JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Quid monarchie (2)

Welke weg uit met het Belgische koningshuis?

Peter De Roover13/7/2012Leestijd 3 minuten

Op 10 juni 2012 organiseerde N-VA een colloquium over de toekomst van het Belgische koningshuis onder de titel ‘Quid monarchie’. Drie vakmannen belichtten het probleem en kwamen tot de slotsom dat er nog heel wat werk is vooraleer we in België kunnen spreken van een moderne monarchie die past in een democratie. Naar aanleiding van de troonsbestijging van Willem-Alexander hernemen we de bespreking die we er aan wijdden.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Na het vergelijkend overzicht van de financiering van staatshoofden in een aantal Europese landen door professor Herman Matthijs, belichtte professor meester Willem Konijnenbelt de specifieke Nederlandse situatie. Konijnenbelt studeerde Nederlands recht en rechtsvergelijking, was onder meer hoogleraar staats- en bestuursrecht aan diverse universiteiten in Nederland en in Aix-en-Provence. Van 1993 tot 1997 zetelde hij in de Nederlandse Raad van State en van 2007 tot 2011 was hij staatsraad-lid afdeling bestuursrechtspraak.

Konijnenbelt gaf zijn lezing de vreemde titel ‘De koning in de republiek Nederland’. Nederland werd ‘noodgedwongen’ een republiek na het afzweren van Filips II door de Plakkaat van Verlatinghe in 1581. Hoewel formeel een republiek, gingen de stadhouders toch steeds meer koninklijke trekken vertonen. Onder Frans bewind werd Nederland in 1806 weer formeel een monarchie. Eigenlijk moet Willem I, voor de hereniging met de zuidelijke Nederlanden Willem V, beschouwd worden als de enige echte monarchale vorst die het land gekend heeft. Na de afscheiding van België in 1830 nam zijn gezag sterk af. Eind van de jaren ’60 van de 19e eeuw verloor de Nederlandse vorst zijn echte koninklijke macht en werd het land een parlementaire democratie. Vandaag betwist slechts een kleine minderheid, naar schatting om en bij de 15%, het koningschap. De rol van de Nederlandse koning(in) als een niet-politiek staatshoofd, met een verbindende en stabiliserende opdracht, wordt op prijs geschat.

De koning(in) neemt geen deel aan het feitelijke regeren, hoewel hij volgens de Grondwet de regering vormt samen met zijn ministers. Ook de rol als voorzitter van de Raad van State is louter ceremonieel. Samen met de grondwettelijke troonopvolgers in eerste en tweede graad, vermoedelijke troonopvolger (eventueel in verdere graad) en de koning(in) die afstand heeft gedaan en diens echtgenoten of weduwen/weduwnaars vormt de vorst het koninklijk huis, zo bepaalt een wet van 2002. De Koninklijke familie is geen wettelijk begrip, dat dan ook wisselend wordt ingevuld.

Het financieel statuut kent alleen aan de leden van het huis een financiële tegemoetkoming toe. De tot dan bestaande ondoorzichtige subsidiëring werd door een wet van 2008 omgezet in een doorzichtiger systeem. De uitkeringen bevatten een deel inkomen en een deel personele en materiële kosten. Daarnaast worden bepaalde uitgaven via ministeriële departementen aangerekend. De inkomsten zijn wel belastingvrij, net zoals erfenissen en schenkingen.

Kabinetsformatie

Later dit jaar verkiest Nederland een nieuw parlement. De nieuwe regeling die voorziet wat verwacht wordt van de koning(in) bij de formatie van een regering krijgt dan voor het eerst toepassing. Tot nu berustte de rol van de koning(in) daarin op geen enkele tekst. De vorst duidde in de praktijk een (in)formateur aan, na het horen van een reeks adviseurs. Sedert 1980 worden alle adviezen die hierover aan de koning(in) worden verstrekt openbaar gemaakt, zodat het staatshoofd over vrijwel geen speelruimte beschikt. Willem Konijnenbelt suggereerde tijdens het aansluitende debat dat België er goed aan zou doen om de adviezen aan de vorst ook openbaar te maken. In de feiten bestaat daarover in dit land een cultuur van totale discretie, die door de nieuwste generatie politici weliswaar steeds meer doorbroken wordt. Zij zorgen er de facto voor dat we daarin opschuiven naar het Nederlandse model, echter zonder dat er een formele regeling wordt uitgewerkt.

Op 2 mei 2012 werd artikel 139a toegevoegd aan het Reglement van Orde van de Tweede Kamer. Dat artikel bepaalt dat de kamer zelf het verloop van de formatie in handen neemt. In september zal blijken of die formule werkt, maar de rol van het staatshoofd wordt daardoor vrijwel tot nul herleid.

De Nederlandse Partij van de Arbeid stelde in 2011 een rapport op met de titel ‘verbindend koningschap in de Republiek’. Daarin erkent de PvdA dat het koningschap weliswaar ‘niet klopt’ vanuit democratisch oogpunt, maar dat de functie geen echt probleem moet zijn als ze verbindend en ceremonieel wordt ingevuld. Ook het links-liberale D’66 speelt een actieve rol in het nadenken over een modern koningschap. In Nederland wordt deze kar getrokken door partijen links van het centrum.

Professor Konijnbelt was het er later in het debat volkomen mee eens dat de opvatting van een verbindend koningschap niet te verenigen is met een rol als (f)actor bij kabinetsformaties of wanneer hij op een andere manier een politieke rol gaat vervullen.

Over de monarchie wordt in Nederland nagedacht en ze wordt steeds moderner ingevuld. Het verschil met België is bijzonder groot, zoals duidelijk werd in de aansluitende lezing, van professor dr. Hendrik Vuye.

voor het eerste deel van dit verslag hier klikken.

Het wordt vervolgd met een derde deel over de lezing van professor dr. Hendrik Vuye.

Peter De Roover was achtereenvolgens algemeen voorzitter en politiek secreteris van de Vlaamse Volksbeweging , chef politiek van Doorbraak en nu fractievoorzitter voor de N-VA in de Kamer.

Meer van Peter De Roover
Commentaren en reacties