‘Om te weten hoe het met Astrid Bryan gaat, koop ik geen krant.’
Rik Van Cauwelaert over Neil Postman en de media
We amuseren ons kapot, schreef Neil Postman in 1985. Ook in het Nederlands werd zijn wereldberoemde aanklacht een bestseller. Postman overleed vandaag juist tien jaar geleden. En wij, wij amuseren ons nog steeds.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementNeil Postman gold in het laatste kwart van vorige eeuw als een van de meest vooraanstaande media- en onderwijscritici. Zijn boek ‘Wij amuseren ons kapot’ werd een wereldwijde bestseller. Rik Van Cauwelaert kent het werk van de Amerikaanse communicatiewetenschapper (geboren in 1931 in New York en daar overleden op 5 oktober 2003) goed en vertelt ons dat ‘Amusing ourselves to death’ de uitloper is van een speech die Postman in 1969 hield voor de National Convention for the Teachers of English onder de opmerkelijke titel: ‘Bullshit and the Art of Crap-Detection’.
RVC: ‘Postman onderscheidt daar diverse soorten van bullshit en één ervan is de futiliteit, de onnozelheid. Hij hekelt, in 1969 al, de evolutie dat de media mensen opvoeren die naar reacties worden gevraagd over ernstige problemen waar ze niets mee te maken hebben en waar ze ook niets van af weten. Ze gooien dan wat gemeenplaatsen in de ether, bij voorkeur grappige, en daar doet de kijker het dan mee. Dat zien wij bij ons vandaag voortdurend. De man die voor de microfoon komt vertellen dat hij Kim De Gelder geregeld zag voorbij fietsen. Toen Albert Heineken na zijn ontvoering weer was teruggevonden, kwam een buurman van de gevatte dader voor een camera wist mee te delen dat hij al lang in de gaten had dat het niet koosjer was wat er allemaal bij die verdachte gebeurde. “Zijn tuin lag er zo onverzorgd bij”, klonk het gemeend. Dat soort onnozelheid overspoelt, zoals voorspeld door Postman, onze media.’
DB: Het moet amusant zijn. Mogen we een verband leggen tussen Stromae en Vincent Kompany, twee opgevoerde “redders des vaderlands”, die beiden uit de amusementssector komen?
RVC: ‘Die jongens hebben die beeldvorming wellicht zelf niet bewust zo gezocht. Ze maken een leuke of gevatte opmerking en worden dan door commentatoren ten tonele gevoerd om onze communautaire problemen te duiden. Het is natuurlijk zoveel eenvoudiger om het Belgische feit te verklaren via een rapper of een voetbalvedette dan door echt naar de grond van de zaak te graven. Die boodschap van Stromae, in de mate hij daar al veel politieke boodschap in wilde stoppen, wordt heel waarschijnlijk totaal anders begrepen door Nederlandstaligen dan door Franstaligen. Daar zou een analyse op moeten focussen.
Vincent Kompany doet goede dingen met die straatvoetballertjes, uiteraard. Maar Johan Boskamp deed dat dertig jaar geleden ook in Molenbeek. Toen werd dat niet gebruikt als politieke stellingname.’
DB: Postmans waarschuwing dat het amusement de media zou gaan domineren, blijkt er dus niet zo ver naast te zitten.
RVC: ‘De filosoof Harry Frankfurt schreef een boeiend essay ‘On bullshit’ over de veelheid van rommel waar we mee geconfronteerd worden. Denk aan Steve Stevaert. Het socialisme moest gezellig zijn, geen weerhaken hebben. Wij spitten met Knack ooit het verhaal boven van een topambtenaar die een lucratief contract had afgesloten met zichzelf. We tipten de VRT daarover en kregen er te horen dat zoiets te moeilijk was om te brengen.
Dat fenomeen trekt door onze hele samenleving en cultuur. Schrijvers van romans moeten vandaag performers zijn of ze worden niet waargenomen. Ik zal onze kunstenaars geen narren noemen maar ze moeten toch geregeld rondhuppelen met belletjes aan hun muts om toch nog op te vallen. Als ze een krasse uitspraak in de aanbieding hebben, krijgen ze de microfoon onder de neus geschoven. Een andere auteur kan daar dan weer op reageren. Het aantal hits bepaalt het succes, ze moeten buzz teweegbrengen.’
DB: Postman vreesde ook dat we teveel informatie over ons gestort krijgen en dat daardoor de echte betekenis juist niet meer kunnen vatten.
RVC: ‘Als we niet opletten verdrinken we in de informatie. De media zouden sasmeesters moeten zijn, die selecteren wat de moeite is en wat niet. Dat doen ze echter op basis van de veroorzaakte buzz. Astrid Bryan is zo bekeken wel de moeite. Maar werp de steen niet naar de redacties. Het zijn de uitgevers en de mediagoeroes die hen influisteren te kiezen voor de hapklare brokjes en het gemakkelijk verteerbare infotainment. Bladen die hun specifieke rol wel spelen, zoals Die Zeit of The Economist, houden zich wel staande.
Maar als je bij ons de berichtgeving rond die jonge Afghaanse vluchteling Navid bekijkt bijvoorbeeld, dan wordt daar eerst het beeld van de perfect geïntegreerde harde werker opgehangen en daarna wordt hij “plots” (hoewel dat geweten was) na een gerichte lek gelinkt aan een bloedvete. Meteen wijzigen de standpunten, met één vingerknip. Blijkbaar nemen de meeste mensen geen standpunten meer in na een stevige ontleding maar op basis van impulsen en gespinde feitjes. Binnenkort krijgen we weer beelden van daklozen in de nachtelijke vrieskou. Alsof dakloos zijn in de zomer een pretje is. Maar dat levert niet dezelfde pakkende beelden op.’
DB: Postman geloofde niet echt in vooruitgang. Elke verandering brengt winst en verlies, zo redeneerde hij. De uitkomst is zeker niet altijd ten goede. Maar zo’n stortvloed van informatie kan alleen maar voordelen brengen, zou je toch denken?
RVC: ‘Postman wist dat mensen ook maar een bepaalde verwerkingscapaciteit hebben. Ik stel vast dat de meesten vandaag gemiddeld niet beter geïnformeerd zijn over de politiek dan toen de kranten nog saai en taai heetten te zijn. Een bovenlaag snoept van die informatiegolf. Maar de informatiekloof met het bredere publiek dat niet filtert op kwaliteit, wordt zeker niet kleiner.
Let trouwens op om daar puur een zaak van hoger en minder hoog opgeleiden in te zien. Ik stel ook informatiemoeheid vast bij hoog gediplomeerden.’
DB: Postman lijkt onprettig veel gelijk gehad te hebben maar intussen trok de wereld zich niet zo veel aan van zijn verhaal. ‘Stop gejuich om internet’, bloklettert Gazet van Antwerpen boven een interview met hem in augustus 1997. Internet boette sedertdien niet echt aan belang in.
RVC: ‘Mensen van zijn generatie hebben het gebruik van die nieuwe media anders en wellicht verkeerd ingeschat. Vroeger had je een drukpers nodig om aan het debat te kunnen deelnemen, nu volstaat een blog, een tweet. Internet biedt meer mensen de kans om hun stem te laten horen en doorbreekt monopolies.
Uiteraard is internet maar zo goed als wat je er uit haalt. Internet biedt enorm veel goede dingen. Ik maak er driftig gebruik van. Het probleem is om dat goede te vinden. De traditionele media zouden daar die sasmeesterrol kunnen spelen. Er zijn ook mensen in de mediawereld die daar over nadenken en er interessant mee proberen om te springen.
Maar gecommercialiseerde media stellen zich niet tot doel om de lezers op te tillen. “Volksverheffing” is vandaag een vieze uitdrukking geworden. Krantenuitgevers moeten eens goed nadenken waarmee ze bezig zijn. Als ze toch maar een gedrukte kopie van het internet willen zijn, dan verliezen ze hun meerwaarde. Waarom zou ik in de krant feitjes over Astrid Bryan willen lezen? Die heeft haar eigen webstek, ik kan ze volgen op twitter.
Als de uitgevers de redacties terug meer vrijheid zouden geven en waarborgen, dan zouden die wat graag kranten maken die wel de moeite van het lezen zijn. En dan is het goed dat er stemmen klinken als die van Postman, die vingers op open wonden leggen. Zij zorgen er voor dat we af en toe toch eens opnieuw over de zaken gaan nadenken, buiten de waan van de dag.’
DB: Wat zou Postman zeggen als hij vandaag, tien jaar na zijn overlijden, weer even op aarde terug zou komen?
RVC: ‘Mijn boek werd veel verkocht maar duidelijk niet veel gelezen.’
Categorieën |
---|
Peter De Roover was achtereenvolgens algemeen voorzitter en politiek secreteris van de Vlaamse Volksbeweging , chef politiek van Doorbraak en nu fractievoorzitter voor de N-VA in de Kamer.
Peter De Roover verantwoordt de keuze van de N-VA om in Vlaanderen een Zweedse coalitie op de been te helpen, zonder het Vlaams Belang.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.