“‘Ik ben Belg’ is ridicuul”
Claus’ vaderland
Was Hugo Claus dé antinationalist, de unitarist of toch de Vlaams-nationalist die zijn erfgenamen er niet meer in willen zien? Zijn geboortedag is een mooie gelegenheid om daar even bij stil te staan.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementMocht hij er op 19 maart 2008 niet zelf voor gekozen hebben om het ondermaanse te verlaten, dan had Hugo Claus vandaag zijn 84e verjaardag kunnen kiezen. Zijn erfenis wordt velerzijds opgeëist en niet altijd consequent. Kevin Absillis daarover in Doorbraak van maart 2013: ‘Het verschil tussen Claus en de zogenaamde culturo’s van vandaag is dat Claus kritiek had op de Vlaamse identiteit, terwijl zijn vermeende erfgenamen die Vlaamse identiteitsgedachte als zodanig afwijzen.’
Toen Mark Grammens op 9 maart 2009 de prijs van de Vrijheid van Nova Civitas ontving, wijdde hij in zijn toespraak (hier klikken) enkele zinnen aan de “prins van de Vlaamse letteren”. ‘Iets soortgelijks <als met Jaap Kruithof – nvdr> heeft zich voorgedaan met Hugo Claus. Ook Claus was in de jaren zestig, toen ik hem persoonlijk kende, een overtuigd Vlaams-nationalist, maar niemand die de stapels papier die bij zijn overlijden aan Claus werden gewijd, heeft gelezen, kon daar zelfs maar een vermoeden van hebben. Het kliekje dat hem in zijn laatste jaren omringde en het monopolie bezat op zijn in memoriam, heeft zijn nagedachtenis exclusief geplaatst in het teken van het eigen ideologisch gelijk, met miskenning van de volledige mens in zijn vele aspecten.’
Kwikzilveren ongrijpbaarheid
De politieke splinter Belgische Unie/Union Belge zette meteen na Claus’ overlijden een bericht op haar webstek om hem te eren als ‘unitarist “dans l’âme”‘. Op 26 maart 2013 schreef Tom Naegels de column “Claus, de Jan Breydel van een kosmopolitische natie” voor De Morgen (hier klikken). Daarin roept hij op de auteur niet in te zetten voor de eigen politieke strijd. Hij betreurt dat Claus postuum wordt ingezet als ‘de dappere, rebelse, kosmopolitische artiest, die op zijn eentje het machtige rijk van de bourgeois en de nationalisten deed wankelen, die de hypocrisie van de kapitalist ontmantelt met zijn kwikzilveren ongrijpbaarheid, en die zo de wérkelijke identiteit van Vlaanderen heeft getekend’. Gerard Mortier zou zich daar in zijn Clauslezing nadrukkelijk schuldig aan hebben gemaakt. Lezer Ward D. dient Naegels op het forum van de krant meteen van antwoord: ‘Claus was een antinationalist. Waarom mogen antinationalisten hem dan niet als hun voorman beschouwen?’
Zopas verscheen bij De Bezige Bij het zeer keurig uitgegeven “de plicht van de dichter” waar op zoek wordt gegaan naar het maatschappelijke engagement van Hugo Claus. De historicus Marnix Beyen neemt het hoofdstuk “hugo claus en de Belgische naties” voor zijn rekening. Volgens deze historicus zijn er ‘ook andere dan strikt strategische redenen (…) om verbolgen te zijn over de belgicistische recuperatie van Claus.’
Dé Belgischgezinde historicus Jean Stengers ergerde zich alvast aan het feit dat Claus de ‘Vlaams-nationale visie op de vaderlandse geschiedenis’ had overgenomen in een interview met Le Monde in 1997. Claus zei daar dat België ‘door anderen aan de Vlamingen en de Walen was opgelegd’.
‘Ik voel me Vlaming, ik houd van de Vlamingen en ik blijf schrijven in het Nederlands’, noteerde Het Parool in 1951 uit zijn mond. Hij bleef die lijn aanhouden. In 1965 nam hij zelfs nadrukkelijk een politiek standpunt in toen De Nieuwe Gazet hem vroeg hoe hij zou stemmen in een referendum over federalisme, toen een erg radicaal-Vlaams project. Claus aarzelde even en zei toen dat hij vόόr zou stemmen ‘omdat de bestaande toestand zo absurd is. Men kan zich moeilijk een meer absurde toestand indenken. (…) In een federalistisch verband zouden we het gevoel krijgen dat we reageren op iets dat meer met ons verbonden is dan het vrij abstracte België van vandaag. Gesteld dat er bijvoorbeeld een of andere knoeier van een minister is, dan zouden we als Vlaming beter op zijn Vlaamse vingers kunnen tikken.’
Onder meer – maar daar erg opgemerkt – in het Franse literaire programma Apostrophes in 1985 gaf Claus graag zijn visie op het ontstaan van België. In 1830 hadden ‘Frankrijk, Engeland en Duitsland die neutrale zone gecreëerd, die aan niets beantwoordt, die geen gezicht heeft, die geen identiteit heeft, en die men België heeft genoemd.’
K.U. Nieuws noteerde in 1991 bij hem: ‘Het streven van Vlamingen naar een eigen staat vind ik niet eens zo’n onedele drift. Natuurlijk, als het de vorm aanneemt van rare ridders en lid willen zijn van de grote Arische stam, dan is dat minder aangenaam. Maar de idee zelf, om een soort duidelijke entiteit te willen verwerven, daar ben ik niet tegen. Als een Nederlander zegt: “Wij zijn Nederlanders”, dan klinkt dat natuurlijk. Maar zeggen: “Ik ben een Belg” is gewoon ridicuul. Dan begin ik al te proesten.’
Volgens Beyen zag Claus als tweede anti-Belgisch motief, naast het politiek-institutioneel falen, ‘de etnische onverzoenbaarheid tussen Vlamingen en Walen.’ Hij was bijvoorbeeld voorstander van de splitsing van de Leuvense universiteit.
Deugddoende chaos
Van Hugo Claus zijn anderzijds vele citaten te vinden waarin hij zich afzet van het Vlaams-nationalisme of beter ‘de erfenis van de collaboratie’. Claus’ politieke engagement of gebrek daar aan, wilde wel eens kronkelende paden bewandelen. Maar één constante loopt door zijn hele leven, loopbaan en oeuvre: hij was door en door anti-katholiek.
In de mate op het Vlaams-nationalisme zelfs maar een spatje katholicisme kleefde, nam Claus er in de scherpste bewoordingen afstand van. Ook elke band met de collaboratie maakte hem furieus. ‘Als ik naar de televisie kijk met hun landdagen, hun planificaties, hun goede zorgen, moet ik kotsen’, laat hij zijn hoofdfiguur zeggen in Tand om Tand, een spiegelgevecht.
Hij zag in België ook voordelen en noemde ‘het lekkere eten en de deugddoende chaos’ (1969, Brabants Dagblad). Het eeuwige gesjoemel bood wel voordelen, vond Claus. Beyen daarover: ‘Dankzij de “kleine vormen van corruptie die het leven gemakkelijker maken” kon hij zich in 1997 tegenover Le Monde “tamelijk tevreden” noemen in “die vormeloze staat zoals we ze vandaag zien functioneren – of juist niet functioneren”.’
De kunstenaar Claus zag wel wat in België als een soort kraakpand waar geen echte regels gelden. ‘Over een eventuele politieke meerwaarde van België als land of natie lijkt Claus het nergens te hebben gehad’, vat Beyen vast.
Het woord vaderland klinkt op zich al als een vloek in het geval van Claus. Op veel concrete politieke analyses liet hij zich bovendien niet betrappen. De goede raad van Tom Naegels in de wind slaand, kunnen we toch provocatief besluiten dat er wel wat redenen zijn om te vermoeden dat de Hugo Claus in de volle kracht van zijn leven een geschikte kandidaat was geweest voor de Gravensteengroep en nog niet eens voor de voorzichtige vleugel daarvan.
<Vindt u dit artikel informatief? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Peter De Roover was achtereenvolgens algemeen voorzitter en politiek secreteris van de Vlaamse Volksbeweging , chef politiek van Doorbraak en nu fractievoorzitter voor de N-VA in de Kamer.
Peter De Roover verantwoordt de keuze van de N-VA om in Vlaanderen een Zweedse coalitie op de been te helpen, zonder het Vlaams Belang.
Jack London was een veelschrijver én avonturier. Zijn omzwervingen overtuigden hem van de noodzaak van een socialistische samenleving, een idee dat hij verwerkte in zijn boeken.