JavaScript is required for this website to work.
post

De Guldensporenslag in haar rauwe werkelijkheid

Joren Vermeersch11/7/2017Leestijd 5 minuten

Voorbij de mythe bleef de Guldensporenslag nog steeds een brutale strijd

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Op 11 juli viert de Vlaamse gemeenschap de Guldensporenslag. De herdenking wordt aangegrepen om eisen te formuleren voor meer Vlaamse autonomie, maar het past vandaag ook om even stil te staan bij de verschrikkingen die zoveel landgenoten op deze dag, 715 jaar geleden, hebben moeten doorstaan. Want voorbij de mythe, bleef de guldensporenslag nog steeds een brutale strijd. Oorlog in haar rauwste vorm, met alle verschrikkingen die daarbij kwamen kijken. Een menselijk drama ook, dateen niet te harden stress met zich meebracht voor de bang afwachtende familieleden van de strijders. Elke ambachtsman op het slagveld was iemands vader, broer of zoon. En met elke kerel die vertrappeld werd onder de hoeven van een Frans strijdros, dreigde een gans gezin met kleine kinderen in diepe armoede te belanden.

De Leeuw van Vlaenderen

Dankzij Hendrik Conscience’s magnum opus De Leeuw van Vlaenderen,leeft bij veel Vlamingen het beeldvan een dagvan pure heroïek. De werkelijkheid was, zoals steeds, veel prozaïscher. De belangrijkste ons overgeleverde literaire bron is de Vijfde Partievan de Spiegel Historiael, geschreven door de Brabantse monnik Lodewijk van Velthem op basis van ooggetuigenverslagen. Het werk is geschreven in rijmvorm, maar toch wordt de horror voor de lezer niet verbloemd. De angst, het bijgeloof en de razernij van de Vlaamseambachtslieden,worden allemaal open en bloot besproken. Ook wie vandaag nog het werk in originele vorm leest, krijgt kippenvel. Een bloemlezing.

Toen het Franse ridderleger opdoemde aan de horizon, werden de Vlaamse strijders bevangen door angst:“Dier en was er geen getal, het sceenbedectdaerberch ende dal. (…)Den Vlaminghemochte wel thertefaelgieren, alst al op hem quampongieren, met .vii. [dusent] orsse groet. Si mochten vresen wel die doet.” Die doodsangst was begrijpelijk, want de Vlaamse militieleden waren simpele jongens, soms tieners, die in het normale leven achter weefgetouwen stonden of ander handwerk deden. Tegenover hen stond een leger van 7.000 professionele vechtjassen, bereden en beschermd door dikke stalen platen. De bloem van de Franse adel. Om de angst te verdrijven werd de hemel afgespeurd naar een teken van God, waaraan de ambachtslui zich konden optrekken. En die kwam er ook: “Tekenen sachmendaermettien, boven die Fransoysegescien. Daer vlogen swertevog[e]le met alle, die daermaecten grote gescalle. Ende boven die Vlaminge vlogen daerwitte vogele, dit was waer.”

De Vlamingen wisten dat hen een strijd te wachten stond op leven en dood. Een strijd waarbij men niet langer vecht voor God of Vaderland, maar slechts voor de kameraad naast zich en het eigen vege lijf. En toch stonden ze daar, schouder aan schouder, al die gewone Vlaamse jongens, zonder enige militaire ervaring. Zij stonden “Vaste in een ende al te voet, Met pieken starc ende wel behoet, Ende gewillechgenoech te stride.” In weerwil van de angst die elk van hen de adem afsneed. “Men sal hier mogen doden maken, vrouwen wedewen, kinder wesen. Die Vlaminge stonden in vresen, jegen die vreselike ontmoet. (…) Elcsprac sine biechteopter stat, ende droegen vaste ineen na dat. Deen ginc inden andren dringen. Si gingen hem al ommeringen, gelijc enen steinijnmure, te wederstanedeseaventure.”

Na de laatste biecht en eucharistie vormden de Vlaamse arbeiderszonen een fysieke muur om de verwachte stormloop van 7.000 bepantserde ruiters te trotseren. Het overeind blijven van die linie was hun enige kans op overleven. Dat wist ook de enige ervaren krijger in het gezelschap, ridder Jan van Renesse. Luttele momenten voor de Franse stormram op de Vlaamse linie zou inbeuken, gaf hij een agressieve speech, te paard langsheen de linies. ‘Ende sijt nu niet vervart. Rodelt al man ende pard. Vlaendren ende Leu! es onsegecri. Alsislaen op mijn her Ghi,selenwi van achter op hem dringen. Het blijft al hier dat si bringen.’ Doe dede men crayeren int Vlaemscehere.Een collectieve schreeuw uit volle longen was dat, tegen beter weten in, om woede de angst te laten verdrijven.

De rest is geschiedenis. De linies hielden stand. De “gepinden staven” van de Vlaamse ambachtslieden boorden zich in de lijven van de aanstormende paarden. De ridders die wél door de muur raakten werden zonder onderscheid naar rang en stand van hun strijdros gesleurd en morsdood geslagen. Angst maakte plaats voor razernij. Razernij voor niets ontziende wreedheid. De Franse ridders wisten niet wat hen overkwam. Zij waren gewend te vechten volgens een strakke erecode, waaraan edellieden in gans Europa zich getrouw hielden. Een gevallen ridder werd niet doodgeslagen, maar gevangengenomen. Dat was ook logisch, want een gevallen ridder kon door zijn harnas niet uit zichzelf rechtop geraken. Een gevallen ridder vellen werd daardoor aanzien als laf en oneervol. Het gebruik wilde dat zij in gijzeling genomen werden, om nadien voor losgeld vrijgekocht te worden door hun familie. Dat was de erecode, maar die was ver te zoeken op de Groeningekouter op 11 juli 1302. De wevers, vollers, vrije boeren en hun knapen waren door het dolle heen en riepen “Slaet al doet, Vlaenderen ende Leu!”. Zoals hen was bevolen, werd er omgekeken naar man noch paard. Stijdrossen werden de poten afgehakt, waarna de gevallen ridders tot moes werden geslagen met de gepinde staven. De woede tegen de nationale vijand vermengde zich met klassenvijandschap ten aanzien van de adel. “Si sloegen doe achter ende voren, Ic wane hi noyt was geboren, Di so vele volx sterven sach, Alsemendede op desendach.”Toen de Franse veldheer, Robert van Artois, van zijn paard gesleurd werd, riep ook hij om een edelman om zijn zwaard aan te bieden. Tevergeefs. “Hiers geen edelman, noch die u taleverstaencan!”, riepen de wevers van Brugge.Ook Artois werd zonder pardon doodgeslagen.

Gewone Vlaamse arbeiders en boeren

Toen de zege behaald was, begon de moordpartijpas in alle ernst. Gevallen ridders werden bij hun voeten naar de Groeningebeek gesleept om daar te verdrinken onder het gewicht van hun harnas. “Die Vlamingen liepen met groten scolen. Daer si die Walen meest sagen, ende verdronken so met slagen, datsi niet gedurenconden. Daerstorver meer sonder wonden, dan si van den wonden daden”.En ook de doden bleven niet gespaard, want ook op hen kon nog woede worden gekoeld. Het lichaam van de Franse veldheer, Robert van Artois,werd verminkt door de uitzinnige ambachtslieden. “Aldus werd Artoysgevelt. Die tonge hem uten monde swelt. Ende .i. van Brugge was gereet, diesemuten monde sneet.” De Bruggeling, genaamd Jan Van der Markt, bewaarde de tong als oorlogstrofee en riep triomfantelijk in het rond: “Dats die tonge van Artoys!”. Lijken van Vlaamse edellieden die meestreden met de Franse koning werden onherkenbaar verminkt, uit wraak voor hun verraad. “Die here van Bruborch lach gecloeft, van beneden tot ant hoeft, gelijcoft .i. bake ware. Dit daden die volres openbare.” Ondertussen was het slachtveld één bloederige smurrie, vol kermende gewonden en lijke. Daartussen doolden verdwaasde paarden. “Daer liep menichors al mane. Sijndarme achter velde slepen. Metter doet waren si begrepen.”

Dát is, voorbij de glorierijke mythe, de rauwe werkelijkheid van wat er op 11 juli werkelijk gebeurd is, zoals beschreven door Lodewijk van Velthemaan de hand van ooggetuigenverslagen. Het is een verhaal van enorme heldenmoed van gewone Vlaamse arbeiders en boeren. Het past inderdaad om hun moed vandaag te gedenken,want zonder hen had Vlaanderen zich niet vrij van Frankrijk kunnen ontwikkelen. Maar bovenal past vandaag ook een moment van medelijden met hun treurige lot. Duizenden simpele Vlaamse jongens, sommige van hen tieners, zijn die dag door de hel gegaan. Een hel van angst, pijn én woede, die sommigen van hen tot monsters heeft gemaakt. Het doet onwillekeurig denken aan het treurige lot van zoveel andere Vlaamse jongelingen, vele eeuwen later, in de klei van Diksmuide. Nooit meer oorlog, was de belangrijke les die de Vlaamse Beweging daaruit heeft getrokken. Lodewijk van Velthem had het zelf niet beter kunnen zeggen.

 

Bron: “Spiegel Historiae, Vijfde Partie”. Integraal te raadplegen op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren.http://www.dbnl.org/tekst/velt003spie02_01/velt003spie02_01.pdf

 

 

Joren Vermeersch (1981) is jurist, historicus, auteur en adviseur ideologie voor N-VA. Bijdragen zijn steeds in eigen naam. Hij publiceerde '1349: Hoe de Zwarte Dood Vlaanderen en Europa veranderde', en met Theo Francken 'Continent zonder grens' en 'Migratie in 24 vragen en antwoorden'.

Commentaren en reacties