Jean-Paul Sepieter: ‘Wij moeten elkaar nog kunnen verstaan, van Duinkerke tot Delfzijl.’
Een interview met de Frans-Vlaming Jean-Paul Sepieter
Boeschepe, Frans-Vlaams grensdorp en geboorteplek van Jean-Paul Sepieter
foto ©
Jean-Paul Sepieter speelde een bijzondere rol in Frans-Vlaanderen. Hij spreekt over de erkenning van de streektaal en de plaats van het Nederlands.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe naam Jean-Paul Sepieter, militant actief tussen de jaren ‘70 en ’90 van de vorige eeuw, zindert in Frans-Vlaanderen nog na. In die jaren bracht hij er een nieuw geluid dat richtinggevend werd voor alle verdere acties. Ik sprak met hem op het zomerse terras van estaminet het Kerelshof in Kassel terwijl het stadje zich voorbereidde op de komst van de Ronde van Frankrijk. Een gesprek in het Nederlands want Jean-Paul spreekt vlot onze taal.
In Nederland en Vlaanderen
Je spreekt Nederlands met een zacht Hollands accent.
‘Op achttienjarige leeftijd ontdekte ik als Frans-Vlaming Nederland. Ik voelde me er onmiddellijk thuis. Door er zoveel als mogelijk te komen, en ook in Vlaanderen, leerde ik autodidactisch de Nederlandse taal. Nu weet je waarom mijn taal zacht “Hollands” kleurt. Zo kreeg ik ook de smaak te pakken om kennis te maken met de taal van mijn voorouders.’
Het Vlaams gevoel
Je bedoelt het Vlaemsch van Frans-Vlaanderen?
‘Klopt. In de jaren ’70 kon je nog overal in de Westhoek in Frankrijk Vlaemsch op straat horen. Het was de moedertaal van mijn ouders en mijn grootouders. Ik ben in het grensdorp Boeschepe geboren maar, een beetje per toeval, in Robeke bij Rijsel geland. Hierdoor werd het taalbad van de streektaal me ontnomen. Het voelde niet alleen als een gemis, maar nog meer als een ontworteling.’
Je leerde dus eerst Nederlands, dan de streektaal, en niet omgekeerd?
‘Inderdaad, het is mijn studie van het Nederlands die mijn interesse aanwakkerde om het Vlaemsch van de streek te leren. Via deze weg heb ik ook mijn wortels herontdekt en kreeg ik een Vlaams gevoel.’
Aanleren van de streektaal
Je schreef later een methode om de streektaal te leren.
‘Ziedaar mijn bescheiden aandeel in de taalkundige heropbloei in Frans-Vlaanderen. Dat was het eerste succesvolle leerboek sinds generaties om het Vlaemsch van de Westhoek te leren. De Franse staat had, na de verschijning van mijn boek, nog bijna een halve eeuw nodig om onze streektaal te erkennen. Dat gebeurde vorig jaar, nu er bijna niemand meer is om de taal te doceren, laat staan te spreken. Veel te laat, maar je mag nooit wanhopen, ook niet met jakobijnse domkoppen.’
Hekkerschreeuwen
Over taal straks nog meer. In de jaren ’70 nam je het initiatief voor de oprichting van Hekkerschreeuwen, een drukkingsgroep die een pioniersrol speelde in de vernieuwing van dat Vlaams gevoel. Wat was er vernieuwend aan?
‘Wij zochten nieuwe inspiratie, niet alleen in Vlaanderen en Nederland, maar ook bij andere Franse minderheden als Bretagne, Occitanië, Corsica, enz. Wij wilden vanuit het volk dat nog door- en door-Vlaams was, de volkscultuur, de streektaal, de volksspelen en de volksmuziek nieuw leven inblazen. Thema’s als localisme, ecologie, bescherming en bevordering van de regionale architectuur. Dat was voor Frans-Vlaanderen nogal vernieuwend. Vandaag zijn die thema’s een eigen leven gaan leiden en dat geeft een goed gevoel.’
Bij welke denkers en auteurs vond je inspiratie?
‘Van de filosofen had ik toen zeker Pierre-Joseph Proudhon met zijn Du principe fédératif al gelezen. Ook L’enracinement (Verworteling) van Simone Weil. Verder de bestsellers van het moment: La révolution régionaliste van de Occitaan Robert Laffont; Comment être Breton van Morvan Lebesque; de werken van Guy Héraud zoals L’Europe des ethnies, en ga zo maar verder.’
Wat heeft de actie van Hekkerschreeuwen blijvend voortgebracht?
‘Wij noemden Hekkerschreeuwen een vereniging voor opbouwwerk en volkscultuur. Dat opbouwwerk stond naar analogie met wat Jan Hardeman en zijn ploeg in het nabije Heuvelland op gang hadden gebracht.
Het heeft zeker de bloei van Vlaamse en volkse cafés bevorderd en de heropleving van de volksspelen. Ook de volksmuziek met de steun van pioniers als Alfred den Ouden. Over de Vlaamse volksmuziek schreef ik een boek en kwam ik in Vlaanderen in contact met mensen als Wannes Vandevelde, Herman de Wit van ‘t Kliekske. Belangrijk was onze bekommernis voor een Vlaamse, regionale architectuur en over het milieu.’
Vlaams karakter
Wat heeft architectuur met de Vlaamse identiteit te maken?
‘Na de Eerste Wereldoorlog was de Westhoek helemaal verwoest. De heropbouw in regionale stijl met architecten rond een bezige bij als Cordonnier waren bepalend voor het blijvend Vlaams karakter van vele steden en gemeenten, tot vandaag.
Voor deze activiteiten hadden wij de steun van de betreurde architect Dieudonné Coppin uit Belle, zelf heel creatief de regionale bouwstijl. Ook vroegen we aandacht voor het bedreigd patrimonium zoals de Noordmeulen in Steenvoorde. Vandaag is de molen gerestaureerd en een van de parels van het historisch bouwkundig patrimonium in de streek.’
En waren er ook politieke eisen?
‘Ik zou eerder spreken over metapolitiek. Tegenover de verstikkende, centraliserende politiek made in Parijs brachten wij lokaal een debat op gang rond de eisen ‘leven, werken en zelf beslissen in eigen streek’. Zelf heb ik nog, zonder geldmiddelen of financiële steun, deelgenomen aan de gemeenteverkiezingen in Steenvoorde. Ik haalde toen vanuit het niets meer dan 7% van de stemmen. Maar het bleef door omstandigheden bij deze eenmalige poging.’
Vlaemsch versus Nederlands?
Jij, als kenner van het Nederlands en voorvechter van de streektaal, hoe sta je tegenover diegenen die vandaag in Frans-Vlaanderen het Vlaams en het Nederlands als twee verschillende talen bekijken?
‘Ik ben het bescheiden maar levend voorbeeld van de onwrikbare banden tussen het Vlaemsch en de taal van Vondel en van Michiel de Swaen. In mijn boek Vlaemsch leren kan je lezen dat de door mij gekozen spelling voor het schrijven van de streektaal kort bij de Nederlandse schrijfwijze is gehouden, maar dan doorspekt met wat Saksische en Friese, zeg maar Ingweoonse klemtonen. Het heeft geen zin het Vlaemsch los te willen koppelen van het Nederlands met een schrijfwijze die archaïsch is of nooit heeft bestaan.’
Je leerde eerst Nederlands en dan de streektaal. Is dat niet de juiste weg, de dag van vandaag?
‘Dat is me door omstandigheden overkomen. Dat viel best mee want de Nederlandse spraakkunst gaf me een goede basis. Nederlands studeren en vervolgens streektalen van het Nederlands is, gezien de verfransing van Frans-Vlaanderen, zeker aan te raden. Omgekeerd, wie Vlaemsch leert is een uitstekend kandidaat om vervolgens Nederlands te leren. Dit is geen eenrichtingsverkeer.’
De voorzitter van de ANVT (Academie voor nuuze Vlaemsche taele) refereert wel eens naar je boek als inspiratiebron voor zijn activiteiten.
‘Ik heb met die kringen geen contact. Als je mijn mening vraagt, heeft het verder geen zin om frontaal Vlaemsch en Nederlands met elkaar te laten botsen.
Wij hebben geen tijd te verliezen! Het Nederlands en zijn streektalen vormen samen één bandbreedte en al de rest is van geen belang.’
Onderwijs
Heeft het Vlaemsch een plaats in de scholen? En wat dan met het Nederlands?
‘Nu de Vlaemsche streektaal door Frankrijk is erkend benut men best de hierdoor ontstane ruimte en mogelijkheden overal waar het maar kan. Hoe sneller hoe beter, vooraleer de Franse Republiek opnieuw van gedachte verandert. Men moet aan de slag in de scholen, de media en de openbare ruimte.
Ik kom regelmatig in Duitsland en andere Germaanse landen. Ik zie overal dat streektalen worden gebruikt in de publiciteit, in bordcommunicatie van steden en gemeenten. De Duitse standaardtaal is daardoor nog niet in gevaar gebracht! Hoe zou het? Het Vlaemsch van de streek is, net als de dialecten van andere talen, historisch gezien ouder dan de standaardtaal. Ze verrijken de standaardtaal. Verder zou ik zeggen: leven en laten leven. Het ene gaat het andere nooit overschaduwen. Wij moeten elkaar nog kunnen verstaan, van Duinkerke tot Delfzijl.’
Met een link naar het Nederlands, toch?
‘Jazeker, en wie die link ontkent is al even dwaas als de jakobijnen die wij bestrijden. Ook in de tweetalige communicatie van de gemeentenamen ben ik het met je eens dat, naast de orale traditie, uiteraard ook de historische bronnen dienen te worden geraadpleegd. De naamtoekenning aan gemeenten en straten is een werk van specialisten. Vertegenwoordigers van de lokale geschiedenis, specialisten in plaatsnamen én taalkundigen moeten hiervoor samenwerken. De mensen die daar nu in Frans-Vlaanderen alleen over beslissen zijn eigenlijk niet bevoegd.’
Hoe kan men de brug maken tussen Vlaemsch en Nederlands?
‘Ik doe een oproep aan de taalkundigen en de studenten aan de Vlaamse en Nederlandse universiteiten. Er is een grote behoefte om een vergelijkend leerboek Vlaemsch-Nederlands samen te stellen. Het zou ons helpen om de historische en etnoculturele brug te maken tussen streektaal en Standaardnederlands. Taalwetenschappers kunnen het spanningsveld tussen Vlaemsch en Nederlands in Frans-Vlaanderen in positieve zin beïnvloeden. Wij verlangen naar een initiatief van de universitaire wereld.’
De Taalunie
Akkoord met de eis om het Nederlands ook te erkennen als regionale taal zoals het geval is in de Elzas met het Elzassich én het Duits?
‘Ik steun alle voorstellen om meer plaats te geven én aan het Vlaemsch én aan het Nederlands. Maar het Nederlands benut mijns inziens niet alle mogelijkheden. De Taalunie moet namens de Vlaamse en Nederlandse regeringen duidelijke afspraken gaan maken met het onderwijs en de politieke instanties van de Hauts-de-France.
Men zou ook een initiatief kunnen nemen bij de Europese instanties om te bekomen dat in, elke grensstreek, het onderwijs van de taal van de buur veralgemeend en zelfs verplicht wordt. In Vlaanderen leert men verplicht Frans op school, al kan het kwalitatief beter. Maar waarom kan dat niet met het Nederlands in Noord-Frankrijk naast het Engels? Drietaligheid in een grensgebied is een absoluut minimum. De druk van Europa kan onze politici, die het onderwijs van het Nederlands in Frans-Vlaanderen aan zijn lot overlaat, wakker schudden! Ook Vlaanderen heeft er baat bij, was het maar om de o zo moeizame rekrutering van personeel te faciliteren!’
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Wido Bourel (1955) is Frans-Vlaming, publicist en promotor van de Nederlandse taal en cultuur in zijn geboortestreek. Al heel jong zette hij zich in voor de verdediging van de Vlaamse identiteit in Frans-Vlaanderen. Hij publiceerde verschillende werken over Frans-Vlaanderen, de relatie Benelux-Frankrijk, taal, cultuur en geschiedenis van de Lage Landen en de Europese volkeren.
Moord op een Corsicaanse nationalist in een zwaarbewaakte Franse gevangenis: de moordenaar verklaart door de Franse veiligheid te zijn benaderd.
In Franstalige media was er geen interesse voor het leefloon-verhaal uit Anderlecht. Opmerkelijk.