Niet kiezen is verliezen
'Voor een ondergeschikt Vlaanderen bedanken wij'
De Morgen kopte gisteren dat de staatshervormingen ons veel geld kosten. Dat wist Peter De Roover in 2013 al.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe Vlaamse Volksbeweging, geachte aanwezigen, wil het denken inspireren en voeden. Als actieve vereniging in het Vlaamse politieke middenveld, moeten wij af en toe de drukte van de dag overstijgen. Een dag als deze is daar voor bedoeld.
Wij zijn geen politieke partij en zeker op een symposium al dat van vandaag willen wij boven de partijpolitiek uitstijgen. De vraag naar de beste weg gaan we vandaag niet beantwoorden en zelfs niet behandelen. Vandaag willen we ons buigen over de vraag van het juiste doel en het waarom. Want wat is het nut om over het hoe te praten als we niet weten waarheen?
Het gebeurde in de jaren ’30. In onze contreien zegevierde het separatisme met de oprichting van het jonge België. Daar woonden ook flaminganten, aanvankelijk brave en trouwe Belgen. Maar op een bepaald moment liep het dan toch fout. België bleek, alle Vlaams geduld ten spijt, geen vaderland om te beminnen. De flaminganten gingen prompt zwaaien met spandoeken met daarop de eis ‘zelfbestuur’. Ook ten zuiden van de taalgrens werd wel eens eigen ademruimte opgeëist. De formule die de oplossing moest brengen heette federalisme, een staatsvorm die naast de overkoepelende nationale overheid ook deelstaten telt.
Wikipedia definieert het begrip als volgt: “Het federalisme is een staatsvorm waarin het staatsgezag is verdeeld tussen het centrale of nationale of federale niveau en de deelstaten.
Aan de afzonderlijke delen (deelstaten) wordt vaak een relatief grote mate van zelfstandigheid toegekend. In federaties die ooit zijn gesticht door de destijds zelfstandige staten – dit geldt bijvoorbeeld voor Zwitserland, Verenigde Staten van Amerika, enzovoort – bestaat het nationale of federale niveau slechts bij de gratie van die deelstaten. In zogenaamde ‘federaties’ die vanuit een centrale macht zijn ontstaan – bijvoorbeeld de Russische Federatie – geldt dit minder of niet.
Een staat die als federatie is ingericht heet een bondsstaat of federale staat. De soevereiniteit is dus verdeeld tussen het geheel (de federale staat, de nationale overheid) en de delen (de (deel)staten, Länder, kantons) die deels ook hun eigen rechtsordening hebben.”
Ten behoeve van wie gruwelt van Wikipedia, meer wetenschappelijk verantwoorde publicaties wijken daar niet noemenswaardig van af. Iedereen kan zich indenken dat die techniek in bepaalde gevallen uitstekend kan werken. Hier werd het dus ook geprobeerd. Artikel één van onze Grondwet laat er formeel geen twijfel over bestaan, België is een federale staat. Vlamingen kregen Vlaanderen zonder dat de Belgen België moesten opgeven. Omdat velen zich beide voelen, klonk het applaus alom.
Volgens diezelfde Wikipedia zouden er 27 federale landen bestaan op de 194 erkende staten. We maken echter graag abstractie van het geval Nederland, onverminderd onze sympathie voor de kruimels Aruba, Curacao en Sint-Maarten. Sommige van de resterende 26 federaties tellen veel inwoners, andere spreiden zich uit over een groot grondgebied, de kleine deelstaten van Micronesië liggen dan weer zeer ver uit elkaar, Zwitserland is het resultaat van een heel bijzondere geschiedenis.
Over elke federatie kan een eigen verhaal verteld worden maar de Belgische variant valt heel erg uit de toon. We spreken wel eens over een federalisme ‘sui generis’, want de politicologische handboeken weten niet echt raad met de Belgische oplossing, die graag eufemistisch creatief wordt genoemd.
De veelvuldige vergrendelingen die in het systeem werden ingebouwd, komen in andere federale landen amper voor. Het fenomeen van naast elkaar bestaande gewesten en gemeenschappen is elders onbekend. Onze gewesten kennen een afgebakend grondgebied, twee gemeenschappen concurreren met elkaar binnen het tweetalige hoofdstedelijk gewest Brussel dat zelf weer wel een zo goed als volwaardig geweststatuut kreeg toebedeeld.
Het aparte statuut van Brussel valt op. Federale hoofdsteden vallen dikwijls buiten de structuur van deelstaten en vormen dan een gemeenschappelijk gebied voor het hele land. De dominante politici van ‘ons derde gewest’ konden hun ambitie om van Brussel een gelijkwaardige deelstaat te maken doordrukken. Dat houdt eigenlijk – hoewel het zelden wordt opgemerkt – meteen in dat Brussel de rol van neutrale nationale hoofdstad niet geloofwaardig kan spelen.
Maar wellicht is de bijzondere situatie van Brussel niet eens het meest opvallende kenmerk van die Belgische federatie. Dit land telt bijvoorbeeld ook opvallend weinig deelstaten. Oostenrijk, ongeveer evenveel inwoners rijk als dit land, komt aan negen Länder, Zwitserland (minder dan 8 mln. inwoners) bestaat uit 26 kantons. Rusland staat met 83 deelstaten bovenaan. Van de VSA kennen we de 50+1 states. De Comoren tellen er maar drie, drie aparte eilanden trouwens. En België? Tja, “drie volgens de rijkswacht, vier volgens de organisatoren”, zullen we maar zeggen. We weten het zelf niet zo goed en zijn er niet eens uit of we überhaupt wel deelstaten hebben.
België valt helemaal buiten het ‘normale’ federale model als we de verhouding bekijken tussen het aantal inwoners van de grootste deelstaat en het totaal aantal voor het hele land. Vreemd dat daar nooit aandacht aan wordt besteed. In de grootste deelstaat van Nigeria woont slechts 6,5% van de totale bevolking; in Rusland is dat 7%. Dat klimt op langs India (14%), Irak (17,5%), Brazilië (21%) over Ethiopië (29%) en Canada (37%) tot Pakistan (43%). Micronesië vormt met 50% een grote uitzondering. Voor de VSA ligt dat cijfer op 12%, Duitsland komt aan 22%, Oostenrijk 20%. Het gemiddelde voor 25 federale staten leert dat in doorsnee iets meer dan 22% van de bevolking in de grootste deelstaat woont en 78% dus niet.
Maar nog heel ver boven die uitzondering Micronesië, op eenzame en onbereikbare hoogte, is België te vinden. Zelfs als we Vlaanderen beperken tot het gewest, is die deelstaat goed voor ruim 60% van de totale bevolking. Vergeleken met het gemiddelde van 22% is zo’n cijfer van 60%, zowat drie keer het gemiddelde, wereldwijd ongezien
Het gaat over veel meer dan een onschuldig rekenspelletje. Tussen California met 37 mln. inwoners en de VSA met ruim 310 mln. zit een duidelijk kwantiteitsverschil. Noordrijn-Westfalen telt 18 mln. mensen en het overkoepelende Duitsland meer dan 82 mln. Het is niet moeilijk te begrijpen dat zo’n deelstaten andere taken kunnen vervullen dan de nationale overheid. De ene staat dichter bij de bevolking, de andere biedt schaalvoordelen. Die afstand verantwoordt dan ook het invoeren van federalisme en een inwoner van California of Noordrijn-Westfalen ziet wel degelijk het niveauverschil tussen de deelstaat en de federatie. Zij beschikken elk over een onbetwistbare eigen en herkenbare ruimte.
Maar waarom maak je twee overheden op zo’n korte afstand van elkaar als Vlaanderen en België? Het is geen toeval dat die situatie wereldwijd nergens zelfs maar benaderend voorkomt want zo dicht op elkaar gepakt verliezen beide niveaus hun eigen rol. Vlaanderen is te groot voor België en België te klein voor Vlaanderen. België biedt geen schaalvoordelen, Vlaanderen staat cijfermatig niet dichter bij de bevolking. België en Vlaanderen zijn van nature veroordeeld om elkaars concurrent te zijn. Zij koesteren logischerwijze dezelfde ambities omdat ze behoren tot dezelfde gewichtsklasse. België en Vlaanderen schaffen wederzijds elkaars bestaansreden af.
Dit onevenwicht toont cijfermatig aan dat het Belgische probleem niet zinvol kan worden aangepakt met de techniek van het federalisme. Die formule wordt in dit land oneigenlijk gebruikt en dus misbruikt. Een federalisme met de provincies als deelstaten zou in de theorie gepast hebben en had de naam federalisme verdiend maar daar vroeg dan weer niemand naar. Wat federalisme had kunnen heten heeft niets te maken met het Belgische probleem en dat Belgische probleem heeft geen uitstaans met het wezen van het federalisme.
Die vergissing vormt één van de belangrijkste redenen waarom het Belgische model intrinsiek instabiel in elkaar zit. Daarom zit de botsing tussen de overheden in het Belgische systeem ingebakken. Daarom is het onbegonnen werk om tussen die twee tegen elkaar klevende overheidsniveaus klare lijnen te trekken. Daarom zullen homogene bevoegdheidspakketten in dit land altijd een illusie blijven. Erger zelfs, hoe meer staatshervormingen, hoe meer wrijvingen we zullen krijgen. Het idee dat staatshervormingen van het klassieke model kunnen zorgen voor een homogene bevoegdheidsverdeling staat haaks op het feit dat die klassieke staatshervormingen juist die bevoegdheidsbotsingen hebben veroorzaakt.
De prijs voor de bestuurlijke filevorming die veroorzaakt werd door de Belgische federalisering is hoog. Wij kennen als Vlamingen (voor zo ver we niet in Brussel wonen want dan liggen de kaarten nog veel complexer) haarnauw tegen elkaar aanschurkend twee volwaardige en uitgebouwde overheden, twee parlementen, twee regeringen, twee administraties, twee regelgevers, twee belastingsdiensten, twee van alles en dat absoluut niet voor de prijs van 1.
De gevolgen laten zich raden. Hier vinden we een groot deel van het antwoord op de vraag waarom wij zo’n massale overheidsschuld torsen terwijl onze overheid/overheden tegelijkertijd al te dikwijls ondermaats functioneert/functioneren. Daarom krijgen wij geen waar voor ons geld, lees goed bestuur voor de hoge belastingen die worden geheven. Zo’n overaanbod aan overheden zorgt uiteraard voor extra regelneverij. Volksvertegenwoordigers, parlementen, regeringen: er wordt van hen verwacht dat ze toch iets doen. Hoe meer van die instellingen, hoe meer regels, hoe meer verplichtingen en hoe meer verboden. Twee overheden uitbouwen op één zakdoek leidt tot verspilling van middelen en democratische inefficiëntie. Twee fornuizen installeren in één gezinskeuken levert geen lekkerdere maaltijden op maar de installatie is wel duurder en de gasfactuur hoger.
Die prijs betalen wij voor het gebrek aan moed van onze politieke klasse. Het proces van Belgische staatshervormingen bestond er in essentie in nieuwe overheden uit te bouwen zonder de bestaande te ontmantelen. De Vlaamsgezinden vroegen en kregen Vlaanderen; de Belgischgezinden wilden en mochten België behouden. De Belgische staatshervormers hadden niet de moed neen te zeggen aan de voorstanders van autonomie voor de deelgebieden en evenmin om de verdedigers van het Belgische status quo de mond te snoeren. België blonk ook op dit terrein uit in het maken van geen keuze.
Dat gebrek aan politiek moed wordt graag verstopt achter slogans als ‘Meer Vlaanderen binnen een sterk België’ die alles hebben van de kermiskreet ‘altijd prijs, altijd gewonnen’. Iedereen kent de betrouwbaarheid daarvan. Aanbiedingen van die aard krijgen we echter voortdurend in diverse vormen voorgeschoteld door politici die de kool en de geit trachten te sparen en iedereen tevreden willen stellen. Sommigen zouden hier het woord ‘populisme’ durven gebruiken. Het gevolg is een systeem waarbij geen enkel niveau op een fatsoenlijke manier kan werken. Het Belgische verliest aan substantie door de overheveling van bevoegdheden en geld, de deelstaten mogen niet echt in de plaats treden.
Als we uit de bestuurlijke verstikking willen breken, moet er een keuze gemaakt worden. Wij hebben die al in 1991 gemaakt en vragen de uitbouw van een volwaardige Vlaamse staat met parallel de ontmanteling van de Belgische. Maar wie echt teveel angst heeft om afstand te nemen van België, moet resoluut voor de Belgische optie durven kiezen en de gewesten en gemeenschappen afschaffen.
Een Vlaamse deelstaat binnen België kan dienen om er voor te zorgen dat de overgang naar volwaardige autonomie geen bruuske schok moet zijn of tot chaos leidt. Maar aan een Vlaamse deelstaat die geen ruimte krijgt om een volwaardige overheid te zijn en die onderdeel blijft van een Belgische model, hebben wij alvast geen boodschap.
Kiezen voor die Belgische optie betekent uiteraard meteen ook kiezen voor de afschaffing van alle grendels, pariteiten en verzekerde aanwezigheden van de dan niet meer bestaande Franstalige minderheid. Het gaat niet op het voortbestaan van België te bepleiten en tegelijkertijd confederale verdedigingsmechanismen op te eisen wanneer dat goed uit komt. Je bent Belg of je bent het niet. Wie daar voor kiest, doet dat liefst rechtlijnig en dus met de correcte naleving van het meerderheidsbeginsel.
Ik herhaal dat wij daar geen voorstander van zijn. Zo’n Belgisch-unitaire oplossing neigt vanuit Vlaams oogpunt toch naar imperialisme en ik voel me niet geroepen Aarlen of La Louvière te zeggen welk beleid ze daar moeten voeren. Wij willen een Vlaamse staat die de Belgische bij ons vervangt en een Waalse die dat doet aan de overzijde. Daarom verwerpen wij een Vlaamse pseudo-staat als eindstation, die moet dienen als bliksemafleider. Voor een ondergeschikt Vlaanderen bedanken wij.
Meer Vlaanderen in een sterker België is de foute keuze waaraan een te zware factuur hangt. Het is onverantwoord onze bevolking definitief op te zadelen met twee overheden op een niveau waar voor de inwoners van alle andere landen één ruimschoots volstaat. De luxe van een Vlaanderen in, met, onder, naast of binnen België mogen we ons niet langer veroorloven want die duwt ons in een heilloos pad van permanente bestuurlijke wrijving en verlamming.
De enige zinvolle keuze die aan de bevolking nog kan worden voorgelegd is die tussen Vlaanderen of België. Kiezen voor het ene betekent het afschaffen van het andere. Wie het anders voorstelt en de indruk wekt dat er naast een nuttig België ruimte kan blijven bestaan voor een betekenisvolle Vlaamse staat, maakt zich schuldig aan politieke lafheid.
Vandaag zegt een kersverse minister in De Standaard: ‘Ik ben een zeer overtuigde Vlaming, die het zwaartepunt verder naar Vlaanderen wil zien verschuiven, maar het is niet zo dat men dan ook geen goede Belg of Europeaan kan zijn.’
Ik ben er van overtuigd dat de man het goed bedoelt. Ik begrijp zelfs dat het prettiger is te geloven dat de combinatie Vlaming én Belg een ernstige optie is, want afscheid nemen doen mensen van nature niet graag. Onze boodschap is niet de prettigste.
Maar het is niet omdat een rad voor de ogen een mooie illusie wekt, dat het geen rad voor de ogen zou zijn. Het is noodzakelijk dat rad voor de Vlaamse ogen weg te trekken.
Gezien het verschil in omvang tussen Vlaanderen en Europa zijn beide niveaus inderdaad niet per definitie onverenigbaar. August Vermeylen wist al lang geleden te vertellen dat wij Vlaming zijn om Europeeër te worden.
Als ik hier beweer dat Vlaanderen en België niet verenigbaar zijn, is dat niet omdat ik dat niet wil maar omdat het niet kan, tenzij met ontzaglijk veel verlies aan bestuurlijke doeltreffendheid en doelmatigheid. Die mantra dat je goede Vlaming en goede Belg kunt zijn is versleten. Ja, je kunt een goede Vlaamse mens in België zijn. Maar in de politieke betekenis van het woord ‘goede vaderlander’ moet je kiezen.
August Vermeylen wordt doorgaans maar half geciteerd. Voor de bekende zin ‘wij willen Vlaming zijn om Europeeër te worden’ staat ‘om iets te zijn, moeten we Vlaming zijn’.
Dat brengt ons in elk geval tot de slotsom: Om iets te zijn kunnen wij geen Belg meer blijven.
Peter De Roover sprak deze tekst uit op 16 maart 2013, op een colloquium van de Vlaamse Volksbeweging, waar hij toen politiek secretaris was. Thema van het colloquium: ‘De knoop doorgehakt.’
Categorieën |
---|
Personen |
---|
Peter De Roover was achtereenvolgens algemeen voorzitter en politiek secreteris van de Vlaamse Volksbeweging , chef politiek van Doorbraak en nu fractievoorzitter voor de N-VA in de Kamer.
Peter De Roover verantwoordt de keuze van de N-VA om in Vlaanderen een Zweedse coalitie op de been te helpen, zonder het Vlaams Belang.
‘Het bloed dat vloeit kleeft aan de handen van Hamas’, zegt de Israëlische ambassadeur in België. Maar hoe moet het verder? Een gesprek.