JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Afbouwen van de provincies is on-Vlaams

Wie aan de provincies raakt, raakt aan het wezen van Vlaanderen

Frank Judo10/1/2018Leestijd 4 minuten
De provincie Vlaams-Brabant

De provincie Vlaams-Brabant

foto © Reporters

Op 1 januari veranderden de provincies. Maar of ze verbeterden is zeer de vraag. Frank Judo breekt een lans voor het provinciale niveau.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Meestal is 1 januari de dag waarop we goede voornemens maken. We kondigen aan hoe anders het nieuwe jaar zal zijn dan alle vorige. Halfweg maart is het duidelijk dat van die goede voornemens niets in huis komt. We bergen ze op tot Nieuwjaar, en beginnen dan overnieuw.

Provincies nog niet dood

Slechts zelden verandert er ook écht iets met het nieuwe jaar. 2018 lijkt zo’n moment te zijn: sinds 1 januari zijn de provincies hun persoonsgebonden bevoegdheden kwijt. Zij kunnen niet langer activiteiten ontwikkelen op het terrein van met name cultuur en welzijn. Als het over erfgoed en onderwijs gaat, liggen de zaken weer anders, en ook de hele cluster van de ‘harde’ bevoegdheden blijft toevertrouwd aan de provincies. Net zoals de berichten over het recente overlijden van Jacques Chirac of destijds van Mark Twain, zijn de in memoriams voor de provincie dus enigszins voorbarig.

Maar toegegeven, veel heldhaftige ridders die het opnemen voor de provincies zijn tot nader order niet waargenomen. Het intermediaire bestuursniveau dat we gewend zijn, heeft geen goede pers en de verdere uitholling ervan lijkt in de sterren geschreven te staan. Kroniek van een aangekondigde dood?

Nederland: nieuw draagvlak

Dat zou nog wel eens kunnen meevallen – of tegenvallen, naargelang het perspectief. De evolutie van de provincies in Nederland is op dat vlak erg leerzaam. Eind vorige eeuw stonden die ook ter discussie. Ze misten een duidelijk profiel en zouden beter vervangen worden door stedelijke agglomeraties. Een eerste stap in die richting werd gezet door ze een aantal bevoegdheden af te nemen. En daar bleef het bij.

Want het afnemen van bevoegdheden leidde er net toe dat een mouw werd gepast aan het diffuse beeld van de provincie bij de publieke opinie. Van een bestuur dat zich met van alles en nog wat inliet, werd de provincie een herkenbare motor voor het beleid inzake milieu en welzijn. Een belangrijk deel van het draagvlak voor de afbouw van de provincies was meteen verdwenen.

Intercommunales geen aantrekkelijk alternatief

Gaat Vlaanderen dezelfde weg uit? Dat is zeker niet uitgesloten. Door de provincies vast te spijkeren op bevoegdheden inzake milieu, economie en ruimtelijke ordening krijgen zij een duidelijker profiel. En net zoals in Nederland is het alternatief voor de provincie als intermediair niveau niet bijzonder aantrekkelijk. Daar bleek het denken vanuit stedelijke gebieden nefast voor het creëren van een draagvlak op het platteland. Hier wordt gedacht aan meer intergemeentelijke samenwerking – maar onze intercommunales hebben ook niet bepaald de sterkste reputatie, en recente schandalen hebben daar geen goed aan gedaan.

Vlaanderen kiest voor Belgisch recept

Dat neemt niet weg dat de manier waarop de provinciale bevoegdheden werden afgebakend nogal wat wenkbrauwen doet fronsen. De verdeling tussen gemeenschaps- en gewestbevoegdheden is niet echt het aspect van de federale staatsordening die het meest tot vreugde stemt. Dat Vlaanderen ervoor gekozen heeft om een enkel Vlaams Parlement en een enkele Vlaamse Regering bevoegd te maken voor gemeenschaps- én gewestbevoegdheden, wordt dan ook terecht gezien als een keuze voor goed bestuur, die in het Franstalige landsgedeelte nog niet werd gemaakt. Het is dan ook weinig consistent dat dat achterhaalde onderscheid precies wordt gehanteerd om te bepalen welke bevoegdheden wel of niet aan de provincies kunnen worden toevertrouwd. Een echte beleidsanalyse is aan deze beslissing niet voorafgegaan, enkel een gemakzuchtig aansluiten bij een van de zwakste punten van de Belgische staatshervormingen.

Geen overvloed aan bestuursniveaus

Maar zit eigenlijk wel iemand te wachten op een intermediair niveau? Heeft dit land nog niet voldoende bestuurlijke lagen? Volstaat een gemeente, een deelstaat, een federatie en Europa niet? Theoretisch is dat standpunt misschien verdedigbaar, maar zowel wetenschappelijk onderzoek als pragmatische vaststellingen leiden tot een andere conclusie. Alleen al het feit dat nogal wat deelstatelijke en federale instanties kiezen voor een gedeconcentreerde werking op het niveau van de provincies, spreekt boekdelen. En ook theoretisch valt er wel iets af te dingen op deze stelling. Het federalisme op zijn Belgisch wordt namelijk gekenmerkt door het exclusiviteitsbeginsel, dat ervoor zorgt dat deelstaat en federatie niet ondergeschikt, maar nevengeschikt zijn. Zij vormen dus samen één enkel niveau van bestuur, en geen twee, waarbij de deelstaat ondergeschikt zou zijn aan de federatie.  Zeker wanneer we daarmee rekening houden, is het aantal bestuursniveaus in Vlaanderen zeker niet hoger dan in oorden van goed bestuur als Nederland of Duitsland.

Vlaanderen is een meervoud

Goed bestuur is veel, maar niet alles. Of we dat nu leuk vinden of niet, Vlaanderen heeft een traditie van provincialisme – met zijn sterke en zijn zwakke kanten. Die is sterker ontwikkeld in de perifere provincies, maar leeft eigenlijk overal. Onze provincies zijn ook het enige bestuursniveau dat historisch voorafgaat aan België: deelstaten zijn een creatie van de Belgische staatshervormingen en de gemeentefusies hebben een eind gemaakt aan de aloude vormen van lokaal zelfbestuur. Laat het gerust dramatisch klinken, maar wie aan de provincies raakt, raakt aan het wezen van Vlaanderen – een naam die niet toevallig een meervoud is. Voor zover aan de afbouw van de provincies niet alleen de mantra van het goed bestuur ten grondslag ligt (vaak in zijn kruideniersvorm, die meent dat de afschaffing van twee weddes van lid van de deputatie ertoe zal leiden dat ons land een grote welvaartssprong zal maken), maar ook een hang naar centralisatie, is deze maatregel on-Vlaams en gaat hij in tegen de eis van subsidiariteit, die de Vlaamse Beweging steeds hoog in het vaandel heeft geschreven.

Misschien is er op 1 januari wel iets veranderd, maar of er veel is verbeterd, is een andere vraag. Ook wat nieuw is, is echter niet noodzakelijk definitief, en dat is soms een gedachte die tot vrolijkheid kan stemmen.

De auteur studeerde geschiedenis, wijsbegeerte en rechten in Leuven en is advocaat aan de Brusselse balie. Hij publiceerde artikelen over de geschiedenis van het orangisme, jakobitische ballingen in de Zuidelijke Nederlanden en de Brabantse Omwenteling.

Commentaren en reacties