Museumoorlog aan de IJzer?
Even snel
Het Museum Aan de IJzer – ooit gemeenzaam ‘de IJzertoren’ genoemd – is vernieuwd. Meer dan ooit ligt de focus op ‘nooit meer oorlog’. Met ook een nieuwe huisstijl en een nieuw logo.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHet logo ziet er erg gestileerd uit. En hoewel het IJzerbedevaartgebeuren de voorbije paar jaar veel over en met een witte papaver communiceerde als nieuw merkteken, maakt de bloem er toch geen deel van uit. Het ware nochtans niet fout voor een heus Vredesmuseum.
2014, honderd jaar na ‘In Flanders fields’ waar die papavers bloeien, rij aan rij … U kent de versregels wel. Maar het Museum hanteert een witte papaver … Een bewuste keuze moet dat zijn. Maar haast niemand in Vlaanderen die de symboliek kan plaatsen. Zeker bloemenliefhebbers niet. Want die weten dat de witte papaver niet bestaat.
De rode ‘poppie’ is al sinds mensenheugenis het symbool van de herinnering van de strijd in de loopgraven van WO I voor het Britse Gemenebest. Pas in 1926 kwamen enkele radicale pacifisten ertoe een witte ‘poppie’ te adopteren tot symbool van de échte herinnering aan de oorlog. Een herinnering aan alle slachtoffers, en niet enkel aan die van de Britse strijdkrachten, waarvoor dus de rode papaver symbool staat. (In Noord-Ierland had de rode poppy ook een unionistische bijklank; de Ulster Volunteer Force – een van de vele loyalistische terroristengroepen – was in oorsprong een vrijwilligersbataljon in het Britse leger tijdens WO I.)
In de Vlaamse beweging heeft de nadruk altijd gelegen op pacifisme. Een vaak naïef pacifisme zelfs. Maar de beweging was doordrongen van het ‘Nooit meer oorlog’, dat in vier talen op de IJzertoren staat. Jaarlijks was er een Vredesfietseling van Voeren naar Diksmuide. Het Verbond VOS (Vlaamse Oud-Strijders) was (is) de erflater van dat radicale pacifisme. De Volksuniejongeren hadden zelfs het vredessymbool in hun logo staan. Met de keuze voor een witte papaver plaatst het IJzerbedevaartgebeuren zich niet alleen opnieuw in een lange traditie. Ze kiest ook bewust voor een omstreden symbool. Althans omstreden in het Verenigd Koninkrijk.
Wie er de witte papaver droeg – en in de jaren dertig waren dat vooral linkse feministes – werd misprezen en zelfs afgedankt. En het geld dat de No More War Movement verzamelde werd ‘The Royal British Legion’ onthouden. Dat stak de Britse patriotten uiteraard ook. Na een dispuut over de eventuele co-existentie van rode en witte papavers in de knoopsgaten van menig Britse jas, uitte premier Margaret Thatcher haar ‘deep distaste’.
Of de keuze voor een witte papaver door het IJzerbedevaartgebeuren bewust was, en aansloot bij de Britse dissidente beweging hebben we niet kunnen achterhalen. Een telefoontje naar het onthaal leverde weinig meer op dan ‘daar heb ik nog nooit van gehoord’. Nochtans, al op 11 november 2012 ‘bloeiden’ aan de Diksmuidse oevers van de IJzer al witte papavers. Vredesdag heet 11 november daar tegenwoordig, als opvolger van wat ooit een door tienduizenden bijgewoonde IJzerbedevaart was. In de communicatie heette het toen: ‘In Ieper zijn het de rode poppies maar in Diksmuide zullen straks op 11 november de witte papavers symbolisch bloeien.’ In Ieper staat een ander museum, ‘In Flanders Fields’. Het museum voert de rode poppie in het vaandel. Is dat dan een museum van de Oorlog?
Een ‘Oorlogsmuseum’ in Ieper versus een ‘Anti-Oorlogsmuseum’ in Diksmuide … Het lijkt er wel op dat de concurrentie tussen witte en rode ‘poppies’ ook op het continent, en meer bepaald in ‘onze’ Westhoek wordt uitgevochten. Met mijn excuses voor die laatste woordkeuze.
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Katrien Wolfs (1976) is het pseudoniem van een historica, docente geschiedenis, militant atheïste en femme fatale, niet noodzakelijk in die volgorde.
U dacht dat Wikipedia een objectieve en neutrale webencyclopedie was?
De reislust voert uw schrijver naar de Maas en Brussel, waar hij onthaald wordt door een villa, kunstschilders en een schaamteloos jonge fotograaf.