Migratie in 24 vragen en antwoorden
Inleiding bij de boekpresentatie van 'Migratie in 24 vragen en antwoorden'
Prof. Elchardus op boekpresentatie ‘Migratie in 24 vragen & antwoorden’
foto © Doorbraak
Prof Mark Elchardus vindt het nieuwe boek van Theo Francken en Joren Vermeersch een goede basis voor een ernstig debat over migratie. Daarbij hoopt hij dat dat debat sereen kan verlopen.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementMet veel genoegen leid ik dit nieuwe boek van Theo Francken en Joren Vermeersch in.
In verband met migratie stellen de auteurs zich drie doelstellingen. Zij willen het asielrecht behouden. Het redden ook, door het draagvlak ervoor te consolideren. Zij streven naar een reguliere migratie die dienstbaar is voor onze samenleving. Zij willen illegale migratie op een doortastende manier ontmoedigen.
De auteurs wijzen erop dat het uitwerken van een migratiebeleid tot veel moeilijke, ja verscheurende morele en ethische keuzes leidt. En inderdaad, zulk beleid moet, misschien nog meer dan ander beleid, steunen op duidelijke ethische uitgangspunten. Daarom wil ik allereerst het uitgangspunt verduidelijken, van waaruit ik dit boek beoordeel. Het uitgangspunt dat me ook dat van de auteurs lijkt te zijn.
Uitgangspunten
We zullen het in dit land nooit allemaal eens worden over migratie. Onze houding tegenover migratie wordt immers bepaald door de fundamenten van ons mens- en maatschappijbeeld. Daarover staan twee verschillende opvattingen al meer dan 250 jaar diametraal tegenover elkaar. En de verzoening is niet voor morgen, integendeel.
De ene opvatting gaat uit van autonome individuen. De aanhangers daarvan zien in de samenleving niet meer dan een optelsom van individuen. Zijn daarom van oordeel dat in zo’n samenleving die individuen op elk moment, alsof ze van niets vertrekken, uit het niets opduiken, kunnen beginnen dialogeren, overleggen over wat die samenleving is, waar ze voor staat en waar ze naartoe moet.
Wie van die opvatting vertrekt, hecht een doorslaggevend belang aan de belangen en rechten van de individuen. Vindt dan ook dat de rechten en belangen van individuen belangrijker zijn, prioriteit verdienen op de eisen en behoeften van gemeenschappen, collectiviteiten en landen. Ziet dus geen verantwoording om individuen tegen te houden aan een grens, te verhinderen zich waar dan ook te vestigen. Vertrekkend vanuit die positie is het ideaal dat het verschil tussen burgerrechten en mensenrechten verdwijnt. De voormalige secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Koffi Annan, drukte dat heel precies uit door te stellen dat de notie van nationale soevereiniteit diende te worden vervangen door die van individuele soevereiniteit. Dat, met andere woorden, het streven naar individuele soevereiniteit onze rechtsorde en wereldorde dient te bepalen.
Diametraal daartegen staat een opvatting die individuele vrijheid, individuele zelfbeschikking uitermate belangrijk acht, maar die het individu niet beschouwt als autonoom en de samenleving beschouwt als meer dan de optelsom van de individuen die er deel van uitmaken. Volgens deze opvatting zijn individuen de uitdrukking van hun cultuur, een verlengstuk van vorige generaties. En, wat heel belangrijk is, de handelingsbekwaamheid van die individuen, hun mogelijkheid hun zelfbeschikking op te nemen, wordt veel meer bepaald door collectief bepaalde voorwaarden, dan door persoonlijke prestaties. Zij wordt bepaald door de kansen op onderwijs, op gezondheid, op veiligheid die het individu krijgt en die in grote mate afhangen van wat hun gemeenschap weet te verwezenlijken. Deze opvatting van mens- en samenleving wordt mooi uitgedrukt in de stelling dat de mens het enige dier is dat pas individu kan worden in een samenleving. Dit citaat is van Karl Marx. Het blijkt ook het uitgangspunt van Theo Francken en Joren Vermeersch te zijn.
Het gaat om twee heel verschillende visies op mens en maatschappij, respectievelijk individualisme en gemeenschapsdenken. Hun tegenstelling wordt vandaag weer scherper, meer conflictgeladen ten gevolge van de globalisering, de intensere internationale verplaatsing van kapitaal, goederen, diensten en mensen.
De positie van Theo Francken, Joren Vermeersch (en eerlijkheidshalve voeg ik daaraan toe: ook de mijne) is die van gemeenschapsdenkers. De gemeenschap waarvan we deel uitmaken vormt als het ware een project waarvoor wij gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen. De globalisering daagt ons uit dat project – onze identiteit – beter te leren kennen en te expliciteren. Tegenover dat gezamenlijke project hebben wij rechten en plichten. De plicht dat maatschappelijk project te ondersteunen en verder uit te bouwen, maar ook het recht prioritair te genieten van de vruchten van dat project, desgevallend de lasten ervan te dragen.
Van dat uitgangspunt leid ik drie principes af met betrekking tot migratie:
- Het integriteitsprincipe: Gemeenschappen hebben niet alleen het recht, maar ook de plicht toegang tot en lidmaatschap van hun gemeenschap te controleren.
- Het beschermingsprincipe: gemeenschappen hebben de plicht hun leden te beschermen maar ook bescherming te bieden aan mensen die door hun eigen gemeenschap worden bedreigd. We gaan er immers van uit dat een individu slechts via een gemeenschap kan bestaan. Daarom is asiel belangrijk voor gemeenschapsdenkers.
- Het bestendigingsprincipe: gemeenschappen moeten de kansen op het behoud en ontplooiing van hun project maximaliseren, zowel door selectie van wie lid wordt als via socialisatie en vorming van alle nieuwe leden die in de gemeenschap worden geboren of ze vervoegen.
Dat zijn de principes van waaruit ik migratiebeleid en dus ook het boek van Theo Francken en Joren Vermeersch beoordeel. Het klinkt misschien een beetje moeilijk zo geformuleerd. Het kan ook anders worden gezegd: een gastvrije gemeenschap is als een gastvrij huis, men opent de voordeur als men een gast verwelkomt, men laat de voordeur niet verwijderen omdat er ooit een gast zou kunnen komen.
Reguliere migratie
Wat reguliere migratie betreft, kunnen we het beleid van de laatste halve eeuw slordigheid en nalatigheid verwijten. Ik omschreef het ooit als een opeenstapeling van stommiteiten en vind dat nog steeds een gepaste formulering.
De opdracht hier is duidelijk: het geduldig uitbouwen van een degelijk migratie- en integratiebeleid en, op kortere termijn, snel een aantal corrigerende maatregelen nemen.
Als voorbereiding daarop stellen Theo Francken en Joren Vermeersch zich uiteraard de vraag naar de gevolgen van reguliere migratie. Welke is nu de economische, sociale, politieke en culturele impact. Zij stellen vast dat daarover nog niet veel zekerheid bestaat en verwijzen naar de studie die aan de Nationale bank over de economische en budgettaire gevolgen werd gevraagd.
Op basis van de relevante literatuur die ik heb doorgenomen, denk ik dat men, wat hun gevolgen betreft, twee migratiemodellen kan onderscheiden. Verschillende onderzoekers landen bij die conclusie. Vereenvoudigd voorgesteld, als ideaaltypes:
Als de migratie arbeidsmigratie is, als aan de migrant voorwaarden worden gesteld qua competenties, als gezinshereniging aan strikte voorwaarden is gebonden, als de migrant terecht komt in een zwakke verzorgingsstaat of als de toegang tot sociale rechten stapsgewijs verloopt en het incentive om snel werk te zoeken dus sterk is, als de arbeidsbescherming eerder zwak is en de ‘insiders’ niet al te sterk beschermt, en de arbeidsmarkt geflexibiliseerd is, dan is de kans groot dat de economische en budgettaire gevolgen positief zijn en de sociale en politieke ontwrichting klein.
Als de migratie daarentegen voornamelijk bestaat uit gezinshereniging, er geen eisen worden gesteld aan de migrant, het stelsel van gezinshereniging ruim is en de migranten terecht komen in een sterke verzorgingsstaat en meteen toegang hebben tot sociale rechten, de arbeidsmarkt veel bescherming biedt aan de ‘gevestigden’ en weinig geflexibiliseerd is, dan is de kans groot dat zelfs de kleinkinderen van migranten nog disproportioneel werkloos zijn en de economische en budgettaire gevolgen eerder negatief zijn en de sociale en politieke ontwrichting groot.
België sluit nauw aan bij het tweede model. We zien dan ook dat de werkzaamheidsgraad van inwoners geboren buiten Europa bijzonder laag is, op 43% ligt, vergeleken met de 73% van de autochtone bevolking. In een steekproefonderzoek uit 2013 bij iets meer dan 2000 jongvolwassen inwoners van België, 25 tot 35 jaar oud, stelde ik vast dat van de niet-moslims 84% aan de slag was, van de moslims 46%. Francken en Vermeersch stellen dus terecht dat de reguliere migratie de werkzaamheidsgraad in dit land naar beneden haalt.
Daarom willen ze de reguliere migratie meer toespitsen op arbeidsmigratie, aan de arbeidsmigranten meer voorwaarden te stellen op het vlak van competenties en het stelsel van gezinshereniging verstrengen.
Dat laatste zou ook een bijdrage leveren tot een betere integratie. Er is een heel boeiend onderzoek van het Nederlandse Sociaal Cultureel Planbureau, van Willem Huijnk die in 2006, 2011 en 2016 het aantal fundamentalistische moslims schat in Nederland. We weten inmiddels dat moslims die hun geloof fundamentalistisch aanhangen op alle vlakken, ook sociaaleconomisch, moeilijker integreren dan degenen die dat niet doen (die laatste zijn gelukkig in de meerderheid). Huijnk stelt vast dat het aantal fundamentalistische moslims in 2016 merkelijk hoger is dan in 2006. Tegelijk stelt hij vast dat fundamentalisme bij de tweede generatie merkelijk lager is dan bij de eerste. De schijnbare tegenstelling tussen die twee vaststellingen wordt verklaard door een steeds nieuwe aanvoer via gezinshereniging van fundamentalisme, die het succes van integratie telkens weer tenietdoet. Dit is een cijfermatige weergave van het dweilen met de kraan open.
Het verstrengen van het stelsel van gezinshereniging zou dus niet enkel betrekking mogen hebben op financiële garanties – waarop de auteurs de aandacht richten – en die moeten voorkomen dat het een import van leefloners wordt. Het zou ook rekening moeten houden met de integreerbaarheid. Men zegt wel dat liefde blind is, maar het zou toch goed zijn dat de geliefden elkaar minstens één keer in dit land hebben gezien vooraleer er sprake is van gezinshereniging. Het lijkt me ook aangewezen dat de kandidaten om in het kader van gezinshereniging naar hier te komen, in hun land geïnterviewd worden over hun opvattingen, een inburgeringscursus volgen en een minimale kennis van de taal verwerven.
Een omvattend migratiebeleid staat nog in zijn kinderschoenen. Eigenlijk zouden we de kennis moeten hebben om te antwoorden op de vragen: wat is goed voor ons land, wat is goed voor de betrokken migranten, wat is goed voor hun land van herkomst? En een goed migratiebeleid is een beleid dat het op die drie vlakken zo goed mogelijk doet. De kennis om die vragen te beantwoorden ontbreekt. Het boek van Theo Francken en Joren Vermeersch geeft heel veel informatie. Het laat echter ook de grote gaten in onze kennis zien. De volgende regering dient zeker een ernstige inspanning te leveren om, zowel wat het verzamelen van administratieve gegevens betreft als via wetenschappelijk onderzoek, kennis op te bouwen die een meer evidence basedof evidence inspiredbeleid mogelijk maakt, niet alleen voor reguliere migratie, maar ook voor asiel en de strijd tegen illegale migratie.
Asiel en illegale migratie
Daarmee zijn we bij deze twee heel moeilijke onderwerpen aanbeland: asiel en illegale migratie. Ze zijn spijtig genoeg met elkaar verknoopt omdat het asielrecht misbruikt wordt om illegale migratie te vergemakkelijken en omdat een beleid gericht op het redden van het asielrecht en het ontmoedigen van illegale migratie op grote weerstand stuit. Weerstand van een onaangepaste regelgeving en van de mensen die om verschillende redenen elke maatregel gericht op het ontmoedigen van illegale migratie tegenwerken. Niemand is voorstander van open grenzen, zo horen we toch, maar vrij talrijk zijn de mensen die hardnekkig proberen elke maatregel om illegale migratie te ontmoedigen tegen werken. Het beleid gelijkt daardoor op een veldslag met wisselend succes van de strijdende partijen.
Het doel van het beleid betreffende asiel en illegale migratie zou nochtans glashelder moeten zijn: mensen die recht hebben op bescherming, maximale kansen bieden deze te vinden zonder hun leven aan overbodige gevaren bloot te stellen, tevens moet het de bedoeling zijn de illegale migratie maximaal, radicaal te ontmoedigen. Voorlopig slagen we daar niet in, zeker niet wat dat laatste betreft.
Het is immers duidelijk dat veel asielaanvragen momenteel niet ernstig zijn, maar worden ingediend om het verblijf in het land te rekken en een gelegenheid te scheppen om in de illegaliteit te duiken. In 2017 was zowat 2 op de 3 van de aanvragen niet goedgekeurd. In 2018 was dat 1 op 2. Deze toestand is te nadele van de mensen die wel bescherming verdienen en waarvan de aanvraag trager verwerkt wordt ten gevolge van dat oneigenlijke gebruik van het asielrecht.
In 2017 werden 32.235 uitwijzingen uitgesproken. Daarvan lukte slechts in 11.070 gevallen een vrijwillige of een gedwongen terugkeer. Dat betekent dat van de uitwijzingen in 2017 21.165 mensen in de illegaliteit konden verdwijnen. Dat is op één jaar een Tervuren of een Edegem, een Kontich of een Hoogstraten van illegalen erbij, zonder de natuurlijke aangroei te rekenen. Het is evident dat dit onhoudbaar is. Het gaat om een dringend probleem, want als de illegale bevolking te groot wordt, wordt het terugsturen onbetaalbaar. Dat is de situatie waarmee Groot-Brittannië inmiddels wordt geconfronteerd.
Voorstanders van open grenzen hopen op een massaregularisatie, wat het aanbod aan ongeorganiseerde en goedkope arbeidskrachten enorm zou verhogen, terwijl de kosten van leeflonen, werkloosheid en het opvangen van andere problematische gevolgen door de gemeenschap, de belastingbetalers worden gedragen. Dit is uiteraard waar de veldslag over illegale migratie om draait. In het volgende regeerakkoord zou, zoals in het vorige, duidelijk moeten staan dat er geen massaregularisatie komt.
De vrijwillige terugkeer wordt in België vrij aantrekkelijk gemaakt met vertrekpremie en integratiepremie in het land van herkomst. Slechts 12% van degenen die uitgewezen werden in 2017 maakte daarvan gebruik. De sommen die zij krijgen voor terugkeer en re-integratie in hun land zijn waarschijnlijk veel kleiner dan de sommen die ze van familie en andere geldschieters hebben geleend om naar hier te komen. Terugkeer betekent een slechte investering, gezichtsverlies, zware schulden, misschien ook wel afwijzing door de familie.
Wat beleidsmakers ook proberen, er bestaat geen terugkeerbeleid dat tegelijk vriendelijk en doeltreffend is. Theo Francken en Joren Vermeersch suggereren dat een kordate en massale gedwongen terugkeer de vrijwillige terugkeer aantrekkelijker zal maken. Waarschijnlijk zou het dat doen, maar het is zeer twijfelachtig of een intensere gedwongen terugkeer op dit ogenblik, binnen de geldende regelgeving en gezien de houding van de landen van herkomst, wel mogelijk is. Vele landen van herkomst zien hun mensen immers liever niet terugkomen.
Daarom zetten de auteurs in op het binnenkrijgen van zo weinig mogelijk illegalen en op het afstemmen van asiel op dat streven. Dit is een van de kernelementen van het beleid dat ze voorstellen. Voor een dergelijke aanpak zoeken zij inspiratie bij het Australische beleid. Dat omvat, toegepast op België, drie kernpunten:
- Een visum kan enkel worden aangevraagd in een Belgisch consulaat in het buitenland. Waarbij, uiteraard zo’n visum een gunst is en geen recht.
- Asiel kan niet meer worden aangevraagd als iemand België illegaal is binnengekomen.
- Mensen die over zee proberen Europa te bereiken worden teruggebracht naar een opvangcentrum buiten Europa (waarin geen asiel meer kan worden aangevraagd).
Ik zie in die aanpak een aantal problemen. Ten eerste, betwijfel ik of deze aanpak de mensen die bescherming verdienen voldoende kans geeft deze veilig te bereiken. Het is dus onzeker of het voldoende tegemoet komt aan één van de twee doelstellingen van een goed beleid inzake asiel en illegale migratie. Ten tweede, zullen illegalen toch nog steeds ons land bereiken en blijft dus nog het probleem hoe we ze weer naar hun land van herkomst krijgen.
Ik vind niet dat we de zogeheten Australische aanpak in zijn totaliteit moet verwerpen. En eerlijk, ik vrees een beetje dat het publieke debat herleid wordt tot voor of tegen het Australische model. Terwijl het me nuttiger lijkt kalm te blijven nadenken over hoe we de twee doelstellingen zo goed mogelijk en tegelijk kunnen verwezenlijken: zo weinig mogen illegale migranten die België bereiken, de mensen die recht hebben op bescherming deze zoveel mogelijk en op een veilige manier bieden.
Het is nuttig daartoe de etappes van de tocht van vluchtelingen en de illegale migranten te overlopen. Theo Francken en Joren Vermeersch richten de aandacht in hun boek sterk op wat in dit land kan en moet worden gedaan. Dat is begrijpelijk. Toch is het nuttig ook te kijken naar wat internationaal moet worden gedaan om in dit land een doeltreffend beleid mogelijk te maken.
De meeste vluchtelingen vandaag zijn niet het gevolg van oorlog maar van burgeroorlog. Het Westen moet dus absoluut afzien van interventies die dat veroorzaken en zijn buitenlands beleid afstemmen op onze veiligheid en op stabiliteit in het Midden-0osten en Noord-Afrika.
De illegale migratiedruk vanuit Afrika is bovenal van demografische aard. Laten we sancties en hulp koppelen aan de mate waarin landen ernstige inspanningen leveren om hun demografie onder controle te krijgen.
We hebben echter slechts een zwakke impact op de grondoorzaken. Af en toe hoor ik mensen beweren dat een migratiebeleid, een beleid betreffende asiel en illegale migratie niet meer nodig is omdat er nog weinig vluchtelingen en illegale migranten zijn of omdat we alles moeten zetten op het wegnemen van de grondoorzaken. Qua onverantwoordelijkheid doet me dat denken aan de gevleugelde uitspraak van de politicus die zei dat de staatsschuld er vanzelf was gekomen en dus ook wel vanzelf zou weggaan. We moeten ons terdege voorbereiden op vluchtelingen en migratiedruk.
De situatie in bijvoorbeeld Egypte is niet stabiel. Als daar een burgeroorlog uitbreekt zoals in Syrië, die proportioneel evenveel vluchtelingen veroorzaakt, dan spreken we over 23 miljoen mensen. Die zullen niet naar Israël gaan, noch naar Libië, maar naar Griekenland.
De demografische druk in Afrika is overweldigend en kan nog verergerd worden als onvoldoende maatregelen worden genomen, niet zozeer tegen klimaatopwarming, maar tegen de gevolgen van klimaatopwarming. Als de Afrikanen de komende 60 jaar naar Europa migreren in dezelfde mate als de Europeanen tussen 1850 en 1910 naar Amerika zijn gegaan, dan mogen we er de komende halve eeuw 300 miljoen of 6 miljoen per jaar verwachten. Zo’n vaart zal het zeker niet lopen, maar wie de migratiedruk minimaliseert liegt de mensen wat voor.
Economische ontwikkeling in Afrika zal de migratiedruk daarenboven niet verlagen, maar verhogen. Daar zijn alle wetenschappers het over eens. Dus ontwikkeling moet gepaard gaan met strengere grensbewaking.
Het is evident dat bij conflicten die een vluchtelingenstroom veroorzaken, prioriteit moet gaan naar opvang in de regio. Dat is de beste manier om zoveel mogelijk mensen zo goed mogelijk te helpen. Met het geld dat we hier besteden, kunnen we veel meer mensen, veel beter helpen in de regio. Dat impliceert wel dat we de betrokken landen daadwerkelijk financieel helpen en vanuit die landen ook vluchtelingen naar Europa en landen buiten Europa hervestigen, omdat die mensen bijzonder kwetsbaar zijn of om die landen indien nodig te ontlasten.
Ideaal zou zijn dat vluchtelingen de regio pas verlaten als hun asielprocedure in de regio minstens gedeeltelijk werd afgewerkt. We moeten in de regio’s van oorlog en burgeroorlog investeren in opvang, in ontwikkeling en de mogelijkheid scheppen om daar asiel aan te vragen en die aanvragen minstens in een eerste fase of stap te verwerken. Bij goedkeuring kan dan een veilige hervestiging worden gerealiseerd. Zelfs onder ideale omstandigheden moeten we er echter rekening houden dat velen kost wat kost zullen proberen Europa te bereiken. Het motief ‘veiligheid zoeken’ en het motief ‘migreren naar Europa’ zijn in de praktijk immers niet altijd te onderscheiden. Een onderzoek bij Syrische vluchtelingen door het Nederlandse Sociaal Cultureel Planbureau, laat zien dat één op vijf van hen van meet af aan de bedoeling had naar Nederland te gaan en dus niet alleen van bescherming te zoeken.
Wat illegale migratie betreft moeten we er mentaal aan wennen dat onze buitengrens niet aan de buitengrenzen van Europa ligt, maar aan de zuidergrens van de Noord-Afrikaanse landen. We zullen intenser met die landen moeten samenwerken, ongeacht de aard van de regimes daar. Hen helpen met grensbewaking.
In tegenstelling tot wat het zogeheten Marrakeshpakt voorstelt, moeten we langsheen de migratieroutes doorheen Afrika geen posten inplanten die de illegalen informeren over hun rechten en de veiligste route naar Europa aanwijzen, maar die hen ontmoedigen die tocht verder te zetten en aanmoedigen om zo snel mogelijk terug te keren naar hun land.
We moeten mensensmokkel nog harder aanpakken. Het gebruik van mensensmokkel en het samenwerken met mensensmokkelaars strafbaar stellen. Zware straffen stellen op wie tegen betaling drenkeling wordt. Er wordt momenteel op grote schaal en op een schandalige wijze misbruik gemaakt van die heilige plicht drenkelingen te redden. Iedereen die betrokken is bij die zwendel moet worden vervolgd en zwaar bestraft.
Al deze beleidsdaden blijven wat onderbelicht in het boek, omdat de auteurs toch vooral kijken naar: wat doen we hier in dit land.
Het niet of zwak controleren van de Europese binnengrenzen, ten gevolge van Schengen, betekent dat vluchtelingen en illegale migranten die Europa binnen raken, zich binnen Europa nagenoeg vrij kunnen verplaatsen. Wie met zijn bootje de zee-engte tussen Afrika en Europa oversteekt – 13 à 14 km. – en onopgemerkt de duinen in kan, is vrij in Europa. Wie door de Spaanse politie wordt gevat en naar Tarifa gebracht, is ook meteen vrij als het kleine opvangcentrum daar vol is of anders twee dagen later. Dat laat zowel de potentiële vluchteling als de illegale migrant toe aan landenshopping te doen: te kiezen naar welk land hij of zij zich begeeft.
We zouden moeten onderzoeken of Europese lidstaten niet kunnen gesanctioneerd worden als ze al te vlot illegalen migranten, de zogeheten transmigranten, toelaten hun land te doorkruisen om naar een andere lidstaat te gaan.
Dat landenshoppen heeft nadelen omdat landen zullen proberen zich zo onaantrekkelijk mogelijk te maken, wat leidt tot een race to the bottom inzake de voorwaarden van opvang. Dat is onaanvaardbaar als het gaat om mensen die bescherming verdienen.
Theo Francken en Joren Vermeersch noemen dat het ‘open asiel systeem’. Men kan het land illegaal binnenkomen, men kan in Europa een paar landen illegaal doorkruisen en dan toch nog asiel aanvragen. En dat kan natuurlijk ook gedaan worden door mensen die geen schijn van kans hebben op asiel. Uit de cijfers blijkt dat deze laatsten inmiddels de meerderheid vormen.
De huidige toestand is dat mensen die illegaal binnenkomen een asielprocedure kunnen opstarten en dus genieten van opvangrechten tijdens de procedure. Deze laatste kan daarenboven heel lang worden gerekt. Het Hof van Straatsburg oordeelde ook dat illegalen die worden opgepakt, zelfs al ze geen asiel aanvragen, alsnog een beroep kunnen aantekenen tegen hun uitzetting, waardoor de periode dat zij in de gesloten instelling verblijven gevoelig kan worden verlengd. In 2008 kwam een bindende richtlijn van de EU dat dit verblijf niet langer dan 6 maanden mag duren. Dat lijkt lang genoeg, ware het niet dat door een juridisch spel van procedures en beroep de tijd langer dan zes maanden wordt gerekt, zodat veel van die mensen weer in de illegaliteit kunnen verdwijnen. Theo Francken en Joren Vermeersch gebruiken die term niet, maar als men de huidige regelgeving bekijkt waaraan ons parlement en onze regering onderworpen zijn, worden we geconfronteerd met een ware illegaliteitsproducerende machine.
De oplossing die de auteurs voorstellen is dat de tijd die in de gesloten instelling wordt doorgebracht ten gevolge van ingestelde procedures niet meetelt voor de 6 maanden. Dat is een terechte oplossing, maar een die zware eisen stelt aan de opvangcapaciteit, de eigenlijke uitwijzing niet versnelt en de grond van de zaak niet raakt. De auteurs richten zich tot de kern van de zaak met het voorstel dat asiel niet meer kan worden aangevraagd door mensen die illegaal het land zijn binnenkomen. Eens het land illegaal binnen, nooit meer een permanente verblijfsvergunning.
Dat is een strenge maatregel. Het lijkt me potentieel een doeltreffende oplossing voor de illegaliteit, die echter slechts aanvaardbaar is op voorwaarde dat ze door andere maatregelen wordt geflankeerd, maatregelen die, zonder af te dingen op de strijd tegen illegaliteit, mensen die bescherming verdienen die ook bieden. Dat betekent dat we buiten Europa voldoende kansen moeten bieden om asiel aan te vragen, vooral in de regio’s van conflicten. Hoe dat precies kan gebeuren, blijft onduidelijk in het boek van Theo Francken en Joren Vermeersch.
Het lijkt me ook nodig de regelgeving die voortvloeit uit arresten van het hof van Straatsburg bij te stellen. Illegaal aanwezigen die geen asiel aanvragen zouden geen beroep meer mogen aantekenen tegen hun uitzetting. Aan die uitzetting zouden geen voorwaarden mogen gekoppeld zijn. Wie enige reden heeft om te vrezen dat hij gefolterd wordt in zijn land of om een andere reden recht heeft op asiel, dient asiel aan te vragen.
Politiseren van beleid
Migratie in 24 vragen en antwoorden, maakt ook heel duidelijk dat we migratiebeleid – beleid met betrekking tot reguliere migratie, asiel, en illegale migratie – moeten democratiseren: weer in handen geven van parlement en regering, minder in die van rechters. Dat is veel belangrijker en fundamenteler dan de specifieke beleidsmaatregelen die ik hier heb overlopen. Daarom vind ik het bijzonder jammer dat zoveel belangrijke actoren in ons publiek debat momenteel krampachtig proberen het thema migratie uit de verkiezingscampagne te houden. De terechte zorgen van heel wat mensen over een van onze belangrijke maatschappelijke uitdagingen, verdienen meer aandacht.
Het boekt maakt ook duidelijk dat de Europese richtlijnen dienen aangepast om een doeltreffend en humaan migratiebeleid mogelijk te maken. Dat is een van de redenen waarom een groeiend aantal mensen in verschillende Europese landen, samen met de partijen waardoor zij zich vertegenwoordigd voelen, zich tegen de EU keren. Het siert de auteurs dat zij dat niet doen. De Europese Unie is onmisbaar, absoluut onmisbaar, voor een degelijk asiel- en migratiebeleid. Maar het moet een EU zijn die goed doet wat zij en niet de lidstaten kunnen doen, een EU die de lidstaten niet belemmert, maar daarentegen helpt te doen wat deze democratisch beslissen te doen en ook kunnen doen.
Mensen echt helpen
In het werken aan een degelijk migratiebeleid beschouw ik dit boek als een belangrijke stap in de goede richting. Ik zie voorlopig geen ander document dat op een even duidelijke en beargumenteerde manier zijn standpunt over de belangrijke vraagstukken van migratie, asiel en illegale migratie aan de bevolking voorlegt. Ook als men het niet eens is met de auteurs, biedt het een basis voor een ernstig debat. Men kan dan alleen maar hopen dat dit debat sereen verloopt.
Laat me toch besluiten met een punt waarover ik het niet eens ben met de auteurs. Over de illegale migranten zeggen zij dat zij die mensen begrijpen. Ik hoor dat dikwijls, mensen die zeggen ‘in hun plaats zou ik dat ook doen’. Wel, neen. In hun plaats zou ik en zouden de meeste mensen dat niet doen. De meeste mensen zouden die enorme sommen geld niet aan mensensmokkelaars geven, maar gebruiken om in eigen land iets op te bouwen. Om je land te veranderen in plaats van van land te veranderen. Dat laatste is vandaag gemakkelijk geworden. Men kan emigreren, maar constant in contact blijven met wie men verlaat. Daarom vergt het vandaag een dosis idealisme en moed om te zeggen, neen, ik vertrek niet. Het heeft al snel 10.000 euro gekost vooraleer men in die rubberboot zit waarmee men tegen forse betaling per se een te redden drenkeling wil worden, liefst zonder ooit in het water terecht te komen. Welnu, ik denk dat de meeste mensen zouden zeggen, neen, zo besteed ik mijn geld niet. Ik ga daarentegen proberen met dat geld het leven hier duurzaam beter te maken voor mij, mijn kinderen en mijn medeburgers. En laten we daar niet blind voor zijn. Dat zeggen de meeste Afrikanen eveneens. De moedige mensen, de mensen die hun leven wijden aan het verbeteren van hun land, hun leven daarvoor geven soms. Dat zijn onze bondgenoten. Zij verdienen onze bewondering, onze lof, ons medeleven en onze steun. Een van de manieren om hen die te geven, is illegale migratie radicaal ontmoedigen.
Mark Elchardus sprak deze inleiding uit op de boekpresentatie op 29 april in Tervuren. Het boek Migratie in 24 vragen en antwoorden is te koop in de Doorbraak webwinkel. Het boek is al in derde druk – u moet eventjes geduld oefenen eer het geleverd kan worden.
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Personen |
---|
Prof. dr. Mark Elchardus is socioloog en emeritus hoogleraar van de VUB. Hij schrijft wekelijks een column in De Morgen.
Jonah Penninck (CD&V): ‘De waarden van Kerstmis kunnen nooit helemaal verdwijnen.’
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.