‘Oemarcheerta?’
Bij de uitreiking van de Orde van de Vlaamse Leeuw aan Johan Laeremans
Matthias Storme, An De Moor, Lieve Laeremans-Wouters, Johan Laeremans en Karim Van Overmeire
foto © Beweging Vlaanderen-Europa
Bij de uitreiking van de Orde van de Vlaamse Leeuw, op 5 juli, trapte An De Moor de 11 julifeesten af.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnement‘Oemarcheerta?’ Voor mij roept deze vraag mooie herinneringen op aan een avond begin april van dit jaar toen ik op uitnodiging van Johan Laeremans een lezing mocht houden over de toekomst van het Nederlands voor zijn VVB-afdeling Grimbergen. Ik werd er voorgesteld door een trots moeke en vake Laeremans aan hun kinderen en kleinkinderen die kwamen ‘supporteren’. Allemaal hadden ze mooie Vlaamse namen, herinner ik mij nog. En dat de liefde voor het Standaardnederlands en voor Vlaanderen duidelijk met de paplepel was ingegoten. Een voorbeeld voor velen in Vlaanderenland!
Ik kan in dit verband hier in Aalst moeilijk verwijzen naar Dendermondenaar Prudens Van Duyse met zijn ‘De tael is gans het volk’ maar ik denk, meneer Laeremans, dat de dichtregels van de Friese dichter Ed Hoornik u op het lijf geschreven zijn: ‘Niet in mijn dorpen en mijn elf steden, niet in mijn meren en mijn heerlijkheden ben ik het meest mijzelf, maar in mijn taal, het instrument waardoor ik ademhaal.’
Meneer Laeremans, herinnert u zich nog hoe dat zat met ‘Oemarcheerta’? Ik help u even. Met die vraag stond een Syrische student enige tijd geleden aan de deur van mijn bureau. Ik had hem een aantal taallessen gegeven om zijn slaagkansen te verhogen want zijn ingenieursdiploma uit zijn thuisland werd in ons land niet erkend. De eerste vraag op zijn eerste mondelinge examen klonk Chinees in zijn oren: hij had een toestel voor zich gekregen met daarbij de vraag in tussentaal ‘Oemarcheerta?’. Hij moest het antwoord schuldig blijven want de docent verduidelijkte niet in Standaardnederlands dat de vraag heel eenvoudig was: ‘Hoe werkt dit toestel?’
Standaardnederlands
Eind mei nam ik deel aan een rondetafelgesprek over ‘Taal bij de omroep’ georganiseerd door de VRT over de vraag of het huidige Taalcharter van de VRT moet geactualiseerd worden. Dat charter luidt nu: ‘De VRT hanteert de standaardtaal. Tussentaal en dialect kunnen enkel per uitzondering en in het belang van een breder concept van een programma en/of andere mediadienst.’ Het kruim van de VRT-presentatoren was die avond aanwezig en kwam al snel eensgezind tot het besluit: ‘Standaardnederlandssprekers zijn elitair en een uitstervend ras. De VRT moet dus het Taalcharter aanpassen en regionale taalvarianten aanvaarden, inclusief tussentaal, op voorwaarde dat de taal te begrijpen is.’ Een prof uit de lerarenopleiding van de UAntwerpen voegde eraan toe: ‘Ik wil horen vanwaar iemand komt’, hierbij fel bijgetreden door onder meer TV-kok Jeroen Meus. De kans is dus groot dat we vanaf nu in een feuilleton dat zich afspeelt in een authentieke Aalsterse familie één zoon Antwerps horen praten en zijn broer Hasselts. Dit is vreemd in deze tijden van internationalisering en met de mogelijkheden van een eigen internationaal taalgebied met een afzetgebied van Poperinge tot Groningen. Het ziet er bovendien naar uit dat we binnen afzienbare tijd tussentaal zoals ‘Oemarcheerta’ binnenkort ook bij de duidingsprogramma’s van de openbare omroep zullen horen. Let wel, ik heb het hier niet over Standaardnederlands met Aalsterse klanken of accenten. Ik zou niet durven hier in Olsjt waar nog maar pas de straatnaamborden een Olsjterse vertaling hebben gekregen. We hebben zoveel rijkdom dat we geen nieuwe taal moeten creëren. Een dialect is een rijke taal die we moeten koesteren. Een dialect heeft wortels. Een dialect is authentiek, tussentaal niet. Tussentaal of Verkavelingsvlaams is een slechte en arme vorm van dialectgebruik.
Dit proces begon al in de vorige eeuw. Gesproken taal werd belangrijker door de uitvinding van de telefoon en allerlei technieken om spraak op te nemen. De laatste twintig jaar gaat het pas echt hard. Vooral sinds de komst van VTM moet de standaardtaal meer en meer wijken voor een taalgebruik dat aangepast is aan de doelgroep, en wie zich krampachtig vasthoudt aan de norm wordt een beetje als marginaal beschouwd.
Tussen haakjes: tegenstanders van het Standaardnederlands vergeten dat nieuwkomers zoals mijn Syrische student zo snel mogelijk Nederlands willen kennen, lees: integreren en werk vinden. Omdat elke tussentaal regionaal gekleurd is, net zoals elk dialect, help je hiermee anderstalige nieuwe landgenoten niet. Deze mensen wonen de eerste jaren zelden lang in dezelfde streek en hebben dus een houvast nodig. De enige taal – de enige weg – is die van het Standaardnederlands, dé motor bij uitstek voor integratie. Taal is dé bouwsteen van een gemeenschap.
Minister Crevits ging in recentelijk in een Vlaamse krant nog iets verder: ‘Taal is alles’, liet ze optekenen. En: ‘De lat lager leggen mogen we zeker niet’, voegt ze er in interviews herhaaldelijk aan toe. Toch gebeurt dat in de praktijk wel. U las misschien het Twitterbericht van onderwijsspecialist Dirk Van Damme (22 mei 2018): ‘Er komen erg verontrustende signalen uit de commissies die de eindtermen voorbereiden. De lat wordt erg laag gelegd door een merkwaardige coalitie van netten die de vrijheid voor leerplannen willen maximaliseren en experten die menen dat de lat laag leggen goed zou zijn voor gelijke kansen.’ Waarom mogen we geen inspanningen meer vragen van leerlingen?
Zelfgenoegzaamheid
De middelmatigheid en onze zelfgenoegzaamheid laten zich intussen zien in de cijfers. Het zo geroemde Vlaamse onderwijs zakt weg in internationale rangschikkingen. Zo kwamen de resultaten van de PIRLS-studie hard aan. (PIRLS staat voor ‘Progress in International Reading Literacy Study). In die studie naar taalontwikkeling haalt nog maar 4 procent van de Vlaamse leerlingen het hoogste niveau. Dat was ooit anders. Vier procent is evenveel als Frankrijk, maar landen als Trinidad, Slovakije, Italië en Spanje doen het zowaar beter. Opkomende landen uit Azië en Oost-Europa drogen ons af met cijfers boven de 10 en 20 procent.
De lat moet dus hoger, voor elke leerling en – oh taboe – voor elke leraar. Het zijn hoe langer hoe minder de besten die lesgeven aan onze kinderen, stel ook ik vast als ik verslagen lees van laatstejaarsstudenten uit de lerarenopleidingen. Vandaar mijn oproep: investeer in goed onderwijs dat voor iedereen toegankelijk is en ook een elite aflevert. En: maak het beroep van leraar aantrekkelijker.
Jan Seghers van Het Laatste Nieuws slaat nagels met koppen als hij schrijft, ik citeer: ‘Het op zich legitieme gelijkheidsstreven in het Vlaamse onderwijs heeft perverse neveneffecten. De aandacht voor het individuele kind heeft het algemeen niveau verlaagd. De leefwereld van het kind is de pedagogische norm geworden, veeleisendheid een inbreuk op zijn rechten. Een zesje volstaat toch? Entertainment in de klas primeert op herhaling en instructie, het aanleren van vaardigheden primeert op de overdracht van kennis. Dat is de wereld op zijn kop want zonder actieve basiskennis geen inzicht, geen begrijpend lezen, geen verbanden, geen gestaafde meningen. Wie geen tekst doorgrondt, doorgrondt na school ook de wereld niet.’ Leraren zoals Jirka Claessens (DS, 7 juni 2018) geven in opinieartikels aan dat ze verveld zijn tot een coach die het opzoekwerk leidt. Kennisoverdracht is een vloek geworden, en spelling en grammatica zijn niet meer van deze tijd.
Bovendien blijken welbevinden en erbij horen belangrijker te zijn dan excelleren. Dat is vreemd want wat leert ons de voetbalgekte? We willen de beste van de wereld zijn. We leggen de lat zeer hoog en selecteren alleen de besten. We proberen hun prestatieniveau met alle middelen maximaal op te drijven. Deze aanpak vormt rolmodellen die als voorbeeld en als stimulans dienen voor de minder goeden. Niemand protesteert tegen dit elitaire denken. Niemand spreekt van discriminatie. Niemand pleit voor gelijke behandeling. Voor alle duidelijkheid: ik heb het hier niet over ons onderwijs laat staan over de taalvaardigheid in Nederlands, Engels of Frans maar over de belangrijkste bijzaak: voetbal!
Trots
We moeten trots zijn op het Nederlands. Het is een prachtige taal en dat illustreert het Aalsterse 11-julicomité elk jaar door de Pieter Van Aelst-prijs uit te reiken aan een zaak met een mooie Nederlandse naam die klankrijk is, pittig of met historische faam. Het Nederlands bindt zowel nieuwe als oude Vlamingen en vormt een belangrijk deel, misschien wel het belangrijkste deel van onze identiteit. En onze identiteit moeten we koesteren en bewaren. Paul Scheffer heeft gelijk als hij schrijft: ‘Een gemakzuchtig multiculturalisme maakt school omdat we onvoldoende onder woorden brengen wat onze samenleving bijeenhoudt […] Een samenleving die zichzelf verloochent, heeft nieuwkomers niets te bieden’.
Bilal Benyaich, politicoloog van de VUB, legt uit: ‘Het probleem zit ook bij de zwakke Vlaamse identiteit van de autochtone bevolking. Als je zelf niet goed weet wie je bent, laat je niet makkelijk mensen tot jouw groep toe, of in het ander extreem relativeer je cultuurverschillen tot in het absurde.’ Het omarmen van identiteit kan heel veel positieve energie losmaken. Een beetje trots brengt ook zelfrespect en voluntarisme met zich mee.
In een geglobaliseerde wereld is het loslaten van een gezamenlijke taal- en cultuurpolitiek evenwel nefast voor Vlaanderen. In een wereld die voortdurend verandert, is het hebben van een duidelijke identiteit de enige manier om stand te houden. Een land met samenhorigheid, met een identiteit, komt op voor zijn belangen, vecht voor zijn welvaart, zijn mensen, voor zijn taal.
Sinds 1973, intussen ook al 45 jaar geleden, is 11 juli de officiële feestdag van onze Vlaamse gemeenschap. Ik gebruik bewust het woord ‘gemeenschap’. Omdat het een feestdag is voor alle Vlamingen. Voor de overtuigden maar evenzeer voor de nog niet helemaal overtuigden. Voor de idealisten van weleer en de realisten van vandaag. Voor al wie zich hier thuis voelt.
Het feest van onze Vlaamse Gemeenschap op 11 juli heeft stilaan niet alleen een feestelijke en sociale glans gekregen, maar is ook de dag bij uitstek geworden om even stil te staan.
Wij draaien met onze Beweging Vlaanderen-Europa en onze campagne Vlaanderen Feest al mee sinds 1996 en, in alle bescheidenheid, ons succes stijgt nog elk jaar. Onze missie begint gelukkig stilaan een bekende melodie te worden, ook al zijn we er nog lang niet als ik vergelijk met de 4th July of le 14 juillet of het succes van de Belgische biervlaggen die we nu overal zien hangen.
En ‘Oemarcheerta, Vlaanderen Feest!?’ Wel, wij willen niet alleen een positieve boodschap brengen. Wij zijn er bovendien van overtuigd dat die boodschap een antwoord op de crisis biedt door de nadruk te leggen op samenhorigheid en solidariteit tussen alle Vlamingen. Wij reserveerden daarvoor met onze 11-Daagse Vlaanderen-Europa feestcheques voor lokale initiatieven in buurten en verenigingen. Vanaf 1 juli tot en met 11 juli vinden er ook in 90% van de Vlaamse gemeenten en steden in Vlaanderen feestelijkheden plaats in het kader van de Vlaamse Feestdag. Vlaanderen Feest! versterkt daardoor de band tussen de Vlaamse overheid, lokale gemeentebesturen, verenigingen en zijn burgers. We hebben met onze Beweging Vlaanderen-Europa intussen ook een paar klassiekers tijdens de 11-daagse Vlaanderen Feest zoals de uitreiking van de Orde van de Vlaamse Leeuw vandaag aan Johan Laeremans hier in Aalst. (Dank opnieuw voor de gastvrijheid, burgemeester!) Op 11 juli krijgen Ann en Bart Claes van JBC-mode een Gulden Spoor voor Economische Uitstraling in navolging van onder meer Fernand Huts, Eddy Bruyninckx, Jan-Pieter Denul, Frans Crols, Urbain Vandeurzen en Dirk Vyncke.
Rest mij enkel u voor heel binnenkort al een prettige Vlaamse feestdag toe te wensen.
Onthoud het: de feestdag van de Vlaamse samenhorigheid.
Míjn feestdag, úw feestdag… ónze feestdag.
An De Moor is voorzitter 11-daagse Vlaanderen Feest! en Voorzitter Beweging Vlaanderen-Europa
Bruno Tobback (Vooruit): ‘De relance van de Europese economie begint bij de basis en dat is onze infrastructuur.’
Extreemlinks en -rechts werken samen om de regering Barnier al na drie maanden weg te sturen, terwijl Frankrijk financieel dieper in het moeras zakt.