JavaScript is required for this website to work.
post

Hoe en waarom ik conservatief ben

ColumnBenno Barnard11/1/2019Leestijd 4 minuten
Tegen de glans van het geheugen danst het stof van de geschiedenis.

Tegen de glans van het geheugen danst het stof van de geschiedenis.

foto © Reporters

Benno Barnard legt aan de hand van zijn familiegeschiedenis uit wat conservatisme voor hem is. ‘Over conservatisme bestaan vele misverstanden’.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Ik wilde het met u over conservatisme hebben, een stroming waar u door anderen en ik door mezelf mee geassocieerd word. Om te beginnen lijkt een definitie van dat woord me nuttig, want het is als heilige schriftuur waar iedereen zijn eigen interpretatie aan geeft. Dus het minste wat ik kan doen is openbaren wat de mijne is.

Over het conservatisme bestaan vele misverstanden, waarvan het populairste luidt dat het niet deugt omdat een mens nu eenmaal met zijn tijd moet meegaan.

Zijn tijd? Is dat ook mijn tijd?

In het paradijs is een storm opgestoken, die ons de tijd in heeft geblazen; mensen met mijn soort karakter – melancholiek, achterdochtig – voelen zich levenslang verjaagd: uit hun vroege jeugd, als die door het geheugen is verguld, uit de moederschoot, als ze in de psychoanalyse geloven, uit een nog niet bestaande toestand van geluk, als het utopisten zijn.

De wereld van mijn ouders

Mijn moeder werd in 1919 geboren als kind van een Rotterdamse fabrikant, die schilderde, sonnetten schreef en een van zijn dochters naar het conservatorium stuurde; ja, deze grootvader en zijn vrouw waren mensen wier welgevulde beurs zowel de opvoeding van acht kinderen als een kunstzinnige smaak financierde. Mijn moeder had – vergunt u mij dit plompe adjectief – een ronduit gelukkige kindertijd. Maar het jaar 1940 vergruizelde haar zo behaaglijk om zijn as draaiende wereld, waarvan twee dienstmeisjes het mechanisme smeerden: nu werd de tijd niet langer gedood met Schubert en tennislessen, maar doodde de tijd zelf. In mijn jeugd idealiseerde mijn moeder de hare met zoveel toewijding, dat het leek alsof de crisis van de jaren dertig een fantasma van arme mensen was geweest.

Mijn vader daarentegen, geboren in 1920, kwam uit de kleine middenstand, een milieu dat in zijn schaarse verhalen naar kamfer rook en waar jaargangen van oude tijdschriften werden bewaard; op zondag werd er een ei gegeten, vooropgesteld dat de prijs niet meer dan 1 cent bedroeg. De kapperswinkel van zijn ouders ging failliet. Maar mijn vader had een briljant stel hersens en een verstandige bovenmeester, die mijn grootouders ervan overtuigde dat Wim op het stedelijk gymnasium thuishoorde, tussen de kinderen van artsen en notarissen en fabrikanten. Zo ontsnapte Wim. De meritocratie – om te beginnen in het onderwijs – was zijn redding. In plaats van zich te laten opjagen door marxistisch geïnspireerde jaloezie, koos mijn vader ervoor zich door studie op te werken; uiteindelijk werd zijn werk, dat vele boektitels omvat, bekroond met een eredoctoraat.

Mijn eigen kindertijd

U ziet: ik ben gekweekt uit een klassieke tegenstelling, die tussen de kleine middenstand en de bourgeoisie. Maar alles bij elkaar waren mijn eigen jonge jaren, doorgebracht in een groot oud huis op het platteland, betrekkelijk idyllisch. Al moet ik toegeven dat mijn jeugd soms ook wel iets van een vrolijk boek van Sartre had, huis clos, met mijn moeder als een bezorgde engel in haar eigen hiernamaals en mijn vader die zich opsloot in zijn studeerkamer, waar ik hem bij het uitbreken van de volgende wereldoorlog nog niet had durven storen. Maar de sublieme herinneringen domineren, hoe we bij de maaltijd duizend onderwerpen bespraken zonder dat iemand intussen op een telefoonschermpje tuurde; de idylle van ons kasteeldorpleven, de boeken die wij kinderen zelf mochten gaan kopen, de concerten in de nabije provinciestad, de kerstboom waarin levende kaarsjes brandden…

Tegen de glans van het geheugen danst het stof van de geschiedenis.

Conservatisme is me zeer vertrouwd. Het berust, kort gezegd, op een aangeboren afkeer van nutteloze en schadelijke veranderingen, en laat zich voeden door een nostalgie naar dingen die vernietigd zijn – zoals de gewoonte van een gezin om zich rond de piano te scharen en samen te zingen; of het vermogen als tienjarige verzonken te zijn in een boek in plaats van een smartphone.
Ziehier een definitie van mijn conservatisme: het is een gefluisterde schreeuw dat alles moet blijven zoals het nooit geweest is.

U meent dat dit irrationeel is? Ik zou eerder zeggen dat rationaliteit zonder een zekere nostalgie en enige twijfel aan de zegeningen van de toekomst tot irrationele en onmenselijke systemen leidt

Het voorbeeld van Joseph Roth

Ik heb het al eerder verteld: ik ben me van mijn conservatieve aanleg pas werkelijk bewust geworden dankzij Joseph Roth, de formidabele chroniqueur van de Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie. Dat rijk is in 1914 de onderwereld in gezogen door de vortex van de Grande Guerre, zoals u weet. Aan het oude Oostenrijk van Roth deugde veel niet. Het kende geen scheiding van kerk en staat; maar misbezoek was een sociale habitus, geen verplichting. De vrouw was er een ondergeschikt schepsel; en toch galoppeerde menige vrouw als een cavalerieofficier door de rangen van de andere sekse, die gewillig ter aarde stortte.

Tegelijkertijd was dit Oostenrijk een soort Europese Unie avant la lettre– de restanten tref je tegenwoordig in een dozijn landen aan – met een buitengewoon realistisch regime, dat, anders dan de EU, volkeren hun eigenheid niet probeerde te ontnemen. De mensen werden vooral met rust gelaten, of het nu Roeteense boeren of Weense ambtenaren waren; ze betaalden belastingen, dat volstond.

Naar dit ‘huis met de vele kamers’ voelde Joseph Roth een ongeneeslijk heimwee. En hij beschrijft de mensen die er woonden met een groot sarcasme en een nog groter mededogen. Maar vooral beschrijft hij hen als de geesteskinderen van een tijdvak, meer bepaald de nabloei van de eeuw na de Verlichting, vlak voor iedereen ging autorijden.

Kinderarbeid, zegt u? Ik weet het. Verelendung? Het is me bekend. Maar deze en andere kwalen had men ook kunnen bestrijden zonder in het overbevolkte, geautomatiseerde, ontmenselijkte, door lawaai en uitlaatgassen verpeste heden te belanden.

Conservatieven zijn mensen met een geheugen. Mijn kinderherinneringen zijn herinneringen aan een vergeefse poging tot restauratie van het voorbije. Mijn moeder drilde mijn zussen en mij aan de eettafel, alsof ze aldus iets van haar interbellum terug kon halen, dat zelf al een naglans van de echte wereld was. En mijn vader dweepte met het beste van het Victoriaanse Engeland. Wij hadden geen auto en geen televisie.

Welnu, ik hoop dat ik u niet te zeer heb verveeld met deze ziektegeschiedenis; en intussen ben ik benieuwd naar uw eigen denkbeelden.

Benno Barnard is een schrijver die meent dat het heden gewoonlijk ongelijk heeft.

Meer van Benno Barnard

De reislust voert uw schrijver naar de Maas en Brussel, waar hij onthaald wordt door een villa, kunstschilders en een schaamteloos jonge fotograaf.

Commentaren en reacties