Ik heb een nachtmerrie
Racisme is geen zwart/witverhaal
Martin Luther King vocht voor gelijkheid uit een christelijke inspiratie
Vijftig jaar na Martin Luther Kings ‘dream’ wil Peter De Roover het wel eens hebben over zijn nachtmerrie. Het debat over racisme wordt op een ergerlijke manier gevoerd, vindt hij.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementMartin Luther King had een grote droom en exact vijftig jaar geleden bracht hij de wereld daar op een indrukwekkende manier van op de hoogte. Zonder me uiteraard zelfs maar enigszins met de zwarte dominee te willen vergelijken, wil ik die verjaardag toch even kapen om het over mijn nachtmerries te hebben. Die krijg ik van de ‘samenlevingsproblematiek’, zoals die omfloerst wordt genoemd. Vooral de manier waarop de discussie wordt gevoerd, waarbij de twee extreme uitersten de boventoon voeren en ons in een doodlopende straat sturen, ergert me mateloos.
Ook Martin Luther King had het over het probleem van samenleven op één grondgebied. Dat vraagstuk moet fundamenteel onderscheiden worden van de ‘Belgische kwestie’. Als het gaat over nieuwe en oude Vlamingen is splitsing geen optie, net zomin als dat kan voor werkgevers/werknemers, mannen/vrouwen, homo’s/hetero’s, ouderen/jongeren. Er is in die gevallen geen alternatief voor ‘samen door één deur’. Dat uitgangspunt is fundamenteel.
Humo
Humo ging vorige week naar aanleiding van die 50e verjaardag van de ‘I have a dream’-toespraak op zoek naar het antwoord op de vragen of, waar en hoe racisme zich in Vlaanderen voordoet. Het blad liet acht potentiële ervaringsdeskundigen aan het woord.
Schrijfster Chika Unigwe, afkomstig uit Nigeria, vertelt hoe ze op de VDAB te horen kreeg dat er geen poetsvrouwen gezocht werden. Unigwe behaalde twee universitaire diploma’s maar de huidskleur bleek voor de bediende alleszeggend. In een kledingszaak kreeg ze de hele tijd een nauwlettend toekijkende caissière achter zich aan. Het thema van een kamp in Zwitserland waar haar kinderen aan deelnamen was ‘Afrika’ en de meisjes zouden ‘strooien rokjes’ dragen en de jongens camouflageverf op het gezicht. Dat de verkiezing van Obama tot president voor de Canvas-crack aanleiding was om de vraag te stellen hoe een kind van een blanke en een zwarte heet, vond Onigwe ook stuitend. Ze besluit daaruit dat racisme in Vlaanderen ‘geïnstitutionaliseerd’ is. ‘Zwart wil zeggen: niet van hier’, verwoordt ze haar gevoel er hier dikwijls niet bij te horen.
Bij Wouter Van Bellingen, ooit schepen in Sint-Niklaas, wordt het verhaal nog eens opgediept dat drie koppels weigerden door hem gehuwd te worden omdat hij zwart is. (Rond dat verhaal bleef een waas van geheimzinnigheid hangen.) Op een receptie kreeg hij te horen: ‘Geen oesters voor het personeel. Alleen genodigden.’ In een treincoupé ziet hij ‘mensen ostentatief naar hun handtas grijpen’. Racisme bestrijden moet kleinschalig gebeuren, zegt Van Bellingen, bijvoorbeeld door de kinderen gitaarles te laten volgen en naar de scouts te sturen.
Sihame El Kaouakibi kreeg bekendheid als directrice van Let’s go urban. Mensen zien haar, zegt ze, als iemand die zich aanpast. ‘Ik sta voor taal, voor competentie, voor burgerschap.’ Het feit dat ze moslim is, ‘is er soms te veel aan’. Echt racisme maakte ze niet mee maar ze ziet wel ‘angst en onzekerheid in Vlaanderen’. De omgang met de hoofddoek is exemplarisch, vindt El Kaouakibi, maar ze noemt zichzelf ‘kritisch optimist’.
Meyrem Kitir zetelt voor sp.a in de kamer en werkt als arbeidster bij Ford Genk. Dat ze goed Nederlands spreekt, blijkt voor sommige mensen opmerkelijk. ‘Het was één van de weinige momenten waarop Kitir werd beoordeeld op haar huidskleur.’ Een schoonbroer krijgt als thuisverzorger van een patiënte te horen: ‘Ne bruine komt niet aan mijn lijf!’ Limburg heeft volgens haar echter een streepje voor, ‘de integratie is er via de mijnen verlopen’.
Abderrahim Lahlali, advocaat in Gent en voor CD&V gemeenteraadslid in Ronse, werd voor het eerst uitgescholden in de middelbare school. Hij noemt het leraarscorps uitmuntend maar één leraar, meester Henri, ‘was een racist tot op het bot’ en misbruikte zijn macht om hem en een Turks klasgenootje te kleineren. Als stagiair-advocaat stootte hij op ‘subtielere vormen van ongelijke behandeling’. Hij moest zich steeds legitimeren als hij dossiers opvroeg. Lahlali vindt Vlamingen niet per definitie racistisch ‘maar er is nog veel werk om de bestaande vooroordelen uit de wereld te helpen’. Volgens hem is islamofobie alomtegenwoordig: de meeste moslimjongeren ‘proberen echt hun best te doen om hun islamitische achtergrond en de westerse waarden te verenigen, maar de samenleving gaat er meer en meer van uit dat die werelden haaks op elkaar staan en dwingt hen vaak tot een keuze.’ ‘Een verontrustende tendens’, zegt Lahlali.
Yasmine Kerbache kreeg nationale bekendheid als tweede kandidaat op de sp.a-lijst voor de gemeenteraadsverkiezingen in Antwerpen. Ze was toen al kabinetschef van Elio di Rupo. Kerbache kreeg ooit van een verbaasde vrederechter te horen dat zij, advocate, ‘zo mooi Nederlands’ sprak. Als politica ontvangt ze racistische haatmails. Verwijten glijden na verloop van tijd van haar af ‘maar echt wennen doet het nooit’. Negatieve ervaringen worden echter vooral ‘ingegeven door de angst om gediscrimineerd te worden’. Die vrees maakte haar onzeker. De pamfletten van het Vlaams Blok maakten grote indruk op haar als jong meisje. Ze kreeg schrik dat ‘Filip Dewinter ons persoonlijk’ ging terugsturen. Kerbache vindt dat het Antwerps stadsbestuur systematisch opdeelt en dat ‘creëert wel een voedingsbodem voor onverdraagzaamheid.’
Zuhal Demir, advocate, kamerlid en districtsvoorzitter van Antwerpen voor N-VA, vindt het vreemd dat ze verantwoording moet afleggen voor haar partijkeuze. ‘Ik ben toch even veel Vlaming als iedereen die hier geboren is?’ Als kind werd ze in haar Genkse school ingedeeld in de B-klas en ook op het lyceum ‘was het vechten tegen de vooroordelen’. Maar haar motto was ‘get over it en doe het gewoon’. Vader verhuisde naar een witte wijk en legde actief contact met de buren. Pas later ontmoette ze racisme als haar broers het café niet binnen mochten en zij wel. Volgens Demir deed de passieve migratie de reputatie van nieuwkomers geen goed. ‘Migratie kan een positief verhaal zijn, op voorwaarde dat het over normale aantallen gaat en nieuwkomers moeite doen om zich te integreren.’ Ze ontkent de samenlevingsproblemen niet maar herkent de verhalen van racisme die het leven onmogelijk maken niet. Haar verhaal mag dan anders verwoord zijn dan dat waarmee Liesbeth Homans enkele dagen in de storm van zogenaamde progressieve kritiek kwam te staan maar klinkt in wezen heel gelijkend.
Chokri Mahassine, Vlaams parlementslid voor sp.a en organisator van Pukkelpop, vervolledigt het achttal. ‘De laatste tien, vijftien jaar maak ik dan ook weinig mee, ik kan me echt geen incidenten herinneren.’ Racistische haatmails wist hij meteen en ‘mensen zien mij als een Vlaming’, heeft hij de indruk. Hij ziet meer ‘sociaal racisme’ dan rassenkwesties. De sociaal-economische en religieuze kloof is er wel.
Niet representatief
De Humo-enquête leert dat racisme bestaat, mocht daarover nog enige discussie bestaan. Het doet zich ook in veel scherpere vormen voor dan die waarover sprake bij deze acht getuigen die elk een sterke maatschappelijke positie konden verwerven. De Humo-acht zijn spijtig genoeg niet representatief voor alle nieuwe Vlamingen. Sociaal zwakkere allochtonen stoten op stuitender vormen van racisme en discriminatie. Die komen gelukkig niet bij alle mensen van buitenlandse afkomst in dezelfde mate voor, zoals ook in Humo blijkt.
Het artikel bevestigt dat racisme… jawel, of het politiek correct klinkt of niet, een relatief begrip is. Misschien is dat niet zo in de juridische betekenis van het woord maar wel in het dagelijkse gebruik ervan. Als een vrederechter zich verheugt over ‘het mooie Nederlands’ van Kerbache, dan zal die brave man niet weinig verbaasd vaststellen dat hij nu opduikt in een getuigenis over racisme. Dat zo’n opmerking Kerbache het gevoel gaf dat ze toch als ‘vreemd’ wordt beschouwd, zal zeker kloppen maar we komen in zo’n geval natuurlijk zelfs niet in de buurt van de juridische kwalificatie ‘racisme’. ‘Knap vervelend’ lijkt hiervoor een passendere kwalificatie dan ‘racisme’.
De Humo-redactie gaat er verder blijkbaar van uit dat alleen allochtonen slachtoffer kunnen zijn van racisme. Niet één autochtone Vlaming komt in het artikel getuigen over het racisme dat hij/zij eventueel ondervindt. Het uitgangspunt luidde blijkbaar dat die vorm niet bestaat.
Ook opvallend is de afwezigheid in het Humo-verhaal van enige vorm van racisme van de ene groep allochtonen tegenover de andere. Nochtans verlopen de contacten tussen ‘bruin’ en ‘zwart’ bijvoorbeeld ook niet altijd even fijnzinnig. Humo heeft daar echter geen weet van. Het blad stelt zich in het stuk over racisme dus behoorlijk discriminerend op door alleen de ‘witte’ bevolking op het beklaagdenbankje te zetten.
Laten we ook maar eens zeggen dat racisme – in de heel brede betekenis die het woord ook hier weer krijgt – nooit helemaal uitroeibaar is. De ‘meesters Henri’ van Lahlali zullen er altijd zijn. Tegen een leraar kan er worden opgetreden. In de privé-sfeer hoort het iedereen natuurlijk vrij te staan bepaalde (groepen) mensen wel of niet graag te hebben. Openheid is niet iedereen gegeven en verliest alle betekenis als ze wordt opgelegd. Graag zien kan niet op commando. Allochtonen, ouderen, gehandicapten, homo’s, Vlaams-nationalisten zullen zoals alle herkenbare groepen nu eenmaal met vooroordelen moeten leren leven.
Vooroordelen zijn handig
Racisme schurkt nauw aan tegen het fenomeen ‘vooroordelen’. Die zijn heel erg des mensen en zelfs onmisbaar om een ietwat comfortabel leven te leiden. Dat je van het drinken van een fles cola niet dood gaat, is een vooroordeel want daar kan wel degelijk een fataal gif in terecht zijn gekomen. Wie vooroordelen principieel afwijst, hoort cola eerst in een lab te laten analyseren vooraleer er een teug van te nemen. De kans op vergiftigde cola is echter zo klein dan we ons baseren op het veralgemenend vooroordeel dat de inhoud van zo’n fles veilig kan genuttigd worden. Voor een glas water zonder verzegelde sluiting, geserveerd in een ver vakantieoord of een aangeboden cocktail in een discotheek ligt dat al anders. We horen daar ‘wel eens verhalen’ over en worden dus achterdochtig. Die drankjes controleren we wel, de cola niet.
Ervaringen spelen daarbij een grote rol. Ook en misschien zelfs vooral slechte. En spijtig genoeg zeker ook de verhalen, dikwijls aangedikt, met ervaringen die iemand anders opdeed of iemand anders gehoord heeft van iemand die het meemaakte dat… enzovoort.
Wat we niet kennen, maakt achterdochtig, want dan is het opletten geblazen leert een ingebakken (en niet zo gek) vooroordeel. In een vreemde kamer wandel je voorzichtig langs het meubilair, in de eigen woonst vlieg je blindelings langs de vazen. Je laptop geef je zonder nadenken ter bewaring aan je broer als in een café de kleine ruimte wenkt maar niet aan een onbekende aan het belendend tafeltje; ook niet aan een witte onbekende. Dat vooroordelen niet zonder gevaar zijn, blijkt wanneer we ons thuis aan het door een huisgenoot verschoven bijzettafeltje stoten.
Dankzij vooroordelen kunnen we tijd winnen, wat erg handig is, maar hoe brutaler een vooroordeel veralgemeent, hoe minder bruikbaar het wordt. Heeft het te maken met intellectuele luiheid of het hoge tempo waarin we vandaag leven dat een half woord of een fractie van een feit voor velen volstaat om een oordeel te vellen? Rustig, kalm en geduldig overwegen hoort er niet meer bij en dan gaan vooroordelen een dominante rol spelen. Denk aan het schooltje in het Antwerpse Kiel met de vermeende kindermisbruik door een juf: ook zonder enige kennis van zaken hadden velen, wit en donker, hun (voor)oordeel al klaar. Dat de ene groep bevooroordeelden gelijk kreeg en de andere niet, betekent niet dat hun reacties niet fundamenteel identiek waren.
Ivoren toren
Tijd om het verhaal heel persoonlijk te maken want ik heb, vijftig jaar na Martin Luther King, wel eens een nachtmerrie. De omgeving waarin ik werk en leef is erg gekleurd. Dat leidt soms tot misverstanden en wenkbrauwengefrons, maar het mag sommigen verbazen, het aantal echt negatieve ervaringen met allochtonen kan ik op één hand tellen en dan hou ik nog vingers over. Logisch dan ook dat ik weinig negatieve vooroordelen koester tegenover ‘anderen’. (Daar zit ook een persoonlijke keuze achter. Wantrouwen koesteren maakt een mens zuur, vertrouwen maakt een mens kwetsbaar. Ik heb de neiging tussen beide kwaden voor het tweede te kiezen als het over intermenselijke verhoudingen gaat.)
Als ik in het verweer ga tegen echt racisme wanneer ik het tegenkom en herken, dan heb ik natuurlijk overschot van gelijk. Maar misschien is ‘die racist’ ooit overvallen door een ‘zwarte’ jongere of beschimpt door een ‘bruine’ of ervoer die dingen die ik niet uit mijn ervaringen herken. Natuurlijk staat ‘die zwarte’ niet voor ‘de zwarten’ of ‘die bruine’ voor ‘de bruinen’. Maar zo werkt het, spijtig genoeg, niet. Een verkrachte vrouw koestert achterdocht tegenover elke man. Ten onrechte en toch volstaat een beetje inlevingsvermogen om haar te begrijpen. Slechte ervaringen maken achterdochtig, achterdocht maakt verkrampt; verkramping komt ook ergens van. De antiracisten mogen hun ivoren toren wel eens verlaten en een scheut empathie ten opzichte van mensen die geconfronteerd worden met de negatieve kanten van de multicultuur zou niet misstaan.
En daarmee is die ene waarheid, zo taboe bij een bepaalde zogenaamde linkerzijde, ook nog eens verwoord. Ook vooroordelen ontstaan niet in het luchtledige. Vooraleer aanhangers van een bepaald zogenaamd rechts taboe beginnen te applaudisseren, gelieven ze verder te lezen.
Want het verhaal is maar half. Als ik me verzet tegen het misbruik van de term racisme heb ik ook gelijk. Ik moet er wel volledigheidshalve aan toevoegen dat ik bij een sollicitatiegesprek nooit afgewezen werd omdat ik Peter heet, dat oudere vrouwen nooit hun handtas tegen zich aandrukken wanneer ik voorbij wandel, dat de politie mij niet om de haverklap vraagt mijn papieren te tonen. Ik heb geen last van racisme en ervaar het nooit aan de lijve. Dat wil dan weer niet zeggen dat het niet bestaat. Wanneer een lang gejurkte leerlinge mij vertelt dat ze in de tram door een ‘witte’ bespuwd werd omwille van haar kledij, dan begrijp ik dat zo’n moslimmeisje haar oordeel over ‘ons’ verscherpt. Ik werd nooit bespuwd omwille van mijn kledij (wel meewarig bekeken, maar dat is een ander verhaal).
Ook het gevoel slachtoffer te zijn van vooroordelen ontstaat niet in het luchtledige. Racisten zouden er ook goed aan doen hun ivoren toren even te luchten en ze mogen uit datzelfde vaatje een scheut empathie tappen wanneer er iemand met een ‘kleurtje’ aan te pas komt.
Als er dan nog eikels zijn – en ze zijn er, veel te veel trouwens – die voortdurend over racisme beginnen te balken als ze worden terecht gewezen of verantwoording moeten afleggen voor scheef gedrag, dan gaat de leraar of de politieagent van dienst na een tijd bij elke verwijt van racisme de schouders ophalen.
Het zijn de racisten – ja, ze bestaan en zijn met te veel – en de allochtonen die zich niet weten te gedragen – ja, ze bestaan en zijn met te veel – die de boel samen voor iedereen verkloten. Waarom is het blijkbaar zo moeilijk om de beschuldigende vinger in twee richtingen te wijzen terwijl de feiten zo’n duidelijke taal spreken? De schuld leggen bij de twee buitenkanten wordt snel wollig. Maar in deze kwestie is het gewoon de enige juiste weg. Ze zullen het niet graag horen maar die twee groepen zijn objectieve bondgenoten, die elkaars clichés en wereldbeeld bevestigen. Ik wil en zal graag blijven proberen hun drijfveren te ontrafelen maar hun verhaal is niet het mijne, onder meer omdat beide groepen met elkaar ook gemeen hebben dat ze geen van beide perspectief bieden en vluchten in een doodlopende straat.
Dat die uitersten het debat beheersen, bezorgt mij nachtmerries. Alleen een opstand van de samenlevers kan er voor zorgen dat die nachtmerrie een nachtmerrie blijft.
(Over de eerste reacties op dit artikel: lees hier.)
<Vindt u dit artikel informatief? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>
Categorieën |
---|
Peter De Roover was achtereenvolgens algemeen voorzitter en politiek secreteris van de Vlaamse Volksbeweging , chef politiek van Doorbraak en nu fractievoorzitter voor de N-VA in de Kamer.
Peter De Roover verantwoordt de keuze van de N-VA om in Vlaanderen een Zweedse coalitie op de been te helpen, zonder het Vlaams Belang.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.