizen en politie. In elk van deze instellingen moet dringend een taalbeleid voor de kennis van het Nederlands ontwikkeld worden.

Elk jaar moet de vicegouverneur steeds meer schorsingen van benoemingen uitspreken omdat die strijdig zijn met de wet. In 2022 waren dat er nog 2.371.

Franstalige identiteitskaarten

Ten tweede moet eindelijk ook paal en perk gesteld worden aan de schandalige praktijk van gemeenteadministraties om Nederlandstalige inwoners zomaar Franstalige identiteitskaarten te geven.

Daarmee ontneemt men namelijk de Nederlandstaligen de kans om bij verkiezingen een steunhandtekening te geven aan Nederlandstalige lijsten of om zelf kandidaat te zijn. Er moet een periode komen van één jaar waarin elke Nederlandstalige gratis zijn Franstalige identiteitskaart kan omruilen om dit recht te zetten.

Betere ondersteuning

Ten derde moet er dringend gekeken worden hoe het Franstalig onderwijs in Brussel beter ondersteund kan worden om tot een effectieve taalverwerving van het Nederlands te komen. Dit is trouwens in het belang van het Franstalig onderwijs zélf, dat steeds meer terrein verliest ten voordele van het Nederlandstalig onderwijs, waar leerlingen wél uitstromen met functionele twee- of zelfs drietaligheid.

Hoe kan er bijvoorbeeld beter samengewerkt worden tussen de scholen uit de verschillende gemeenschappen om ervoor te zorgen dat Franstalige leerlingen ook het Nederlands machtig worden?

Nuttige tussenstap

Het ministerschap van Meertaligheid van de afgelopen vijf jaar was daarin misschien wel een nuttige tussenstap. Ook vele Franstaligen zijn er intussen eindelijk van overtuigd dat talenkennis en vooral ook kennis van het Nederlands in Brussel cruciaal is voor de toekomst van hun kinderen.

Een minister voor het Nederlands was vijf jaar geleden misschien nog politieke sciencefiction en imbuvable, maar zowel de maatschappelijke als politieke verhoudingen zijn intussen zo geëvolueerd dat dit in 2024 wél een mogelijkheid wordt.

Bij een Brussels debat in het gemeenschapscentrum Nohva bleek alvast geen enkele van de negen aanwezige Nederlandstalige partijen een probleem te hebben met een minister voor het Nederlands.

Het volstaat dus even het been stijf te houden bij de Brusselse regeringsvorming om hier een werkelijkheid van te maken. De weg naar een tweetalig stadsgewest loopt immers niet langs het Engels, Spaans, Arabisch of Portugees, maar wel langs het Nederlands.

Jan Wostyn is econoom en sinoloog. Hij is de co-voorzitter van Vista en de lijsttrekker van Voor U voor het Vlaams Parlement in Brussel.

Commentaren en reacties