Koude-Oorlogstaal tegen de Britten
Het taalgebruik en de redeneertrant van sommigen die Europa beweren te koesteren, zijn niet fatsoenlijk meer.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe Koude Oorlog heeft ons geleerd niet al te voorzichtig te zijn in het taalgebruik als we de lelijke dingen aanklagen die de vijand bekokstooft. Het gevolg hiervan is dat men ook nu, als er binnen Europa een conflict uitbreekt, zoals thans in verband met het eventueel opgeven van het lidmaatschap van de EU door het Verenigd Koninkrijk (VK), direct terugvalt in een taalkundige overreactie. Het taalgebruik en de redeneertrant van sommigen die Europa beweren te koesteren, zijn niet fatsoenlijk meer. Ineens lijken de Britten alles fout te doen. Ze hadden zelfs de vermetelheid een referendum te organiseren over hun eigen toekomst. Dat schijnt dus niet meer te mogen van de verdedigers van het politiek correcte Europese denken. Zo zegt bijvoorbeeld oud-Europees voorzitter Herman Van Rompuy (in De Standaard van zaterdag 26 juni) dat ‘Dit referendum nooit had moeten plaatsvinden’. Diezelfde dag titelde Het Laatst Nieuws over twee pagina’s: ‘Ze hadden dit nóóit aan het volk mogen vragen’. Het is niet omdat die zin aan toevallige gesprekspartners wordt toegeschreven, dat hij geen stellingname van Het Laatste Nieuws zou zijn, of althans niet die indruk zou wekken.
Herman Van Rompuy gaat wel merkwaardig ver in het etaleren van zijn weinig enthousiaste reflexen bij het aanschouwen van het democratisch beslissingsproces. Hij zegt bijvoorbeeld: ‘Onbegrijpelijk dat je zo’n beslissing kan nemen met een meerderheid van 51 procent en een beetje. Zo’n existentiële beslissing vraagt minstens een tweederdemeerderheid.’ Komaan zeg, is er iets existentiëler dan de onafhankelijkheid van een land? Welnu, dat wordt steeds bij referendum geratificeerd met meerderheden van ‘51% procent en een beetje’. Zou dan Europa, of beperkter nog: het eenvoudig lidmaatschap van de EU, zoveel existentiëler zijn dan de onafhankelijkheid van een volk, en dus Sovjet-Russische meerderheden gaande tot 99% vorderen? Die Van Rompuy heeft waarachter niet geslapen toen de Sovjetunie nog leefde.
Velen zeggen ook dat 80% van de Britten jonger dan 25 jaar heeft gestemd om binnen de EU te blijven. Mia Doornaert merkt daarbij op in De Standaard van 27 juni dat in de groep van 18-24 jarige jongeren maar 34% ging stemmen. Dit relativeert al zeer het zogenaamde pro-Europees jongerenstemgedrag. Waarom zouden oudere kiezers hun mening niet mogen geven als ze uit ervaring weten dat ‘het vroeger beter was’? Hebben die ‘oudere’ kiezers niet het recht om terug te willen naar een tijdperk van nationale soevereiniteit?
Mag ik nog iets anders opmerken? Deze verwijzing naar het specifieke stemgedrag van jongeren lijkt onbewust wel een terugkeer naar de jaren twintig van de vorige eeuw, toen Benito Mussolini de ideologie van wat later hier en daar het jeunisme genoemd werd, propageerde als onderdeel van het fascisme. Toen zijn aanhangers scandeerden ‘Il Duce ha sempre ragione’ (heeft altijd gelijk) vroeg hij met hem te herhalen dat ‘La Giovinezza’ altijd gelijk had en niet hijzelf. Hoe nederig toch vanwege een dictator om een andere macht boven de zijne te erkennen, maar dan wel de macht van de leeftijdscategorie die hem steunde. Proberen sommigen in Europa iets soortgelijks te doen? En zo ja, mogen hen dan fascistische oogmerken worden toegeschreven? Wie Van Rompuy hoort of leest kan daarover zo zijn twijfels hebben.
Dat geldt ook voor de conclusie die Van Rompuy uit het gebeuren trekt, ‘die kan alleen maar zijn dat er meer Europese samenwerking nodig is’.
Of zoals De Standaard (25 juni) schrijft: ‘Nu moet Europa in volle vaart vooruit met die integratie. Is het niet met bewuste democratische instemming, dan maar via het fait accompli’. Het blijkt duidelijk dat overal waar in Europa referenda plaatsvinden, heel veel burgers niet méér maar minder Europa willen, maar dat is een stem waar men niet naar luistert, omdat men ze niet wil horen. Volgens Guido Naets in zijn artikel op Doorbraak van 27 juni moet Europa ‘weer een bezielend toekomstproject’ worden. Maar waartoe moet zo’n project dan dienen? Heeft men niet te veel de indruk dat het slechts een project óm het project is? Wat is de waarde van zoiets? Kijk eens aan, ik wil niemand verdenken van wat dan ook, maar de laatste persoon die met Europa als een project schermde, was de Führer van het vierde Reich. Het is niet omdat zovelen het allemaal niet meer zo juist weten, dat iedereen daarom alles moet vergeten.
Europa, dat is de fictie waar de Britten zich vrijwel heel hun geschiedenis door tegen hebben verzet. Ze hebben oorlog gevoerd tegen Napoleon, toen die niet slechts een Fransman was, maar een Europeaan scheen te zijn geworden. Ze hebben oorlog gevoerd tegen Hitler toen die dezelfde pretentie te kennen gaf. Verdienen de Britten daarvoor vandaag te worden afgestraft, of althans uitgescholden – door wie? Zou een Van Rompuy als hij ermee doorgaat de Britten te bestrijden niet spoedig een hilarische rol in dit drama lijken te zullen spelen? Moeten we opnieuw Don Quichote gaan lezen over het gevecht van zulke figuren tegen windmolens ?
Foto: (c) Reporters
Categorieën |
---|
Mark Grammens (1933) was uitgever en hoofdredacteur van De Nieuwe en Journaal. Hij schreef ook in 't Pallieterke, Het Volk, Trouw, Tijdschrift voor Diplomatie. Hij kreeg de Orde van de Vlaamse Leeuw en de Prijs voor de Vrijheid.
In 1988 – twintig jaar na mei ’68 – stelde Mark Grammens zich de vraag wat er feitelijk te vieren was, dan ‘des enfantillages’ die alles behalve progressief waren.
Jack London was een veelschrijver én avonturier. Zijn omzwervingen overtuigden hem van de noodzaak van een socialistische samenleving, een idee dat hij verwerkte in zijn boeken.