JavaScript is required for this website to work.
Europa

Grieken buigen voor Europa

Vrije tribune van Lieven Tack

Lieven Tack16/6/2012Leestijd 4 minuten

Tegen het einde van deze week weten we of Griekenland in de eurozone blijft of niet. Voorstanders van een “Grexit” spiegelen zich alvast aan het idee van seksuele onthouding: eruit is minder leuk maar wel veiliger. Toch zijn de verkiezingen van 17 juni minder “G-day” voor de euro dan de media laten uitschijnen.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De meningsverschillen tussen Griekenland en de rest van de euroclub zijn immers kleiner dan gedacht. Er is eensgezindheid over minstens twee aspecten: Griekenland moet in de eurozone blijven en het uiteenvallen van de euro heeft desastreuze gevolgen.
Maar achter die façade van eensgezindheid schuilen uiteenlopende motieven. Door te wijzen op de gevaren van een “Grexit” hoopt Europa de Grieken in het gareel te houden en de saneringen onverstoord door te drukken. Tsipras, leider van het extreem-linkse Syriza, gebruikt het doemscenario dan weer om betere voorwaarden voor zijn land af te dwingen. Maar in feite doet het er weinig toe of de Grieken Tsipras in het zadel tillen of niet; met of zonder Tsipras zal Athene de euro behouden en zich moeten schikken naar het saneringsdictaat van Europa.


Wonder


Die quasi-zekerheid voert ons terug tot de kern van de zaak: hoe lossen we het Griekse probleem op? Om op die hamvraag te antwoorden, hebben we weinig aan het debat over besparen en groeien of aan politici die het niet eens raken over een bankenunie en euro-obligaties.


Wat wel relevant is, is een terugblik in de tijd. Vanaf het einde van de jaren ’90 maakte Griekenland een opmerkelijke economische groei mee. Terwijl andere landen van de eurozone afklokten op een groeiritme van hooguit twee procent per jaar, groeide het Griekse schiereiland dubbel zo snel. Het Griekse wonder tekende zich af in de statistieken: het bruto binnenlands product (bbp) per hoofd steeg van 84 procent van het EU-gemiddelde in 1997 tot 95 procent in 2007. Er werd massaal veel buitenlands kapitaal aangevoerd en door een gigantische terugval van de intrestvoet van 25 procent in de jaren ’90 tot vijf procent in 2000 was goedkoop krediet overal beschikbaar. Dit alles resulteerde in een ongeziene boost van de Griekse consumptie.


Bovenop deze groei koos Athene vanaf 2000 voor een expansief fiscaal beleid. Zo werd voor de Olympische Spelen van 2004 volop geïnvesteerd in infrastructuur. Maar door de aanhoudende expansie bleef het inflatieverschil met de rest van de eurozone significant. Prijsstijgingen werden gecompenseerd met hogere lonen en de hogere loonkosten werden op hun beurt afgewenteld op de consumentenprijzen. De Griekse economie zakte weg in een wurgende spiraal van opeenvolgende prijs- en loonstijgingen. De handelsbalans dook in het rood, de spaartegoeden smolten zienderogen weg en de publieke financiën verslechterden. Terwijl in de jaren negentig de instroom van buitenlands kapitaal de tekorten nog kon dekken, nam de kapitaaltoevloed vanaf de eeuwwisseling af en stapelden de tekorten zich op. Net voor de crisis was het deficit op de lopende rekening al opgelopen tot 17 procent van het bbp en vanaf 2005 overtrof de overheidsschuld de waarde van de hele economie. Griekenland werd meer en meer afhankelijk van buitenlandse deviezen en overal stond Grieks staatspapier in de vitrine.


Handicap


De economische theorie leert dat groei- en inflatieverschillen geen probleem vormen voor zover ze het gevolg zijn van reële convergentie die groeilanden doormaken (Balassa-Samuelson-effect). Maar wanneer de tekorten niet gepaard gaan met productiviteitsgroei, worden de onevenwichten onhoudbaar. Precies hier komt een structureel probleem van de Griekse economie tevoorschijn: terwijl de loonkosten in de eerste helft van de jaren negentig vier keer sneller toenamen dan in de eurozone, was de productiviteitsgroei tien keer kleiner.


Economen wijzen op drie factoren die deze structurele handicap van de Griekse economie verklaren. Ten eerste zijn er inefficiënties in de productmarkt. Zo leiden marktimperfecties en ongecontroleerde monopolies tot excessieve winstmarges in de kleinhandel, de horeca en de financiële en andere dienstverlening voor bedrijven. Bovendien steeg door een toename van de koopkracht de invoer van 24 procent van het bbp in 1997 tot 28 procent in 2008, terwijl de uitvoer over dezelfde periode is afgenomen. In plaats van nieuwe afzetmarkten binnen Europa aan te boren, richt de Griekse export zich vooral op de Westelijke Balkan, Turkije en Noord-Afrika. Het zijn afzetmarkten die kleiner en minder stabiel zijn en gevoelig zijn voor wisselkoersschommelingen.


Daarnaast vertoont de Griekse arbeidsmarkt ernstige gebreken. Overregulering verhindert de arbeidsmobiliteit en houdt een mismatch in stand tussen aangeboden en gewenste competenties. Ook de centralisatie van loononderhandelingen stuurt de loonkosten de hoogte in. Vooral in afgeschermde sectoren zoals de advocatuur en accountancy houden de loonstijgingen geen gelijke tred met de productiviteitsgroei.


Tenslotte kampt Griekenland met een inefficiënte overheidsadministratie. De belastingontvangsten vallen systematisch lager uit dan wat de economische groei doet vermoeden. In een recent evaluatierapport spreekt de Europese Commissie klare taal: “Echter, de strijd tegen belastingontduiking kan nog niet als succesvol worden beschouwd en er zijn vertragingen in verschillende specifieke maatregelen voor het beheren van de ontvangsten.”


Beter weer


Deze drie deficiënties in de productmarkt, de arbeidsmarkt en de overheidsadministratie hebben de Griekse economie leeggezogen. In 2007 al, nog voor het uitbreken van de crisis, was de Europese Commissie op de hoogte van de pijnpunten: “[…] de groei van tekorten op de lopende rekening, aanhoudende inflatieverschillen of trends van ongebalanceerde groei […] vormen niet alleen een zorg voor het land in kwestie maar voor de gehele eurozone.”
Europa is nu bij uitstek geplaatst om met op maat gemaakte inflatiedoelstellingen de lonen en prijzen in het zuiden trager te laten stijgen dan in de rest van euroland. Spiegel Online is duidelijk: “In short, the Mediterranean region is to become more like Germany, but with better weather.” Ook Tsipras zal niet aan deze hervormingsagenda kunnen ontsnappen, zelfs als hij in zijn jeugdig enthousiasme op 17 juni de Akropolis weet in te palmen.


 


Lieven Tack is professor aan het Europacollege in Warschau, adjunct-kabinetschef van viceminister-president Geert Bourgeois en was werkzaam bij de Europese Commissie. Hij schrijft deze bijdrage in eigen naam. (11.06.2012)

Doorbraak publiceert graag en regelmatig artikels die door externe auteurs worden aangebracht. Deze auteurs schrijven uiteraard in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid.

Commentaren en reacties