Monstersubsidie voor Vlaamse rampenfilm?
Ramptoeristen, allen daarheen!
film
foto © Pixabay / Bokskapet
De monstersubsidie aan een commerciële rampenfilm plaatst vraagtekens bij de ontransparante werking en het monopolie van het VAF.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementKan het cynischer? Wie dacht dat men voortaan in Vlaanderen — in deze onzalige El Kaouakibi-tijden — wat omzichtiger met subsidiegelden zou omspringen, is er al aan voor de moeite. Niet minder dan één miljoen euro heeft het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) over voor de productie van de nieuwe film van Jan Verheyen. Een film over de brand in de Innovation, het grootwarenhuis in de Brusselse Nieuwstraat. Die zou de 22ste mei 1967 aan ongeveer 300 mensen het leven kosten.
Moet dit echt?
Deze buitenissige subsidie — geef toe, al dreigt dat nu wel de norm te worden — op een totaalbudget van 4 à 5 miljoen euro gaat dus naar een commerciële film ‘om te kunnen concurreren met Hollywood’. Grootspraak? Of meer? Vraag is: Moet dat echt? Wat is de relevantie vandaag van deze film? Wie — op hier en daar een ramptoerist na — zou geïnteresseerd zijn? Tenzij er een gigantische mediacampagne tegenaan wordt gegooid. Verheyen heeft een flauw vermoeden van ‘een uiterst linkse aanslag’. De brand werd destijds opgeëist door linkse extremisten. Maar een politieke film of een film met een politieke insteek is wel het laatste dat we van Verheyen mogen verwachten.
Andere vraag: moet het VAF voluit een commerciële film steunen? Gemakshalve wordt dan geschermd met werkgelegenheid. De grootste kost van een filmproductie zijn de acteurs, het aantal draaidagen, het filmen in interieurs, historische reconstructie, eventueel special effects enz. Een flink deel van de subsidiegelden zou op die manier naar de staatskas terugvloeien. Dat mag dan enigszins kloppen, maar intussen blijven 30 à 40 pas afgestudeerde filmregisseurs van de 5 (!) filmscholen met misschien betere ideeën op hun honger zitten. Sommigen zijn dan al diep ontgoocheld definitief verloren.
Is de monopoliepositie van het VAF trouwens nog langer te handhaven? De VAF is een bureaucratische mastodont die intussen uit zijn voegen gegroeid is. Qua huisvesting en personeel kost hij de Vlaamse Gemeenschap handenvol geld kost. Een concurrent (voor de echt kunstzinnige, kwetsbare film met een klein budget bijvoorbeeld?) zou best voor wat dynamiek (dynamiet?) in de Vlaamse film kunnen zorgen. Pleitbezorgers genoeg!
Rookgordijn
Trouwens dé film over de brand in de Innovation bestaat al! In het prille begin van deze eeuw maakte Bram Van Paesschen als afstudeerfilm aan Sint-Lucas in Brussel de mockumentary Rookgordijn boven Brussel. Het Inno-dossier heropend (2002, 35′). Deze ‘fictiefilm in een documentaire verpakking’ (aldus Van Paesschen) begint als een zeer geloofwaardig document over de legendarische brand. Er komen tal van interviews met kroongetuigen aan bod. En even later onthult hij zorgvuldig alle mogelijke complottheorieën (‘Misdaad? Sabotage? Ongeval?’). De ene al hilarischer dan de andere. Tot en met zogenaamde betrokkenheid van de geheime diensten van de VS en van Israël.
Dankzij knap knutselwerk van archiefmateriaal wordt de toeschouwer herhaaldelijk op het verkeerde been gezet. Met zijn film — kostprijs 100.000 euro waarvan 70.000 voor het archiefmateriaal — wilde Van Paesschen de misleidende mediatisering van rampen over de hekel halen. Nog altijd actueel.
Beheersovereenkomst
De subsidieverlener, het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF), bestaat bijna 20 jaar. Het is aan een nieuwe beheersovereenkomst toe. En het zou een nieuw elan na een diepgaande analyse best wel kunnen gebruiken. Het verzelfstandigde Fonds (‘Wat we zelf doen, doen we beter’, weet je wel, in dit geval de filmsector) mag jaarlijks over een fikse dotatie van de Vlaamse Gemeenschap beschikken. Dit om alles en iedereen die iets met (en voor) de (kunstzinnige?) film in Vlaanderen doet, met wat subsidie te ondersteunen.
Dat monopolie — zeer ongezond voor een kunstensector die geen exacte wetenschap is — speelde al vrij snel op. Het zette de deuren wagenwijd open voor willekeur, vriendjespolitiek en ons-kent-ons. Wie kritiek had op de gang van zaken, werd koudweg afgeserveerd. En kon nooit nog op enige subsidie rekenen. Met Robbe de Hert zaliger gedachtenis, Harry Kümel, Rudolf Mestdagh en Lieven Debrauwer als grootste, maar lang niet als enige slachtoffers.
Twijfelachtige willekeur
Het zou een nuttige ‘oefening’ zijn om na te gaan welke filmproducent/regisseur de voorbije 20 jaar de meeste subsidies mochten ontvangen. Zo is bijvoorbeeld bekend dat van een bepaalde filmproducent vlotweg al bijna 90 dossiers werden gehonoreerd. Terwijl andere filmproducenten soms jaren moeten wachten vooraleer een dossier ‘passeert’ of om onduidelijke redenen definitief wordt afgewezen. Met andere woorden: moet het gros van de subsidies altijd opnieuw naar dezelfde ‘gegadigden’ gaan? Onder het mom van ‘professionalisering van de sector’?
De rol in dezen van de directeur-intendant (wat een gewichtige titel toch?) en de diverse leescomités zijn cruciaal. Vooral de competenties van deze commissieleden werden al vaker in vraag gesteld. Een filmscenario (kunnen) lezen, inschatten én naar behoren beoordelen is niet iedereen gegeven. Het vergt een speciale manier van lezen. Hier zouden de criteria om te kunnen toetreden onder meer moeten zijn: integriteit én competentie én filmkennis! Meer transparantie op het vlak van lezing en beoordeling van elk filmproject zou zeer welkom zijn.
Nu zijn al te veel beslissingen niet zelden twijfelachtig en aan willekeur onderhevig. Men kan in beroep gaan. Met weinig kans op (positief) resultaat. En met alle gevolgen vandien. Inherent aan elke mastodont is de logge, weinig flexibele bureaucratie binnen de structuur van het VAF. Voor alles zijn er strikte regeltjes. Dat vooral doodt film. Die moet het immers hebben van frisheid, inspiratie, spontane impulsen enzovoort.
Filmdistributie
Een pijnpunt is ook de distributie van de Vlaamse film in eigen land. De jongste jaren vindt menige Vlaamse film niet zomaar meer een (onafhankelijke) filmdistributeur die het risico — vooral financieel — wil nemen om een Vlaamse film alsnog naar de bioscoop te brengen. Er zijn voorbeelden van nochtans prachtige films (Le Passé devant nous en Resurrection) die niet meer de weg naar de bioscoop vonden. Jammer toch. Kon het VAF dan niet helpen? Wat overal in Europa kan, kan blijkbaar in Vlaanderen niet. Waar is de tijd dat elke Vlaamse film — terecht of ten onrechte — een evenement was? Het VAF moet daar dringend over brainstormen.
Filmeducatie
Wie bij het vernemen van deze monstersubsidie ook even de wenkbrauwen zal fronsen, is iedereen die in Vlaanderen aan filmeducatie doet. Meestal puur en noodgedwongen uit idealisme. Zij moeten het met kruimels stellen. Dat is voor het VAF namelijk echt geen prioriteit. Zo weigerde eind vorig jaar het VAF pertinent mee te helpen om het in moeilijkheden verkerende filmblad Film & Televisie/Filmmagie daadwerkelijk van het faillissement te redden.
Het VAF vond het verdwijnen van het enige kritische filmtijdschrift — dat in januari 2021 65 jaar zou bestaan — ‘betreurenswaardig’. En dat was het dan! Kwatongen zullen beweren: ‘Goed zo, weer een kritische stem minder!’ Evidente vraag: Waar kunnen voortaan studenten die film bestuderen, nog hun artikel kwijt na het verdwijnen van de bladen Cinemagie en Filmmagie?
Vele filmliefhebbers vragen zich eveneens af hoe het komt dat men de met belastinggeld gemaakte films niet (of nauwelijks) kan zien? Kan er bij ontstentenis van een Vlaams Filmmuseum — ooit waren er concrete plannen in het Leuvense maar de Vlaamse overheid had er geen oren naar — geen forum worden gecreëerd waar elke Vlaamse film, van bioscoopfilm tot documentaire, animatiefilm, korte film en coproductie, te zien is? Elke Vlaming mag toch met eigen ogen constateren en/of genieten van wat er dankzij zijn belastinggeld is gecreëerd? En filmmakers vinden feedback altijd leuk.
Morele code
Tenslotte wat niet luidop mag worden gezegd: de misbruiken. Moet er niet dringend worden afgesproken hoe filmstudenten en stagiairs met ‘een koffiekoek en een ice tea’ naar een filmset gelokt op een correcte manier kunnen worden gehonoreerd? Ook gezien de grootte van de verkregen subsidie? En niet met een T-shirt naar huis worden gestuurd. Stagiairs mogen dan misschien niet worden betaald, maar ze krijgen niet zelden wel een volwaardige taak te doen. Opnieuw: wie protesteert, kan een carrière (!) in de Vlaamse film op zijn buik schrijven.
En iedereen kent wel de (wilde?) verhalen over uit de hand gelopen drankmisbruik, druggebruik en sekspartijtjes tijdens de duur van een filmopname. ‘Alleen op die manier kan je erbij horen’ en word je opgenomen in de crew, in de filmploeg. Eens te meer: wie niet wenst mee te doen, valt voortaan uit de boot. Die moet niet meer hopen dat zij of hij nog ooit zal worden gevraagd. En de plaatsen zijn al zo dun gezaaid! Een anonieme enquête zou alvast de grootte van dat probleem in kaart kunnen brengen. Want iedereen doet er het zwijgen toe. Net als in vele sectoren van onze samenleving.
Gelukkig is dat misbruik niet bij elke filmopname het geval. Toch zou het goed zijn dat het VAF een ‘morele code’ (of noem het een handvest) hanteert in plaats van er scherp op toe te zien dat in elke film conditio sine qua non twee acteurs met een migratieachtergrond een bepalende rol hebben en andere restricties die de kwaliteit van een film veeleer in de weg staan.
Tags |
---|
Freddy Sartor (1952) is beroepsjournalist, oud-hoofdredacteur van de filmtijdschriften Cinemagie (ex-MediaFilm) en het maandblad Filmmagie, tot 2006 bekend als Film & Televisie. Hij heeft een hart voor de Europese film en wereldcinema.
Het psychologisch drama ‘Milano’ schetst de problematische relatie van een afwezige, alleenstaande vader met zijn dove puberzoon.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.