Links en Vlaams: waarom de tang niet van het varken gehaald?
De Roover antwoordt Decreus
Volgens filosoof Thomas Decreus past links en Vlaams als een tang op een varken. Peter De Roover reageert, want meent te stoten op enkele argumentatiezwaktes.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementVoor De Wereld Morgen schreef Thomas Decreus onlangs een fors uit de kluiten gewassen artikel om aan te tonen dat het koppel links & Vlaams thuis hoort in de categorie tang & varken. Decreus, politiek filosoof verbonden aan de KU Leuven, verwierf bredere bekendheid als mede-organisator van het Shame-initiatief dat protesteerde tegen de lange regeringsvorming. Hij riep in oktober 2012 op om in Antwerpen te stemmen voor Peter Mertens, de lijsttrekker van de uiterst-linkse PVDA.
De auteur opent zijn lange artikel met de vaststelling dat conservatisme, nationalisme en neoliberalisme, de drie bronnen waaraan N-VA zich volgens hem laaft, eigenlijk onverzoenbaar zijn. ‘De ultieme neoliberale droom is in wezen een kosmopolistische droom die de natie als een categorie uit een vervlogen tijd beschouwt.’ Decreus citeert enkele interessante passages uit de film Network (1976) waarin een personage zegt dat er geen volkeren zijn, er ‘is enkel één holistisch systeem der systemen, een robuuste en immense, interreagerende, multi-gevarieerde en multinationale hegemonie van dollars’. Geen grenzen dus voor de echte neoliberaal. Dat is een interessante opener van Decreus, weliswaar met als uitgangspunt dat N-VA (en blijkbaar bij uitbreiding het hele Vlaams-nationalisme, want dat onderscheid maakt hij niet) neoliberaal en dus inconsequent is.
N-VA wijst dat etiket ‘neoliberaal’ af. Blijkbaar is ook dat een relatief begrip. Laten we toch dit eind met Decreus meestappen en bekijken hoe hij de volgende vraag beantwoordt: hoe komt het dat die met elkaar conflicterende waarden conservatisme, nationalisme en neoliberalisme in één stroom kunnen samenvloeien? Ten eerste, stelt hij, kan het slechte functioneren van dat neoliberale bestel op die manier (ten onrechte) verklaard worden door met de beschuldigende vinger te wijzen naar de Walen, de linksen, enz. De echte oorzaken van de mankementen van het systeem kunnen op die manier verstopt blijven.
Bovendien vindt het genoemde drietal in het socialisme één gemeenschappelijke vijand, vult Decreus de tweede verklaring in. Hij houdt er geen rekening mee dat er andere combinaties mogelijk zijn. Bijvoorbeeld het Belgische neoliberalisme, conservatisme en socialisme kunnen samenspannen tegen het Vlaams-nationalisme en in Vlaams-nationale kringen is men er van overtuigd dat het ook zo is. Omdat Decreus zich verwant voelt met de socialistische stroming neigt hij ertoe de rest als per definitie samenheulende vijanden te zien. Alle andersdenkenden beschouwen als één bundel tegenstanders is des mensen – of des kuikens, Calimero weet je wel – maar daarom nog niet correct.
Toch blijven we Decreus volgen om met hem de volgende stap te kunnen zetten en te ontdekken waarom links en Vlaams niet te combineren zouden zijn. In België komt er nog een factor bij, stelt hij vast. N-VA, want over die partij gaat het dus, is volgens sommigen slechts Vlaams-nationaal om een neoliberale agenda te kunnen uitvoeren. Decreus gelooft het omgekeerde. De leidende N-VA’ers ‘doen’ neoliberaal om de Vlaams-nationale agenda, de splitsing van het land, mogelijk te maken.
En dan komt een cruciale zin: ‘De N-VA beseft maar al te goed dat een Vlaamse onafhankelijkheid niet binnen handbereik ligt wanneer het grotendeels federaal georganiseerde sociale stelsel en de machten die het in stand houden niet worden gebroken.’ Lees: de sociale zekerheid terugschroeven en de vakbonden fnuiken, zou noodzakelijk zijn om tot Vlaamse zelfstandigheid te kunnen komen.
Dat, om tot die Vlaamse staat te komen, organisaties en structuren die zich mordicus blijven vereenzelvigen met België in hun huidige vorm moeten ontmanteld worden, is duidelijk en logisch. Waarom dat per definitie tot minder sociale bescherming zou moeten leiden, dat gat in zijn redenering vult Decreus niet op. Het is nuttig op te merken dat bijvoorbeeld ook de Belgische werkgeversorganisatie VBO tot die categorie ‘bedreigde B-soorten’ behoort.
Zijn besluit steunt dan ook niet echt op stevige bodem. Aangezien, volgens hem, onafhankelijkheid niet mogelijk is ‘zonder ontmanteling van de Belgische sociale zekerheid’ is links-flamingantisme onmogelijk en zelfs contraproductief. Als Decreus bedoelt ‘zonder ontmanteling van de Belgische SOCIALE ZEKERHEID’, dan moet hij die stelling toch wat steviger aantonen. Als hij bedoelt ‘zonder ontmanteling van de BELGISCHE sociale zekerheid’, dan vervalt het als argument tegen links flamingantisme.
Decreus: ‘met andere woorden: men hoort niet anti-flamingant te zijn omdat men Belgisch-gezind is (of omgekeerd), maar omdat men links is’. Jef Turf maakt volgens hem een ‘essentiële inschattingsfout’ als die in zijn memoires schrijft nu Vlaams-nationaal te willen stemmen en ‘eens in een zelfstandig Vlaanderen zal ik, zoals altijd, de strijd helpen voeren voor een sociaal, democratisch Vlaanderen, en wellicht tegen de N-VA.’ Het ‘vehikel waarmee de onafhankelijkheid wordt nagestreefd’, reageert Decreus, staat niet los ‘van de realisatie van de onafhankelijkheid’. Dus ‘een rechtse kracht steunen om een onafhankelijk Vlaanderen te realiseren, zal onvermijdelijk leiden tot een rechts en onafhankelijk Vlaanderen en niet tot een neutraal politiek speelveld, genaamd Vlaanderen’. Want ‘een hegemonie laat zijn sporen na’, weet de politieke filosoof. ‘Het zal jaren en misschien zelfs decennia strijd en engagement vragen om opnieuw een linkse tegenkracht op te bouwen.’
Decreus loopt niet meteen over van geloof in de democratie, noch in de aantrekkelijkheid van een links verhaal dat Vlaamse kiezers kan overtuigen. We mogen er toch van uitgaan dat de Vlaamse structuren formeel democratisch zullen zijn. Dan zal het eerste echt zelfstandige Vlaamse parlement maar een rechtse – wat dat ook moge betekenen – meerderheid krijgen uitsluitend omdat de Vlaamse kiezer de kaarten zo schudt. Dat Decreus zich niet de vraag stelt waarom dat zo zou zijn, is een zwaar tekort. Waarom weet een links verhaal vandaag zo weinig Vlamingen te begeesteren? Decreus gaat er zelfs van uit dat het tientallen jaren kan duren vooraleer de linkerzijde in Vlaanderen een geloofwaardig alternatief kan aanbieden aan de kiezer. De Vlaamse rechterzijde, zo luidt zijn redenering, zal er misschien zelfs in slagen de kiezer decennia lang aan zich te binden. Tenzij men de fundamenten van de democratie betwist, kan dat alleen maar betekenen dat die Vlaamse kiezer zich volgens Decreus zeer goed bediend zou voelen door ‘n rechtse regering. Decreus gelooft dus zowaar zelf meer in de aantrekkingskracht van een rechts beleid dan van een linkse alternatief.
Als dat zo zou zijn, dan hoort Vlaanderen uiteraard zo’n rechtse regering te krijgen. Het gaat niet op het tekort aan linkse overtuigingskracht in Vlaanderen op te vullen met de import van electorale hulptroepen uit Wallonië. Van de weeromstuit verzwakt het bestaan van België trouwens de linkse keuzes van de Waalse kiezer. Dat die Waalse kiezer door België opgezadeld wordt met een rechterzijde die veel sterker is dan die blijkens diens gedrag in het kieshokje wil, zal Decreus blijkbaar worst wezen. De Waalse socialist moet dus de kans om in Wallonië een echt socialistisch beleid te voeren, opofferen aan het onvermogen van de Vlaamse socialist om kiezers te charmeren?
Nog een paradox in Decreus’ redenering: hij schrijft dat het ‘neoliberalisme slechts een middel (is) ter realisering van dat doel’, de Vlaamse onafhankelijkheid. Die Vlaams-nationalisten zijn dus volgens Decreus zelf eigenlijk toch geen neoliberalen, ze doen om pragmatische redenen maar alsof. Na de realisatie van die Vlaamse staat valt dat monsterverbond tussen Vlaams-nationalisten en liberalen volgens die logica dus weg en meteen ook de dreiging waar Decreus zo bang voor is.
Het blijft verbazen hoe weinig geloof linkse denkers hebben in de kracht van het eigen verhaal om Vlaamse kiezers aan te spreken. Decreus staat met dat minderwaardigheidscomplex niet alleen (bij wijze van voorbeeld, een ouder opiniestuk in De Morgen). Misschien ligt een stuk van de verklaring in het feit dat de linkerzijde zich per definitie wil vastklampen aan het Belgische feit en geen eigen Vlaams verhaal aanbiedt? Dat er eigen Vlaamse werkgeversorganisaties bestaan en vakbonden weigeren die stap te zetten, kan de patroonszijde bezwaarlijk verweten worden. Links laat het terrein liever over aan dat deel van de rechterzijde dat zich wel met Vlaanderen identificeert. (Een ander deel van rechts kiest wel resoluut voor België. Decreus’ analyse schiet al helemaal tekort om dat fenomeen te verklaren.)
Decreus redeneert uitermate statisch en gaat uit van de stelling: ‘ik heb gelijk en zoek het niveau waar ik gelijk krijg’, geconcretiseerd in ‘ik ben links en in België staat links sterker, dus leve België’. Dat links per definitie meer succes boekt in België dan in Vlaanderen is in die redenering een vaststaand feit, net als het vreemde uitgangspunt dat België moet doorgaan voor een soort linkse modelstaat. Over dat laatste denken alvast veel Walen – en niet alleen zij – heel anders.
Er bestaat een andere benadering: Vlaanderen is als communicatieve debatruimte een zeer geschikt niveau voor democratische besluitvorming en daar proberen we dan elk ons politieke gelijk te krijgen door kiezers te overtuigen. Daarbij wordt eerst de vraag gesteld waar wordt beslist en daarna wat daar wordt beslist. Het antwoord op één kan perfect ‘Vlaanderen’ zijn met een links antwoord voor twee. Een beetje geloof in het eigen kunnen bij de Vlaamse linkerzijde is dan wel een noodzakelijke voorwaarde.
Dit stuk verscheen ook op De Wereld Morgen.
<Vindt u dit artikel informatief? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>
Categorieën |
---|
Personen |
---|
Peter De Roover was achtereenvolgens algemeen voorzitter en politiek secreteris van de Vlaamse Volksbeweging , chef politiek van Doorbraak en nu fractievoorzitter voor de N-VA in de Kamer.
Peter De Roover verantwoordt de keuze van de N-VA om in Vlaanderen een Zweedse coalitie op de been te helpen, zonder het Vlaams Belang.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.