Olie als politiek wapen (deel I)
OPEC gedomineerd door Saoedi-Arabië
Saoedi-Arabië gebruikt het kartel OPEC voor het doordrukken van eigen, onuitgesproken, politieke doeleinden.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIn de OPEC-vergaderingen heeft de eerste wereldolieproducent, Saoedi-Arabië, het nagenoeg voor het zeggen. De grote meerderheid van de twaalf OPEC-lidstaten speelt enkel voor figurant. Riyadh gebruikt het kartel meer voor het doordrukken van eigen, onuitgesproken, politieke doeleinden. Niet OPEC-lidstaten hebben samen een veel grotere dagolieproductiecapaciteit dan OPEC maar missen organisatie en structuur, waardoor zij geen geloofwaardig tegengewicht vormen.
Organisatie
OPEC (Organisation of Petroleum Exporting Countries) werd in september 1960 in Bagdad opgericht met vijf stichtende leden die, onder de leiding van Saoedi-Arabië en buiten Venezuela, allemaal landen uit het Midden-Oosten zijn. De organisatie telt, vandaag de dag, twaalf leden over drie continenten verspreid (Algerije, Angola, Ecuador, Iran, Irak, Koeweit, Libië, Nigeria, Qatar, Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten en Venezuela). Het secretariaat van OPEC bevindt zich sinds 1965 in Wenen. Geregelde vergaderingen grijpen er tweemaal per jaar, in principe in maart en november, plaats. Ad hoc spoedvergaderingen zijn mogelijk. Beslissingen worden bij unanimiteit van stemmen genomen. In zijn oprichtingsoorkonde stelt OPEC: ‘De eenmaking en coördinatie van petroleumproductie na te streven, de oliemarkten te stabiliseren, een economische, efficiënte en verantwoorde levering aan consumenten te waarborgen evenals een geregeld inkomen voor olieproducenten en een rechtvaardige kapitaalvergoeding voor investeerders te bepalen.’
Oliekraan
In het vijfenvijftig jarig bestaan van de organisatie zijn deze basisbeginselen stevig onder druk komen te staan: in elk van de vijf afgelopen decennia schoten de prijzen voor ruwe petroleum soms ofwel de hoogte ofwel de dieperik in. Volatiele prijzen waren een kenmerk van niet altijd goed uitgedachte of haalbare OPEC-doeleinden. Ook gebiedt de realiteit te stellen dat de meeste discussies, in OPEC gevoerd, weinig te maken hadden met de verdediging van de belangen van de consument en ook niet zozeer met marktstabilisering of met coördinatie van de petroleumproductie, maar des te meer met het bepalen van prijsvorken voor de olieproducenten zelf. Wat dit laatste aspect betreft: de inkt van de conclusies van elk van de OPEC-vergaderingen was nog niet droog of zij werden met de voeten getreden: omzeggens alle leden misbruikten deze om het eigen onderhandelde productiequotum, om opportunistische financiële redenen, onmiddellijk heimelijk op te vijzelen.
Politieke gebeurtenissen hebben eveneens een stempel gedrukt op het OPEC-beleid als deze tegen de belangen van de organisatie, inzonderheid tegen die van de hoofdrolspeler Saoedi-Arabië, indruisten. Dat was met name het geval in 1973 met het uitbreken van de Yom Kippuroorlog door Egypte en Syrië tegen Israël gevoerd. Omwille van de Amerikaanse steun aan Israël, dat op minder dan drie weken strijd de oorlog won, draaide OPEC de oliekraan dicht, de wereldolievoorraden slonken en de olieprijzen schoten de hoogte in. In ons land nam de toenmalige regering de maatregel om autoverkeer op zondagen te verbieden met het oog op de beveiliging van de petroleumvoorraad. Dito, maar zonder autoloze zondagen, toen in 1979 de Shah van Iran in ballingschap vertrok en plaats ruimde voor Ayatollah Khomeini: de olieprijzen schoten opnieuw de hoogte in.
Spectaculaire daling van de olieprijs
Bij het begin van juni 2014 begonnen de olieprijzen op de wereldmarkt plots snel te dalen van ongeveer $ 115 per vat tot, elf maanden later, een lichtjes opgaande bandbreedteprijs tussen $ 58 – 65 per vat, naargelang het type petroleum. Nagenoeg een halvering van de prijs op minder dan een jaar tijd dus. Het dieptepunt werd in januari 2015 bereikt, toen de olie op de wereldmarkt werd verhandeld voor slechts $ 45 per vat WTI (West Texas Intermediate). Het meer kwalitatief gegeerde en dus duurdere type petroleum Brent, werd toen verkocht aan $ 52 per vat. De prijstrend is dus opnieuw stijgend sinds het begin van dit jaar. De onmiddellijke aanleiding van deze daling was de verspreiding van een OPEC-communiqué stellende dat niet OPEC, maar de markten de olieprijzen voortaan zouden bepalen. Deze verklaring werd, terecht, geïnterpreteerd als zou OPEC geen prijzen meer opleggen voor het zwarte goud. In een bijkomende verklaring stelde de Saoedi-Arabische minister van petroleum, Ali al Naimi, dat er omwille van de voortdurende economische wereldkrisis te veel olie op de markt aanwezig was en te weinig vraag. Niettemin zou zijn land de olieproductie niet terugschroeven om het Saoedi-Arabische marktaandeel in de totale wereldproductie aan petroleum te behouden en zelfs te vergroten.
Bedenkingen
Aan deze forse, tegenstrijdige en in het bestaan van OPEC nooit gehoorde uitspraken, kunnen volgende bedenkingen vastgeknoopt worden.
Ten eerste heeft OPEC tot in een zeer recent verleden de dagproductie van al zijn lidstaten, na ruggespraak, aangepast aan de wetten van vraag en aanbod. Teveel olie op de wereldmarkt betekende de dagproductie verminderen om het prijsniveau te handhaven. Te weinig olie betekende het omgekeerde: de dagproductie verhogen om de bevoorrading veilig te stellen en de gestegen prijzen te doen dalen. Het is de toepassing van een gezond economisch principe, ook al kwam OPEC, sinds zijn bestaan, niet altijd tot een correct meetbaar resultaat qua prijs. Het duidt er op dat ook andere elementen in de opgaande of dalende prijscurve een onvoorziene rol hebben gespeeld en nog steeds spelen, zoals bijvoorbeeld fout ingeschatte wereldconsumptievooruitzichten, producenten die zich niet aan de afspraken houden en meer olie oppompen dan overeengekomen, politieke strubbelingen of oorlogen die oliebronnen lamleggen of saboteren in bepaalde OPEC-olieproducerende landen zoals bijvoorbeeld Irak en Libië. Enkel in tijden van politieke agitatie buiten OPEC om, wijkt de organisatie zelf van deze grondregel af (zie hoger).
Ten tweede: de uitspraak met betrekking tot de beveiliging en zelfs de toename van het Saoedi-Arabische marktaandeel doet vermoeden dat minister Ali al Naimi de gewenste daling van de olieprijs niet met zijn OPEC-collega’s heeft besproken, maar hen heeft opgedrongen en dus solo is gegaan. Enkel Saoedi-Arabië kan zich een dergelijke taktiek veroorloven: het land is de eerste wereldolieproducent, het bezit in zijn ondergrond meer dan 25% van de bekende olievoorraden, de productiekost per vat olie is laag en bedraagt ongeveer $ 2, het is het enige olieland dat gedacht heeft aan het aanleggen van een buffervoorraad die 2 miljoen vaten per dag overschrijdt en die in tijden van nood onmiddellijk kan worden aangesproken, het heeft een spaarpot van nagenoeg $ 700 miljard in reserve waardoor het land vijf jaar kan overleven bij lage olieprijzen, ook al zal het budgetdeficit daarmee 14% in 2015 bedragen en zullen bepaalde geplande investingen op de lange baan moeten worden geschoven. Aan de andere OPEC-leden werd bijgevolg geen keuze gelaten: zij zouden natuurlijk uit protest hun eigen olieproductie kunnen terugschroeven maar dat, gegeven zijnde de aanhoudende productie van de Saoedi-Arabische mastodont, kan geen effect op de prijs hebben en geen verhoging ervan inhouden, terwijl zij wel in eigen vlees snijden en zodoende, aan lagere prijzen, nog minder inkomsten dan anders zouden binnenrijven. Alle OPEC-landen dansen in deze dus naar de pijpen van Soedi-Arabië. Het betekent ook het begin van een bepaalde irrelevantie van OPEC als overkoepende petroleumorganisatie want de grootste olieproducent wenst alles voor het zeggen te hebben en hij kan eenzijdig zijn wil opleggen aan de elf overige leden.
Ten derde: ondanks het voorgaande blijft OPEC economisch en politiek zeer machtig want het produceert 34 miljoen vaten olie per dag waarvan 11 miljoen vaten, of een derde, voor rekening van Saoedi-Arabië alleen. De wereldconsumptie bedraagt, met de economische crisis vandaag de dag en de verminderde vraag naar olie, ruwweg 85 à 90 miljoen vaten per dag. OPEC levert hiervan dus bijna 40% en dat is een verpletterende dominante positie.
Dit artikel is een eerste van een tweeluik. Lees zeker ook deel twee.
Foto (c) Reporters
Robert Vandemeulebroucke is oud-ambassadeur
Tags |
---|
Nu de presidentscampagne vaart wint, zal bij elke toespraak Trumps dilettantisme vergeleken worden met de kennis van Hillary Clinton
Evolueren we naar een politiek model zoals in een communistische eenpartijstaat? Ontdek het in ‘Ondernemen in Achterland 1.0’.