Van De Panne tot Opgrimbie: mijmeringen bij 5 jaar Vlaamse federale minderheid (2008-2013)
Deel 4: De Franstalige politieke partijen: macht als ‘(dis-)connectedness’
Osceola is moe van België. In een essay zegt hij waarom en hij doet dat in een aparte, niet-klassiek flamingante taal, waaruit misschien meer dan moeheid boosheid spreekt. Een stevige boterham met een staalharde analyse. Deel 4. (lees ook de vorige delen [http://www.doorbraak.be/nl/nieuws/panne-opgrimbie-een])
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnement‘Macht beu worden overkomt alleen zij die geen macht hebben’
(Giulio Andreotti (1919-2013), 28-voudig Italiaans minister, waaronder 7-voudig eerste minister, voor Democrazia Christiana tot aan haar ondergang)
‘It takes two to tango’. Vlaamse minderheidssteun in het parlement betekent overweldigende Franstalige meerderheidssteun in datzelfde parlement. Beseffen de Franstalige politici dan niet dat ze zo België tegen TGV-snelheid verder in het morele faillissement storten? (‘Ils nous ont pris … la Belgique.’) Blijkbaar niet, Mise au point voert nog een keer cdH-senator en UCL-constitutionalist van dienst Francis Delpérée op. Die weet er wel weer een grondwettelijke mouw aan te passen. Wat bezielt de Franstalige partijen om zich niet meer zorgen te maken over het – de laatste tien jaar zienderogen – slinkende enthousiasme van hun bedpartner? Ik ken slechts één anekdote terzake: Marcel Cheron, de communautaire specialist van Ecolo, scheldt vlak na het bekend raken van de verkiezingsuitslag van 13 juni 2010 Milquet de huid vol in de RTBf-studios, live on camera, wegens te eenzijdig ingezet op containment van de Vlamingen tussen 2007 en 2010 (‘Madame Non’). Is het louter hun onderlinge electorale concurrentie die de Franstalige partijen de kop in het zand doet steken wat de gure wind uit het noorden betreft? Of is het opnieuw disconnectedness (zie deel twee) met Vlaanderen? Tracht het Nederlands van di Rupo te verstaan, of dat van zijn vice-eerste ministers Milquet en Onkelinx. Niet verstaan als metafoor van niet begrijpen. Eentaligheid als metafoor van etnocentrisme.
Hoeveel blunders kan je begaan voor ze je de kop kosten? Het doodvonnis van het regime dat de bestaansreden is van de Franstalige politieke elite had zij in feite al in de jaren 70 getekend door –toen al even kortzichtig – toe te staan dat de traditionele Belgische politieke partijen splitsten. (Een regime dat toestaat dat zijn partijen zich geografisch-cultureel splitsen, splitst in feite meteen zichzelf. ‘Ceci n’est plus un pays’.) Toen al heeft de Franstalige politieke elite – vermoedelijk ongewild – een doos van Pandora geopend die ze nooit meer zou kunnen sluiten. In feite was het hek al van de dam toen de Franstaligen op het einde van de 19de eeuw beseften dat ze de Nederlandse taal in België nooit uitgeroeid zouden krijgen. Philippe Van Parijs: ‘Het project van Belgische natievorming is totaal(mijn beklemtoning) mislukt.’ (Reactie van Philippe Moureaux: ‘Van Parijs is geen echte Franstalige’.) En al helemaal toen ze na WO I het algemeen enkelvoudig stemrecht moesten toestaan. België is niet bestand tegen democratie, stupid.
Franstalige ‘disconnectedness’ bis …
De vrij grondige disconnectedness van de Franstalige politici tegenover de Vlaamse politieke werkelijkheid is die van de heerser. Het is de brutaliteit van degene die meent het zich te kunnen veroorloven disconnected te zijn, uitgaand van de vanzelfsprekendheid van zijn macht, (‘La Belgique nous appartient.’ ‘La Belgique sera latine ou ne sera pas.’), uitgaand van de permanente hallucinatie dat België er nog altijd perfect zou uitzien volgens het beeld van en de gelijkenis met de Franstaligen en zich heerlijk onbewust van het feit dat er ook maar iets zou kunnen bestaan als een Vlaamse werkelijkheid die toch niet volledig zou samenvallen met de Belgische. What a splendid isolation. België en Frankrijk zijn de enige landen in de wereld, Frans is er de enige taal, en bovendien staat de tijd er stil. (‘Vieux temps’, dat is toch een soort Stella?)
Het koosnaampje van de heerser voor het woord macht is in België het woord evenwicht. ‘Equilibre’ is één van de meest tricky woorden in de taal van Voltaire, zoals in de zalvende zin: ‘Il faut une solution équilibrée’. Die zin heeft iets bezwerends. Performative speech. Alleen machthebbers spreken die zin uit in België. Evenwicht = die toestand waarin de machtsverhoudingen geen krimp geven. Klinkt als: ‘La Belgique est bien comme elle est.’ (Di Rupo), of als ‘On n’est demandeur de rien’ (idem). Ik was ooit op een studiedag over het Belgische pensioenstelsel waarop de Vlaamse spreker zich vertwijfeld afvroeg wanneer we nu eindelijk gingen beginnen met hervormen, en de Franstalige spreker zich vervolgens vertwijfeld afvroeg wanneer we nu eindelijk gingen stoppen met hervormen. (En dat was niet alleen te wijten aan de afwezigheid van simultaanvertaling.) ‘Aujourd’hui rien’, schreef Louis XVI in zijn dagboek op de dag voor de bestorming van de Bastille. Net als de Vlamingen zijn de Franstaligen ook kikkers, maar dan gegaard in hun eigen machtsgewenning.
Disconnectedness. Ik vind het zo een passend begrip. In volle regime-crisis laten PS-apparatsjiks (‘Ambassadeur Electro’ et consorts, plus andere hoge piefen op PS-kabinetten) zich nog steeds betrappen met hun handen in de kassa. Living it up like there’s no tomorrow. ‘Un transfert peut en cacher d’autres’. Ik zou denken: ‘PS, nu even niet!’ De PS, die de macht zo gewend is. Men zou net verwachten dat dat haar rustigermaakt.
… en de ‘French connection’
Om nog maar te zwijgen (quod non dus) van de échte bankovervallen door het minderheidsregime op het geld verdiend door de Vlamingen: de stutting van wankelende Franse giganten zoals Dexia zaliger en BNP Paribas met Vlaamse spaarboekjes (exGemeentekrediet, exBacob, exGenerale Bank, exASLK, …). MR-politici organiseren de roof altijd net dat tikje intelligenter, subtieler, grondiger dan PS-politici. De briljante Didier Reynders op kop, met Albert Frère – uitmuntend geconnecteerd bij le tout Paris – soufflerend in de coulissen. (Federale MR-politici lijken ook beter Nederlands te spreken dan federale PS-politici.) Alsof ze weten dat België op zijn laatste benen loopt. (Beeld: Imelda Marcos laat nog gauw haar juwelen inpakken vooraleer ze in het door de CIA klaargezette legervliegtuig stapt.) Zie ook de door Paars begeleide kolonisering van onze electriciteitsfactuur door nog een andere tak van Parijs’ staatskapitalisme, GDF Suez. Duizenden verdiende Suez-klanten die elke dag mee de elektriciteitstarieven in …Frankrijk laag houden. (GDF Suez als public enemy no. 1. Plots lijken de binnenlands-Belgische transfers het werk van broekventen.)
Frankrijk. Dat is stof voor een andere keer. De enige buitenlanders die gemeend liefdevol over België tegen me spreken zijn de Fransen, een teken aan de wand over hoe we hen al die jaren rotverwend hebben. (Het tegendeel van liefde is onverschilligheid, dus het pijnlijkst is de houding van het weekblad The Economist, niet toevallig Brits. Sinds het in volle Leterme-crisis zijn kans schoon zag om ongevraagd te adviseren dat een staat die terminaal is, maar beter ook sterft, bericht het gewoon niet meer over Belgische toestanden.)
België is de rijpe appel in Frankrijks schoot, én oprecht dankbaar voor die eer. Want op Frankrijk zelf na is België het meest enthousiaste lid van de Club Med die la Francophonie heet. We zijn dan wel een knechtenvolk, maar van Frankrijk zijn we de meesterknecht. (Hoe schizofreen kan een woord een volk maken: ‘meester-knecht’. Nu draait Hegel zich om in zijn graf.) De Belgen zijn de tweede dapperste der Galliërs. De koloniaal komt l’évolué een vaderlijk schouderklopje geven: ‘Ah qui voilà, ça va mon cher?’ ‘Très bien monsieur, merci, et avec la famille aussi!’, glimt de évolué van trots om zoveel majesteitelijke aandacht. ‘La grande France’ en ‘les p’tits belges’. België als Klein-Frankrijk.
En de Vlaming? Stockholm-syndroom? Sympathie voor je gijzelnemer? Hij bleef – comme grenouille bien cuit – het wel chique vinden om zijn kinderen … Franse voornamen te geven. (Gelukkig meestal minder protserig dan in Jean-Jacques De Gucht.) En hij bleef hondstrouw naar … Frankrijk op vakantie gaan, terugkerend met de koffer vol fijne Bordeaux. Zoals de brave gek die zijn inbrekers zwaaiend achternaloopt in de nacht, roepend dat ze zijn uurwerk zijn vergeten.
‘Disconnectedness’ als kneuterigheid
Menen Franstalige Belgen dan nog steeds dat ze deel uitmaken van een grote cultuur, aan wie kleine culturen zich moeten aanpassen? Ik vind soms een gelijkaardige – subtielere of minder subtiele – Herrschaft-houding terug bij andere volkeren met een grote geschiedenis, de Engelsen, de Nederlanders, de Zweden. Maar bij hen gaat die toch vaker gepaard met een soort relaxte wereldwijsheid (ik zou bijna durven schrijven: kosmopolitisme) of wordt die toch minstens vergezeld van een redelijke beheersing van de wereldtaal genaamd het Engels (toegegeven, wat de Engelsen betreft is dat niet zo moeilijk). De kennis van het Engels – en for that matter van andere talen, Duits, Nederlands, Spaans, … – van onze Franco-Belgische leiders? Faut pas rêver. Onbestaande of toch minstens om in de grond te zakken van schaamte. Zie bijvoorbeeld Picqué, Thielemans, Desmarets: de stoet van Engelsonkundige minister-presidenten/burgemeesters van de hoofdstad van Europa. (Ridder de Donnéa is de uitzondering die de regel bevestigt.) Zie bijvoorbeeld Olivier Chastel, Engelsonkundige ex-minister van Europese Zaken. Maar gelukkig is hier opnieuw Frankrijk als rugdekking, ‘L’exception française’ als eeuwige excuus voor Franstalig-Belgische politici om zich op internationale vergaderingen uit te drukken in het Frans, de wereldtaal van de Franstaligen. (En platbroeken als Vanackere – in feite ook een soort Franstalige – doen gretig mee.) Eens te meer Leterme parafraserend – regime-terrorist tegen heug en meug – ‘Alleen maar Frans kunnen, willen, en menen te moeten spreken’.
Kneuterig, navelstaarderig, nationalistisch. Erger nog, moeite hebbend met multiculturaliteit, replis sur eux-mêmes. Nochtans zijn het in België de Vlamingen die deze complimenten te beurt vallen. Terwijl de Belgicisten zich zulke prima diplomaten, bruggenbouwers, en internationale compromissensmeders vinden. Zelfs als 500 dagen niet genoeg zijn om in je binnenland een regering bijeen te harken. Zelfs als ze niet eens verstaanbaar Engels spreken en zelfs als ze tot de cultuur behoren die in eigen land gewend is zijn zin te krijgen. Zie ook de zeer schematische manier van wereldopdeling van ex-minister van buitenlandse zaken Louis Michel: bipolair, geobsedeerd door de VS, en met leidend licht … Frankrijk (juist, dat was een weggever). Dat als laatste der Galliërs nog weerstand biedt tegen le néoliberalisme, wat dat woord ook mag betekenen. (Als laatste? Neehee, één ander dorpje stemde in 2004 evenmin voor de belangrijke EU-richtlijn ter vrijmaking van de internationale handel in diensten.)
Franstalige politici zijn heersers die paradoxaal genoeg gekenmerkt worden door een kneuterigheid waarvoor ik me plaatsvervangend doodschaam. Plaatsvervangende schaamte is de meest frustrerende schaamte, want je staat machteloos tegen de oorzaak ervan. Ik schaam me dat op zowel hun als mijn identiteitskaart het label ‘Belg’ staat. (Lydia Protut parafraserend: ‘Ik ben niet blij dat gij in mijn team zit.’) Het is eens wat anders, knechten die zich schamen voor hun meesters, eerder dan omgekeerd.
(de auteur is moe van België)
Morgen: ‘de heerser is gekwetst’. Osceola schreef hier eerder al de bijdrage ‘treinen van schaamte en andere grensgevoelens’.
Deel 1, deel 2 en deel 3 van dit essay verschenen eerder.
<Vindt u dit artikel informatief? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>
Categorieën |
---|
Doorbraak publiceert graag en regelmatig artikels die door externe auteurs worden aangebracht. Deze auteurs schrijven uiteraard in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid.
Jonah Penninck (CD&V): ‘De waarden van Kerstmis kunnen nooit helemaal verdwijnen.’
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.