Karim van Overmeire: ‘De Guldensporenslag had wel degelijk een nationale betekenis voor Vlaanderen’
1302 'gefactchecked'
Willem van Saeftinge doodt Robert van Artois – Nicaise De Keyser, 1836 (Kortrijk Museum)
foto ©
1302 is een complex verhaal, met ook sociaaleconomische en feodale aspecten. Maar dat is geen reden om het nationale onder de mat te vegen.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementOver de Guldensporenslag heeft ‘Het verhaal van Vlaanderen’ veel losgeslagen. Toch even in herinnering brengen: Hendrik Conscience schreef een roman, geen historische studie. Maar dat is nog geen reden om er leugens over te vertellen. Tijd voor een grondige Factcheck. Karim van Overmeire schreef een boek over de Guldensporenslag dat al vier drukken kende: De Guldensporenslag, het verhaal van een onmogelijke gebeurtenis.
Wat denk je van de voorstelling van de Guldensporenslag in Het verhaal van Vlaanderen?
Karim van Overmeire: ‘Ik ben in elk geval een grote fan van ‘Het Verhaal van Vlaanderen’. Het is een schitterende manier om geschiedenis naar een breder publiek te brengen. En ja, er zit natuurlijk een stuk natievorming aan vast. We moeten daar niet te defensief over doen. Als andere partijen met allerlei overheidscampagnes impact proberen hebben op bewustzijn rond ecologie, mobiliteit, sociale problemen… waarom zou een door de N-VA geleide Vlaamse regering dan niet mogen inzetten op nationaal bewustzijn? Die 2,4 miljoen euro zijn heel goed besteed voor een programma dat meer dan een miljoen kijkers bereikt. Wat mij betreft zou de Vlaamse regering nog veel meer mogen doen. Jammer dat er geen fysiek ‘Museum van Vlaanderen’ komt, maar ik kijk uit naar de Canon van Vlaanderen.’
‘Anderzijds vond ik de aflevering over de Guldensporenslag de minst geslaagde van de afleveringen die ik al gezien heb. Pieter de Coninck wordt er neergezet als een soort vakbondsdélégué. Die interpretatie – 1302 was geen rassenstrijd, maar een klassenstrijd – vinden we al terug bij de historicus Guillaume Des Marez (ca. 1902) die zich fel kantte tegen de Vlaamse Beweging. Ja, het Vlaamse leger bestond vooral uit ambachtslieden en die stonden daar ook en wellicht zelfs in de eerste plaats om hun materiële belangen te verdedigen. Maar er zijn veel elementen die de sociale interpretatie toch sterk nuanceren. De politieke leiding van de opstand zat bij de Dampierres. De militaire leiding was in handen van ridders. Het Gentse contingent werd aangevoerd door de rijke poorter Jan Borluut. Voor de slag werd Pieter de Coninck tot ridder geslagen. Die elementen staan haaks op het verhaal van een strijd van ‘rijk tegen arm’ en worden niet vermeld…’
Hoe moeten we 1302 duiden: nationaal, sociaal, economisch, feodaal?
‘We hebben graag eenduidige en eenvoudige verklaringen, maar helaas is de werkelijkheid vaak complex. De Guldensporenslag wordt vermeld in zo’n vijftien eigentijdse kronieken, maar die verhalen wijken vaak heel sterk van mekaar af.’
‘Het is duidelijk dat het conflict verschillende lagen heeft. De Franse bezetting van het graafschap Vlaanderen is rechtstreeks terug te voeren tot het feodaal conflict tussen de Franse koning Filips de Schone en de Vlaamse graaf Gwijde van Dampierre. De koning wil de autonomie van de graaf inperken of zelfs opdoeken en de graaf verzet zich daar natuurlijk tegen. Dat moet je ook zien in een internationale context: de Engelse en Franse koning zijn in conflict en dus beloven de Engelsen om de graaf te steunen; net zoals de Fransen op hetzelfde ogenblik de Schotten steunen.’
‘Tegelijk zijn er tal van binnenlandse spanningen in Vlaanderen: tussen de steden, tussen de leidinggevende families in de steden, tussen de patriciërs en de ambachten … Zowel de koning als de graaf zoeken bondgenoten, wat leidt tot twee partijen: de leliaards en de liebaards.’
‘Maar het conflict heeft ook een nationale dimensie. Hoeveel interne problemen er in het graafschap ook zijn, de meerderheid van de Vlamingen vindt niet dat men zich hier van buitenaf moet komen bemoeien. Wanneer de Franse legers hier binnentrekken en zich niet meteen zachtmoedig gedragen, zien de Vlamingen dat als een gemeenschappelijke bedreiging.’
‘Wat mij vooral stoort is de krampachtigheid waarmee vandaag elk ‘nationaal’ motief wordt ontkend. Het conflict mag alles zijn, maar niet nationaal. Nochtans spreken de meeste kronieken over een opstand van ‘de Vlamingen’ tegen de koning van Frankrijk.’
‘We lezen in de Brugse stadsrekeningen dat de strijd gevoerd werd «omme ‘t land te beschermene». Volgens de tijdgenoten gaat het “omme die defensie van den lande”, “voor Vlaenderens ere” en “omme die vrijheden van al den lande van Vlaenderen te behouden”. De krampachtigheid waarmee dat aspect wordt ontkend heeft weinig te maken met wetenschappelijke inzichten en alles met ideologische vooringenomenheid. Het is niet omdat iemand een academische titel heeft, dat elk standpunt wetenschappelijk onderbouwd is of dat die persoon geen politiek activist kan zijn.’
Je spreekt van een ‘Vlaamse revolutie van 1302’. Wat bedoel je daarmee?
‘Daarmee bedoel ik dat de Vlaamse opstand en de slag bij Kortrijk zowel op militair als op politiek en op sociaal vlak een omwenteling veroorzaakten. De gevolgen waren niet alleen in het graafschap Vlaanderen voelbaar, maar ook elders in Europa.’
‘Op militair vlak bewezen de Vlamingen dat de ridderlegers, die al eeuwenlang het slagveld gedomineerd hebben, niet onoverwinnelijk waren. Wat er in Kortrijk gebeurde, konden de Fransen nauwelijks vatten: ambachtslieden – amateurs te voet – die een ridderleger vernietigden, dat werd gezien als “een bijna onmogelijke gebeurtenis”. Kortrijk luidt het begin van een nieuw tijdperk in. In de vakliteratuur spreekt men over the infantry revolution.’
‘Na Kortrijk zijn er elders in Europa gelijkaardige overwinningen: de Schotten bij Bannockburn bijvoorbeeld. Let wel: dat lukt enkel in de verdediging, op zorgvuldig uitgekozen terrein. Wanneer de Vlamingen overmoedig in de aanval gaan – zoals bij Kassel (1328) of West-Rozebeke (1382) – worden ze afgeslacht. Maar de toon is gezet, zeker wanneer het voetvolk later met bogen en nog later met vuurwapens wordt bewapend. De adel verliest aan militair en dus ook aan maatschappelijk belang. Deze evolutie neemt eeuwen in beslag, maar begint bij Kortrijk.’
‘Er is ook een democratische revolutie. Degenen die op het slagveld voor de overwinning zorgen, claimen ook medezeggenschap wanneer ze naar huis terugkeren. In de steden gaan de ambachten mee besturen. Dat geeft hen de mogelijkheid om de rekeningen te controleren of om de economische spelregels te herschrijven, zodat de arbeiders een eerlijker deel van de winst krijgen. Alhoewel taal zeker niet de inzet of de oorzaak van de strijd is, duikt hier zelfs een taalaspect op: op de plaatsen waar de ambachten mee besturen, zijn meer documenten in het Diets opgesteld. Als de ambachten later aan macht inboeten, verdwijnt ook het Diets weer uit de administratie. In de veertiende eeuw is Vlaanderen het grote voorbeeld voor alle cleyne lieden in Europa die naar vrijheid en rechtvaardigheid snakken.’
‘Geopolitiek is de nederlaag bij Kortrijk voor Filips de Schone niets minder dan een ramp. Het verlies aan prestige is enorm. Bovendien mislukt de poging om het graafschap Vlaanderen aan te hechten bij het Kroondomein. Als je een kaart van het middeleeuwse Frankrijk vergelijkt met een kaart van het hedendaagse Frankrijk, dan zie je dat Frankrijk overal groter is geworden. Behalve dan in het noorden: het graafschap Vlaanderen is het enige gebied dat zich grotendeels uit Frankrijk heeft kunnen loswrikken.’
Hoe echt is het liefdesverhaal van Boudewijn en Judith dat Tom Waes zo omstandig uit de doeken doet? En is het relevant voor de Vlaamse geschiedenis?
‘Een tijd geleden wilde ik mijn boek over de Guldensporenslag omzetten in een YouTube-filmpje. Na eindeloos schrappen en nog eens schrappen, ben ik geland op acht filmpjes die samen twee uur duren. Tom Waes heeft 55 minuten per aflevering. Hij moet dus keuzes maken.’
‘Voor mij is de essentie dat het graafschap Vlaanderen een zeer bescheiden start kende, maar zich snel heeft ontwikkeld tot één van de belangrijkste gebieden van West-Europa. De figuren van Boudewijn en Judith zijn eigenlijk niet zo heel relevant. Maar als je een breder publiek wil interesseren voor een historisch verhaal, dan kom je niet ver met een gortdroge opsomming van data, namen, veldslagen en verdragen. Dan moet je aan storytelling doen. Het verhaal van Judith is dat van een jong meisje dat uitgehuwelijkt wordt aan een koning, weduwe wordt, met haar pleegzoon trouwt, opnieuw weduwe wordt, opgesloten wordt in een klooster en zich door haar minnaar laat ontvoeren om dan door Europa te zwerven… Met dat soort pittige verhalen bereik je mensen die je anders nooit kan bereiken.’
Voor mijn twaalfde verjaardag kreeg ik van mijn ouders het boek van prof. Jan Frans Verbruggen ‘De slag der Guldensporen. Bijdrage tot de geschiedenis van Vlaanderens vrijheidsoorlog, 1297-1305.’ Hij staat lang stil bij ‘de kist van Oxford’, die de Guldensporenslag weergeeft en die hij als historische bron hanteert. Nadien werd die kist als vervalsing afgedaan. Wat is de huidige stand van de wetenschap?
‘In 1905 werd in de buurt van Oxford een kist ontdekt. Het frontpaneel van de kist toont taferelen uit het verhaal van de Guldensporenslag. In het Nederlands spreken we dan ook over de Kist van Oxford en in het Engels over de Courtrai Chest.’
‘Eind jaren 1970 was er inderdaad discussie over authenticiteit van het paneel, maar dat debat is ondertussen beslecht. Uit dendrochronologisch onderzoek en een C14-datering blijkt dat het voorpaneel afkomstig is van een eik die op het einde van de 13de eeuw in de bossen van Zuid-Zweden is gekapt. Bovendien toont het paneel een aantal details waarvan een mogelijke vervalser in de 19de eeuw niet op de hoogte kon zijn.’
‘De kist bevindt zich nu – tijdelijk – in de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Kortrijk. Voor mij zit het belang vooral in het feit dat ze onder meer het Vlaamse leger in slagorde afbeeldt. Helaas worden in de film ‘De Leeuw van Vlaanderen’ en even helaas in ‘Het Verhaal van Vlaanderen’ de Vlamingen voorgesteld als een zootje ongeregeld, in grauwe lompen gekleed. De Kist van Oxford en de Leugemeete fresco’s tonen hoe zo’n Vlaams gemeenteleger er werkelijk moet hebben uitgezien: gedisciplineerde eenheden in kleurrijke uniformen en met even kleurrijke vaandels, bewapend met pieken en goedendags, beschermd door helmen en maliënkolders en opgesteld in hechte, gesloten formaties.’
Degenen die in de Guldensporenslag absoluut geen (of maar ten dele) een nationale betekenis willen geven, verwijzen steevast naar Brabant (of Brabanders) die meevochten aan de Franse kant. Hoe zit dat? En zo ja, over welke aantallen spreken we?
“Bij elk gesprek over de Guldensporenslag is er inderdaad wel een wijsneus die gniffelend opmerkt dat ‘de Brabanders meevochten met de Fransen’. Het is jammer dat de Reynebeau’s en de Bruno De Wever’s van deze wereld zich nooit over deze mythe buigen. Want wat zijn de feiten?”
“Eerst de hertog. Hertog Jan II van Brabant had zich bij het uitbreken van het Frans-Vlaams conflict in 1296 aan de zijde van de graaf van Vlaanderen geschaard. De hertog handelde niet uit Vlaamsgezindheid, maar omdat hij door de Engelsen overtuigd werd om aan te sluiten bij een brede anti-Franse coalitie. Als de Vlamingen in 1302 in opstand komen, kijkt de hertog eerst de kat uit de boom. Maar in 1304 zal zijn leger samen met de Vlamingen de stad Dordrecht belegeren, tegen de Hollandse graaf die een bondgenoot van Frankrijk was.”
“De Brabantse adel is verdeeld. De meesten houden zich buiten het conflict. Sommige Brabantse edelen hebben ook gronden in Frankrijk. Dat verklaart waarom er in het Franse leger effectief een contingent van Brabantse ridders meevecht, met onder meer Godevaart van Brabant, Jan van Vierson en Arnold van Wesemaal.’
‘Maar het omgekeerde gebeurt ook: er zijn ook Brabantse ridders die door de Dampierres ingehuurd zijn om het Vlaamse leger te versterken. Arnoud van Affligem, Hendrik van Brabant, Goswin van Gossenhoven en Jan Berthout van Berlaar zijn slechts enkele namen van Brabantse ridders die met de Vlamingen meevochten. Zowel aan Franse als aan Vlaamse kant maken de Brabanders in elk geval maar een klein deel van de effectieven uit.’
En de Vlaamse leeuw, al of niet met rode tong, is die Arabisch?
‘De Arabische herkomst van de Vlaamse leeuw is nog zo’n verhaal. Het idee dat het symbool van de Vlaams-nationalisten van de Arabieren zou komen brengt sommigen vanzelfsprekend in extase. Opnieuw geven degenen die anders zo druk in de weer zijn om mythes onderuit te halen, merkwaardig genoeg alweer verstek.’
‘Het verhaal dat de Vlaamse graaf Filips van den Elzas de ‘zwarte leeuw op gouden veld’ zou meegebracht hebben van de kruistochten vindt zijn oorsprong in de 14de eeuw in Ly Myreur des Histors van Jean des Preis. We lezen er trouwens dat Filips van den Elzas de leeuw niet meebrengt van de kruistochten, maar uit Italië. Daar wordt Milaan door de Afrikaanse prins Caquedent belegerd. Filips verslaat de Afrikaan in een tweegevecht en verovert zijn escut d’or a lyon noire. Het verhaal is complete fictie: Milaan werd in de 12de eeuw niet belegerd door Afrikanen en wat meer is: als Filips in 1177 op kruistocht vertrekt – naar Jeruzalem, niet naar Italië – gebruikt hij al minstens vijftien jaar de leeuw als zijn symbool.’
‘De heraldiek, en het gebruik van een leeuw in wapenschilden, is ontstaan door de toenemende bepantsering van de Europese ridders, met onder meer een bijna volledig gesloten helm. Hierdoor werd de herkenning op het slagveld moeilijker en dus werden er kleuren en figuren aangebracht op de schilden. Men hoeft echt niet naar Jeruzalem te trekken om op dat idee te komen. Eeuwenlang is de zwarte leeuw op gouden veld overigens het wapen van de graaf van Vlaanderen. Pas in de 19de eeuw wordt dat wapen een nationaal symbool en een nationale vlag.’
‘De eerste beschrijvingen van de Vlaamse leeuw, in de 13de eeuw, geven een volledig zwarte leeuw. Het wapen is d’or au lyon noir. Maar al vanaf het midden van de 14de eeuw duiken de rode tong en klauwen op. Het is niet zo dat de tong en de klauwen in de 19de eeuw rood gekleurd werden om de Belgische driekleur in het symbool van Vlaanderen te brengen. Ik vind trouwens, als u me toelaat, de hele discussie over de kleur van de klauwen en de tong overigens nogal steriel. Ik kan perfect leven met een officiële leeuw met rode tong en klauwen en een strijdvlag met een volledig zwarte leeuw.’
Dus we kunnen op 11 juli nog met gerust hart de Guldensporenslag vieren?
‘De keuze van 11 juli als nationale feestdag van Vlaanderen hebben we vanzelfsprekend te danken aan Hendrik Conscience en diens roman ‘De Leeuw van Vlaenderen’. Vlaanderen was op dat ogenblik volledig verpauperd. Met zijn roman schrijft Conscience een spannend boek dat ook voor de volksmens aantrekkelijk is. Hij schrijft met een boodschap: “Gij Vlaming die dit boek gelezen hebt, overweeg bij de roemrijke daden, welke het bevat, wat Vlaanderen eertijds was – wat het nu is – en nog meer wat het worden zal, indien gij de heilige voorbeelden uwer vaderen vergeet.’”
‘Hij wil de verpauperde knechten opnieuw fierheid geven door hen te confronteren met hun eigen verleden. Conscience leerde zijn volk niet alleen lezen, hij leert zijn volk ook dat er nog een ander soort Vlamingen kan bestaan dan de knechten die ze op dat moment zijn.’
‘Los van de roman van Conscience leveren de historische gebeurtenissen van 1302 ook inspiratie: Vlamingen uit verschillende streken en uit verschillende sociale groepen staan schouder aan schouder om het hoofd te bieden aan een bedreiging. Is dat niet de essentie van de boodschap die op een nationale feestdag moet worden gebracht?’
Tags |
---|
Luc Pauwels is historicus, gewezen bedrijfsleider en stichtte het tijdschrift 'TeKoS'.
Frans Daels wordt Vlaamsgezind als militair arts aan het IJzerfront. Hij zet de IJzerbedevaarten mee op, daarnaast is hij een veelvuldig gelauwerd arts vanwege zijn medisch onderzoek.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.