Na de Apenplaneet: het Halfapenland
foto © Reporters
België wordt niet geleid door een volksvertegenwoordiging, maar door een zelfbenoemde elite. Tijd voor zelfbeschikkingsrecht, vindt Walter Claeys.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIn 1762 publiceerde filosoof Jean-Jacques Rousseau Du contrat social ou Principes du droit politique, een analyse van de verhouding tussen regering en volk die erop neerkomt dat het volk bereid is zich te onderwerpen aan de algemene volkswil maar niet onvoorwaardelijk. Een contract vergt immers minstens twee partijen die zich wederzijds binden.
Respecteert de overheid het contract niet, dan mag het volk de eigen verplichtingen opschorten of de overeenkomst ontbinden.Daarom beschikt het volk over het – volgens onder anderen de Engelse filosoof John Locke – natuurlijke recht om revolutie te plegen. Dit recht staat niet ingeschreven in de Belgische grondwet, maar wordt wel impliciet erkend in de Preambule van de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens.[1]
Vandaag ligt in ons land tussen kiesrecht en revolutie omzeggens niets dat het volk vat geeft op de politieke hefbomen. Wat dat concreet betekent, is zeer onlangs gedemonstreerd in Hongkong. Eens het volk massaal op straat moet komen, blijven komen en geweld plegen om een wetsontwerp af te voeren, toont aan dat de democratie een farce is en daarin moet hier heel dringend verandering komen.
Het almachtige volk…
Twee belangrijke condities van het sociaal contract zijn volgens Rousseau: het almachtige volk [2] beschermt – via een wetgever– het collectieve welzijn tegen het streven van veelal eigenzuchtige belangengroepen, en: het individu is bereid zich te onderwerpen aan verplichtingen in ruil voor de voordelen die het sociaal contract met de andere burgers én de overheid waarborgt.[3] Ik veronderstel dat vele intellectuelen die zich progressief noemen, Rousseau als een populist afdoen.
De filosoof woog ‘het particulier belang’ af aan ‘het belang van allen’, maar dit laatste is nog zeldzamer dan een reet in een gezicht omdat om het even welk concreet belang omzeggens nooit op volstrekte unanimiteit kan rekenen. De filosoof verwoordde het zo: ’S’il y avait un peuple de dieux, il se gouvernerait démocratiquement. Un gouvernement si parfait ne convient pas à des hommes […] Il n’a jamais existé de véritable démocratie et il n’en existera jamais’ [4]. Rousseau deelde bijgevolg de visie met Winston Churchill ‘(…) that democracy is the worst form of Government except for all those other forms that have been tried from time to time.’ [5]
Om het gebrek aan volstrekte unanimiteit niet te laten uitmonden in volstrekt politiek immobilisme of permanente burgeroorlog werd de scheiding der machten uitgevonden, alsook de volksvertegenwoordiging als wetgevend en tevens de andere machten controlerend orgaan, benevens de meerderheden: de gewone (de helft plus één) en de bijzondere (twee derden), deze laatste in het beslechten van politiek-maatschappelijk bijzonder gevoelige kwesties. Voor het brexit-referendum werd géén bijzondere meerderheid voorzien; we stellen vast wat de gevolgen zijn wanneer een voor de burger bijzonder gevoelige kwestie uitmondt in een 51,9%-48,1%-verhouding.
…is te dom
De Belgische Grondwet heet democratisch en liberaal te zijn, maar in 1830-1831 was er sprake van algemeen stemrecht noch van democratie! De Grondwet bijvoorbeeld werd niet ingevoerd door het Belgische volk (dat pas in 1831 werd geschapen en cf. de definitie supra in wezen géén volk is) maar door het Nationaal Congres dat verkozen werd door slechts 45.000 gerechtigde cijns- en bekwaamheidskiezers (op een bevolking van om en bij de 3,4 miljoen) waarvan er uiteindelijk slechts 30.000 kwamen opdagen. Een Chinese ‘democratie’ dus, en… die is ze tot dusver gebleven.
Het toevertrouwen van stemrecht enkel aan ‘cijns- en bekwaamheidskiezers’ was gebaseerd op de redenering dat alleen wie rijk is en/of heeft gestudeerd, een lagere foutenlast in politieke beslissingen garandeert dan de deelname van alle volksgenoten. Anders geformuleerd: het volk was gewoon te dom; de foutenlast zou in geval het volk heerste dan ook veel te hoog zijn. De staat zou teloorgaan.
Er was eigenlijk maar sprake van algemeen stemrecht van zodra ook de vrouwen mochten stemmen (1948) maar ondanks die ‘heldhaftige’ beslissing van het parlement was er op de keper beschouwd nog steeds géén sprake van democratie! Men zou immers verwachten dat in de Grondwet (GW) staat dat alle macht uitgaat van het volk, vermits volgens John Locke en anderen dáár het natuurlijk recht rust om revolutie te plegen (‘politieke macht komt uit de loop van een geweer’; Mao Zedong). Welnu, dat staat er nietin! Verbijsterend, want Art. 33 GW zegt toch: ‘Alle machten gaan uit van de Natie’ en ‘natie’ betekent toch ‘volk’, niet?
Slinks kunstje
Om het opzet van de gluiperige, geraffineerde grondwettelijke truc te doorzien, moet men Art. 33 GW samenlezen met Art. 42 GW: ‘De leden van beide Kamers vertegenwoordigen de Natie en niet enkel degenen die hen hebben verkozen’. Deze formulering is zeer misleidend vermits het vanzelfsprekend hoort te zijn dat de volksvertegenwoordiger gans het volk vertegenwoordigt en niet enkel zijn of haar kiezers! Want… die kiezers zijn anoniem, noch kunnen ze bewijzen dat zij op hem of haar een stem uitbrachten. Dus waarom dan die krakkemikkige formulering?
Dankzij het Arbitragehof (thans Grondwettelijk Hof) is gebleken dat het begrip ‘Natie’ in de GW géén synoniem is voor ‘het volk’ maar wel een omschrijving voor ‘de staatsdragende elite’.[6] De parlementsleden vertegenwoordigen dus ook die grondwettelijk niet gedefinieerde, niet door het volk verkozen groep die in de GW ‘de Natie’ wordt genoemd en die blijkbaar het hoogste gezag vormt, omdat het volk… nog steeds te dom is!
De vraag is dan: hoe komt het dat desondanks België dreigt teloor te gaan?
De natie heerst
Wie maakt deel uit van die schimmige elitocratie? De toplui der politieke partijen, de toplui der zuilen en hun organisaties (waaronder de rooms-katholieke kerk), de toplui der banken (waarvan sommigen in een zuil thuishoren), de top van de NBB, de toplui der grote bedrijven. Ook worden een reeks families aangehaald die zouden deel uitmaken van de Natie: de families Lippens, Nothomb, Solvay, Frère, Janssen, De Clerck, de Spoelberch, Leysen, ’t Serstevens, de Jonghe d’Ardoye, de Marnix de Sainte Aldegonde, van der Straten Waillet, de Selliers de Moranville, de Lannoy, de Broqueville…
De essentie is: wie zich bewust is van de betekenis van het woord ‘Natie’ in de Grondwet maar geen deel uitmaakt van die elite, weet niet precies wie tot die Natie behoort, noch waaruit de macht van die Natie precies bestaat en op welke wetten die macht berust. Hoe de beslissingsnames gebeuren, blijft volkomen duister. Het volk is met een blikken fluitje het grote rietveld ingestuurd en het zijn nog steeds de ‘cijnslui’ en de ‘bekwaamheidslui’ die in één of ander Feeënhuis[7] vergaderen teneinde de drie machten te instrueren. Aldus heerst hier ‘het primaat van de politiek’ en niet ‘het primaat van het volk’.
Sociaal contract versus sociale strijd
Er is hier bijgevolg helemaal geen sprake van een ‘sociaal contract’! Het collectief zelfbestemmingsrecht van het volk is hier dode letter gebleven. Rousseau verstond onder een ‘contrat social’: ‘convention tacite réglant l’organisation de la société humaine’ – een stilzwijgende overeenkomst, een soort van gentlemen’s agreement, die de organisatie van de menselijke samenleving regelt. Echter, doordat de belangrijkste strijd die mensen quasi doorlopend voeren – op het gevecht om vrijheid en het behoud ervan na – de ‘sociale strijd’ is en deze laatste in centen wordt uitgedrukt, verengt men veelal ‘het sociaal contract’ tot uitsluitend die strijd!
Dát is het blikken fluitje waarmee het volk het grote rietveld werd ingestuurd! De diverse verschijningsvormen van het socialisme hebben een patent op die ‘sociale strijd’; de blauwe zowel als de katholieke vakbond hebben zich een plaats bevochten in het lucratieve spel van de grote misleiding. Zij definiëren sociale strijd aldus: het conflict in situaties van crisis waarin de minderbedeelde sociale klassen streven naar gelijke behandeling, rechtvaardigheid en een aandeel in de welvaart dat in verhouding is met het aandeel van de klassen die beter bedeeld zijn, wat neerkomt op herverdeling of gedwongen solidariteit. Die sociale strijd wordt hier grotendeels gemonopoliseerd door de drie zuilvakbonden: instrumenten van de Natie. Hun leiders maken deel uit van de Natie.
Hoe efficiënt bestuurt de natie?
De Natie vertoont m.i. alle kenmerken van een noyau.
Het begrip noyau is gelanceerd door de Franse etnoloog Jean-Jacques Petter, die het omschreef als ‘een maatschappij vannaar binnen gericht antagonisme’. De Amerikaanse antropoloog Robert Ardrey nam het concept over en gaf het meer inhoud.[8] Hij definieerde een noyau als ‘a neighbourhood of territorial proprietors bound together by a dear-enemy relationship’.[9] Typerende voorbeelden haalt hij uit het dierenrijk, waaronder een apenvariëteit: de Callicebus-families die na het eten en het slapen zich naar de eigenmachtig bepaalde grenzen van het territorium reppen om vanuit de boomtoppen te schelden op en te dreigen naar de naburige Callicebus-families.
Een ander voorbeeld is de solitaire en toch in kleine familiale entiteiten, constant in onmin levende lepilemur of wezelmaki.Deze halfapen zijn de Natie ten voete uit! Mark Eyskens had het blijkbaar ongeveer bij het rechte eind toen hij België een apenland noemde. Het wordt met name bestuurd door halfapen.
In een noyau zijn van belang: het nest (of kasteel) in de kern van het territorium, de grenzen van het territorium where the fun goes on, zoals Robert Ardrey het uitdrukt, en identiteit. Deze drie factoren kenmerken het Belgische politieke landschap, dat ik, Robert Ardreys formulering lenend, a patchwork of jealousies, feuds, ambitions, rivalries, and headless horsemen[10] noem. Lawaai, meldt hij verder nog, is heel karakteristiek voor een noyau, zowel aan de periferie van de territoria, binnen de familie en erbuiten, als in het ‘kasteel’ zelf.
‘Woorden zijn machtige wapens’, zegt Manly Hall, en dat wordt bij elk treffen tussen Natieleden vastgesteld. Vlijmende oneliners, puntige formuleringen, kwetsende commentaren en ridiculiserende opmerkingen of subtiele vernederingen worden gedebiteerd (tenzij er een tijdelijke entente heerst): dat is een deel van de fun van het ‘spel’ waarbij territorium gewonnen of verloren wordt en de persoonlijke identiteit aan status wint of verliest. En terwijl heel de noyau het drukdrukdruk heeft met bekvechten, verbaal kastijden van wie ook maar één steek laat vallen en loeren draaien, maakt het schip van staat steeds meer slagzij.
Dus hoe efficiënt bestuurt de Natie het land? Niet.
Collectief zelfbeschikkingsrecht
De Natie dient daarom de politieke macht terug te geven aan het volk. Het sociaal contract dat Rousseau bedoelt en dat in werkelijkheid veel meer betreft dan enkel de sociale strijd die constant aangewakkerd wordt, moet worden neergeschreven en ten uitvoer gelegd. Ik meen dat wij het ‘een democratiecontract’ dienen te noemen: dit geeft veel beter weer waarover het werkelijk gaat, met name alle democratische rechten en plichten van het volken de verwerkelijking ervan. Het volk behoeft geen politieke leiders die beweren het volk naar welvaart te leiden: het volk zelf moet de politiek leiden.
Is het volk tot leiden in staat? Het volk offert geweldig veel geld aan onderwijs. Vanaf de kleutertuin verplichten we onderwijs tot de leeftijd van 18 jaar. Zo’n 30% van de burgers heeft zelfs een diploma hoger onderwijs en dat percentage neemt van generatie tot generatie toe. Het is dan ook vanzelfsprekend dat in een land dat er prat op gaat democratisch te zijn, de aankomende burger wordt voorbereid op politieke participatie. Is dat inderdaad het geval, dan staat hier niets het politiek leiderschap van het volk in de weg, de Natie uitgezonderd. Is dat evenwel niet het geval, dan betekent dit dat de Natie er alles aan doet om het volk weg te houden van de politieke macht.
De Natie moet begrijpen dat het spel ten einde is. Ut sementem feceris ita metes: zoals je zaait zal je oogsten… Zaai verstandig, Natie, en geef aan het volk wat aan het volk toekomt: het collectief zelfbeschikkingsrecht. Slechter dan wat u ervan terecht bracht, kan het niet worden. Gaan we bij de Zwitsers te rade, dan stellen we vast dat het volk er uitstekend leidt. Wat zij kunnen, kunnen de Vlamingen alleszins ook!
_____
[1] De UVRM erkent in haar Preambule het feit dat mensen tot opstand kunnen gedwongenworden door het regime dat hen onderdrukt.
[2] Rousseau en zijn tijdgenoten hadden een duidelijke kijk op wat een volk eigenlijk is, maar de wettelijkeerkenning van het nochtans natuurlijke feit dat ‘volk’ wordt genoemd, liet lang op zich wachten. ‘Ondanks de oorspronkelijke betiteling van het internationale publiekrecht als ius gentium, ‘law of nations’ of volkenrecht, hebben volken eigenlijk pas na 1945 een eigenstandige plaats in het internationale publiekrecht gekregen. Alhoewel niet precies omlijnd, duidt men met een volk een gemeenschap aan van bewoners van een bepaald land die afstamming, een stuk geschiedenis en overlevering, taal, zeden en gewoonten gemeen hebben. Zelfbeschikking is het belangrijkste recht van een volk.’(Handboek Internationaal Recht, Hoofdstuk 2, Inge Dekker en Nico Schrijver, T.M.C. Asser Press, 2007).
[3] Vandaar dat het m.i. fout is ‘le contrat social’ te vertalen in ‘het maatschappelijk contract’: dat veronderstelt dat enkel de leden van het maatschap zich onderling verbinden. Er zijn in het totaal vier contractpartijen: naast het volk zijn er het parlement, de uitvoerende macht (de overheid) en de rechterlijke macht.
[4] ‘Bestond er een volk van goden, zij zouden zich democratisch regeren. Een zo’n perfecte regering is niet des mensen (…). Er bestaat geen ware democratie en er zal er ook nooit een zijn’.
[5] ‘… dat democratie de slechtste regeringsvorm is op alle andere vormen na die van tijd tot tijd zijn uitgeprobeerd.’
[6] Essay van prof. Jan Velaers in ’De Re Ferenda’ (2001); en meta-juridische conflictanalyse van het referendum samengesteld onder redactie van prof. Frank Fleerackers (bron: http://www.uitpers.be/BUP/archief/artikel_view.php?id=845).
[7] Poupehan betekent: Huis van de Fee.
[8] The Territorial Imperative: A Personal Inquiry into the Animal Origins of Property and Nations, 1966
[9] …een wijk van territoriaal ingestelde eigenaars, met elkaar verbonden in een geliefde vijand- verhouding.
[10] …een lappendeken van jaloezieën, vijandschappen, ambities, rivaliteiten en hoofdloze ruiters.
Categorieën |
---|
Personen |
---|
Walter Claeys is begaan met politiek, defensievraagstukken, onderwijs, cultuur, volk, mensenrechten en democratie. Polemisch ingesteld in de ware betekenis van het woord (strijdend < Grieks polemikos: de oorlog betreffend; van polemos, oorlog).
Jonah Penninck (CD&V): ‘De waarden van Kerstmis kunnen nooit helemaal verdwijnen.’
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.