Misschien daarom verloor ‘het verzet de strijd om de herinnering’ …
Beeld uit de VRT-reeks ‘De kinderen van het verzet.’
foto © VRT
Maurits Van Liedekerke zoekt in zijn eigen omgeving naar redenen waarom we zo weinig weten over het verzet tijdens WO II.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnement‘Het verzet won wel de oorlog, maar verloor de strijd om de herinnering.’ Het is niet de eerste keer dat Marc Reynebeau in krant De Standaard deze quote aanwendt bij zijn besprekingen van de tv-reeks Kinderen van het verzet. Om zijn stelling te staven, somt de journalist-historicus oorzaken op, als daar zijn: vooroordelen en onverschilligheid vanwege de bevolking die eerder mild voor de collaborateurs zou zijn dan voor de leden van het verzet. Fout van dit alles zouden onder meer de historici zijn die de daden van het verzet te weinig hebben bestudeerd en nauwelijks hebben beschreven.
Open vragen
Naar onze mening is daar wat van aan. Als opgroeide jongeling, geboren in een familie die niets met verzet en/of collaboratie te maken heeft gehad, vond ik mijn gading in boeken die alle vormen van collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog beschreven. Ook aan literatuur aangaande repressie en amnestie geen tekort. Over het verzet daarentegen was (en blijft) het zoeken. Gelukkig waren er de uitzendingen van Maurice De Wilde die naast de collaboratie ook het verzet en sommige van haar leiders in beeld brachten.
Daarom de vraag: zou het verzet niet zelf de oorzaak zijn van deze ‘verloren oorlog’?
Toen ik begin jaren 80 in de Vlaams-Brabantse taalgrensgemeente Herne ging wonen, viel me meteen een monument op. Op een kruispunt, bijgenaamd ‘de Patriot’, dat gevormd wordt door een steenweg komende vanuit Geraardsbergen en uitmondt op een steenweg die Edingen met Ninove verbindt, staat een tweetalige gedenksteen. Die toont de foto’s van vier leden van het verzet die er op zondag 3 september 1944 de dood vonden bij een treffen tussen aftrekkende Duitse soldaten en oprukkende Engelse en Welse troepen.
Die dag hadden leden van de Partisans Armés de opdracht gekregen het kruispunt te bezetten. Duitse soldaten die uit Edingen kwamen, raakten er in conflict met de weerstanders, vervolgens met de aankomende geallieerden. Gevolg: een slachtpartij van jewelste waarbij uiteindelijk Engelse jachtvliegtuigen de zaak beslechtten. Vier leden van het verzet sneuvelden, 26 burgers vonden de dood, ook 14 Duitse soldaten.
De Duitsers kregen een graf op de begraafplaats van Edingen (grondgebied Herne). De burgers werden in hun gemeenten van herkomst begraven. De weerstanders, ze kwamen allen van over de taalgrens, eveneens. Hun groepering zorgde ervoor dat ze reeds op 16 september 1945 op de plaats van het onheil een gedenksteen kregen. Voor de burgerslachtoffers was er minder interesse, voor hen kwam er pas in 2012 een stenen aandenken, 68 jaar na de gebeurtenissen! Kan het zijn dat de leden van de betrokken verzetsgroepering minder belang hechtten aan de burgerslachtoffers dan aan de eigen helden? Zou het kunnen dat onder meer daardoor het verzet bij de bevolking de strijd om de herinnering verloor?
Beide oorlogen?
In de jaren 50 en 60 van vorige eeuw was het gangbaar dat schoolkinderen op 11 november met de klas ‘beide wereldoorlogen’ herdachten. Na een mis met Te Deum ging het in stoet naar een monument om bloemen neer te leggen, werd de Brabançonne gespeeld, enzovoort. Het gedenkteken was geen triomfalistisch gedoe maar de sobere buste van een plaatselijke geneesheer. De man, een oud-strijder van 14-18, had met medestanders met vlektyfus besmette Russische gevangenen opgesloten in een stilstaande trein in het station van Denderleeuw verzorgd. Hij overleefde zijn edelmoedigheid niet.
In de dagen voor 11 november werd in de klas honderduit over de ‘Groote Oorlog’ gesproken, over WO II werd met geen woord gerept, hier geen verheerlijking, geen aandacht… Waarom toch? Lag het aan de lesgevers die vonden dat de gebeurtenissen nog te vers in het geheugen lagen en bij sommige ouders vervelende vragen zouden oproepen? Vanzelfsprekend moeten in de klassen kinderen gezeten hebben van families die zowel met verzet als met collaboratie te maken hebben gehad. Zo was de oom van een jongen van onze klas eind 1941 als een van de eersten van het Vlaams Legioen aan het Russische front om het leven gekomen. Een gebeurtenis die tien jaar later nog volop leefde.
Blinde vlek
In mijn geboortestreek aan de Dender was een gekende huisarts commandant van een afdeling van het Geheim Leger-Armée Secrète, Sectie Aalst. Door zijn artsenpraktijk was de man genoegzaam bekend maar nooit is hij later publiekelijk opgetreden, laat staan gehuldigd. Achteraf bekeken lijkt het alsof verzetslieden enige gêne omtrent hun daden hadden. Zo is het nauwelijks in te beelden dat de dokter, vader van een groot gezin, opgetogen was met de moord in september 1944 door zijn (weliswaar communistische) wapenbroeders van het Aalsterse verzet gepleegd op de Aalsterse schoolmeester Herman De Vos.
Vanzelfsprekend volstaan deze voorbeelden niet om een afdoend antwoord te geven op de vraag waarom ‘het verzet de oorlog van de herinnering heeft verloren’.
Om de eerlijke bedoelingen en de moed van de verzetsstrijders niet te vergeten is 75 jaar na de gebeurtenissen een brede kijk op hun geschiedenis meer dan wenselijk. Al was het maar om dezen te eren die het verdienen geëerd te worden.
TV-reeksen als De kinderen van het verzet kunnen deze blinde vlek opvullen, maar meer is altijd welkom. Zeer zeker kan ook een lemma in de voorgestelde canon een stap in de goede richting zijn.
Tags |
---|
Personen |
---|
De auteur is oud-hoofdredacteur van Wij, het weekblad van de Volksunie.
Jonah Penninck (CD&V): ‘De waarden van Kerstmis kunnen nooit helemaal verdwijnen.’
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.