Rondas: Elchardus’ poortwachters tegen de gemeenschap
gemeenschapsdenken
foto © Vrije Universiteit Brussel
Elchardus merkt in ‘Reset’ op dat de poortwachters hebben gefaald. Er zijn geen vrijplaatsen meer voor kunst en wetenschappen.
In de slotbeschouwingen bij zijn boek Reset merkt Mark Elchardus op dat de poortwachters hebben gefaald. Zij hadden er moeten voor zorgen dat de aloude vrijplaatsen waar eertijds vrijelijk kunsten en wetenschappen konden beoefend worden ook vrij bleven. Dat doen ze nu niet meer. Ze hebben hun kar gekeerd en hebben ijverig de kant gekozen van de nieuwe dominante politieke correctheid. Daarmee doelt hij op de mensen die uit lafheid of winstbejag de recente ‘wokerigheid’ steunen die op korte tijd het politieke en culturele landschap transformeerde in een onvruchtbare zandbak waar de deelnemers aan de ideeënstrijd nog slechts worden ingedeeld volgens gender (hun genitaliën) of huidskleur (‘wit’, ‘zwart’ of ‘van kleur’). Om deze vrijplaatsen te herstellen suggereert Elchardus onder meer een wissel van de poortwachters.
Maar ondertussen is Elchardus zelf in het vizier geraakt van soortgelijke maar nog niet-woke deurwaarders, portiers en buitenwippers die het als hun taak zien om het politieke denken over mens en maatschappij te behoeden voor niet-correcte smetten. Zij willen Elchardus’ boek de toegang tot de discussiesfeer ontzeggen. Nog voor het boek van de persen rolde hadden zij er hun geurspoor al op aangebracht, want dit was erover, dat wisten ze vanzelf.
De jongste onder hen, Philippe Nys, kandidaat-voorzitter van Jong VLD, wist wel zeker dat Robespierre trots op Elchardus zou geweest zijn. Verwijzing naar de guillotineterreur gratis meegeleverd. Nog volgens hem is Reset het verhaal ‘van een doorgedreven gemeenschapsdenken waarvan we de resultaten kennen’. Voor de naïeve verstaander: met die ‘resultaten’ bedoelt hij nazisme en fascisme. Het gemeenschapsdenken is dus verantwoordelijk voor Auschwitz, dat is wat er staat. Walter Zinzen, de oudste in mijn collectie poortwachters en die zelden een kans tot reductio ad Hitlerum laat voorbijgaan, ziet in Elchardus’ volkssoevereiniteit ‘het gesunde Volksempfinden uit de onzalige nazitijd om de hoek gluren’. Dat was een propagandaterm van de nazi’s die daarmee aangaven dat de gezonde volkservaring boven het strafrecht mocht staan. Probleem is wel dat de nazi’s die volkswil nooit hebben gepeild want ze hadden de verkiezingen afgeschaft – Zinzen moet maar eens opletten met zijn nazivergelijkingen.
Tegendraadse gemeenschap
Omdat Nys de jongste in mijn verzameling poortwachters is en omdat Old Zinzen beweert de socioloog Elchardus te bewonderen en hij dus ongetwijfeld diens werk van naderbij wil leren kennen, mag ik beiden graag doorverwijzen naar de uitmuntende universitaire cursus sociologie van de hand van Mark Elchardus en medewerkers.* Ik volg hun redenering die de aloude ‘totalitaire les’ die elke discussie over gemeenschap vergiftigt, tegenspreekt. Om dit te begrijpen moet men eerst willen zien dat gemeenschapsverzuchting en moderniteit hand in hand gaan. Deze verzuchting duikt namelijk pas in de moderniteit op, als een kritische dimensie van de geïndustrialiseerde maatschappij met haar vervreemding. Welnu, de nazi’s wilden de gemeenschap laten samenvallen met hun staat en hun regime. Maar gemeenschapsverzuchting heeft in het algemeen een oppositioneel karakter tegen staten en regimes. Door die verzuchting te recupereren, te instrumentaliseren en te laten samenvallen met hun staatsbestel schakelden de nazi’s de gemeenschapsidee als tegenkracht in feite uit.
Manische maners
Wat ene Jelle Versieren (een van de laatste communisten in dit land) niet belet om vanuit zijn ‘antifascistische ingesteldheid’ Elchardus te bestrijden als ‘een vijand van de Verlichting’ – terwijl Elchardus het gemeenschapsdenken juist baseert op een combinatie van ideeën van zowel de tegenverlichting als de radicale Verlichting. Daarvoor verwijs ik de lezer naar het boek zelf. Voor Ive Marx (die met zijn ontzetting bij lectuur van Reset geen blijf weet) gaat het om een ‘achterhaald, zelfs reactionair pleidooi met een nogal hoog bange blanke man-gehalte’. Voor Vincent Scheltiens gaat het boek uiteraard richting extreemrechts, maar voor deze communist neigt elke kritiek op het neoliberalisme naar extreemrechts. Voor Vincent Stuer is een gemeenschap ‘waar God en vaderland heersen’ dan weer mensonwaardig. Voor Marc Reynebeau wordt gemeenschap ‘bepaald door nationalisme dat uitgaat van fluïde noties over cultuur en identiteit’ – terwijl natuurlijk net het omgekeerde het geval is: zoals Elchardus aantoont, wordt het nationalisme juist bepaald door welomschreven noties over gemeenschap. Eerst komt de gemeenschap, dan volgt de natie.
Zinzen en Reynebeau hebben nog een actief werkend cultureel geheugen dat hen toelaat om Elchardus verraad aan ‘links’ te betreuren met behulp van citaten uit de Internationale in de vertaling van Henriette Roland Holst.Volgens Zinzen zetten socialisten als Elchardus zich blijkbaar niet meer in voor àlle ‘verworpenen der aarde’ maar slechts voor lokale verworpenen, terwijl Reynebeau zich retorisch afvraagt ‘door welke begeerte de socialistische partij Vooruit zich nog laat aanraken’ – Vooruit wordt er immers van verdacht zich door Elchardus te laten meeslepen – naar ‘rechts’ natuurlijk.
Hebben wij nog gemeenschap?
Dat al deze voornoemde deurwaarders zo geredelijk uit hetzelfde vaatje tappen, komt natuurlijk doordat vooral in Vlaanderen de notie ‘gemeenschap’ al een hele tijd uitverkoren was om er alle vormen van weerzin tegen de verzelfstandiging van de Vlaamse deelstaat in samen te vatten. In het nummer van maart-april 2011 wijdde het ‘tijdschrift voor cultuur en kritiek’ Rekto:Verso zijn thema-bladzijden aan het begrip gemeenschap. ‘Hebben wij nog gemeenschap?’ was de vraag. Er werd genuanceerd op geantwoord. Wat de redactie namelijk interesseerde was de gemeenschapsvorming bij cultuurcentra – het tijdschrift is immers altijd een spreekbuis voor de ‘sector’ geweest. Jeroen Olyslaegers zag de valstrikken en opende zijn bijdrage als een ware literator met de mededeling dat hij gemeenschap ‘een wat schunnig woord’ vond, ‘dat iets of niets maskeert als een attribuut van een stripteaseuse’. De laatste vallende veer als het ware. Ook hij weet dat de Tweede Wereldoorlog het moment was waarop ‘gemeenschapsvorming finaal ontspoorde’.
De arcadische heilstaat Vlaanderen
Dit themanummer schoot Stefan Hertmans in het verkeerde keelgat. Hij vond het veel te mak. Het begaf zich in gevaarlijke zones, wat hem inspireerde tot een essay over gemeenschap en samenzijn dat hij samen met enkele andere belgicistische haatstukken tegen Vlaanderen opnam in zijn essaybundel De mobilisatie van Arcadia.** Hij gaf grif toe dat het tijdschrift het gemeenschapsbegrip wilde herijken voor een progressief en open cultuurdebat. Toch meende hij het terug te moeten fluiten naar de realiteit, waar ‘gemeenschap’ de zogenaamd ‘slechte Vlamingen’ uitsluit. De notie samenleving rook naar ‘het eigen groot gelijk’ en verwees volgens hem naar de ‘arcadische heilstaat Vlaanderen’*** waar het gevaar van ‘cultureel absolutisme’ school. Zijn voorstel luidde dan ook om gewoon afscheid te nemen van het woord gemeenschap, en het te vervangen door het woord samenleving. Hij liet in het midden of deze woordvervanging, als ze al gerealiseerd zou worden, ook maar iets aan de realiteit zou kunnen veranderen.
Gemeenschap: het warme woord
Het ontgaat deze hyperbolische denkers dat gemeenschap weliswaar moeilijk te definiëren is, maar dat ze in Vlaamse context misschien wel weggewenst, maar daarom nog niet weggetoverd kan worden. Ze is zelfs niet weg te denken. Men is niet in staat geweest om het ‘gemeenschappelijke’ weg te filteren uit de benamingen voor wat mensengroepen nu ‘eigenlijk’ voorstellen of zouden moeten zijn: commune, communauteit, communisme, samenleving, en zelfs het woord maatschappij dat op ‘maatschap’ berust. Allemaal bevatten ze die soms ongrijpbare maar fundamentele gemeenschap die over een andere dimensie gaat en die vaak een appèl is om samenlevingen als het ware te restaureren. Gemeenschapsdenken heeft, ook in Elchardus’ boek Reset, iets normatiefs en voluntaristisch.
Voor sommige poortwachters, deurwaarders en buitenwippers zoals Ive Marx zijn fenomenen zoals neoliberalisme en migratie afgesloten debatten. Daarover hoeven we niet meer te discussiëren. In de droomwereld van vele historici is ook het nationalismedebat voleindigd. Het ‘verdere onderzoek’ moet hun eigen ‘overweldigende consensus’ slechts bevestigen. Get over it, is hun antwoord. Voor gemeenschapsdenkers echter zijn deze problematieken helemaal niet uitgeput. Ze komen juist nu, nu het neoliberalisme op zijn einde loopt, aan de orde. Daarvoor zijn ze ook gemeenschapsdenkers.
En daarom wordt het tijd dat we van poortwachters wisselen. Zonder afscheidspremie uiteraard.
Wordt vervolgd.
* Mark Elchardus, Bram Spruyt en Christophe Vanroelen, Sociologie. Een inleiding. Pearson Benelux, 2020 (zesde druk), p. 388.
**Stefan Hertmans, ‘Een eeuwige mobilhome. Over gemeenschap en samenzijn’. In De mobilisatie van Arcadia. Amsterdam, 2011, p. 90-113.
***Zo zien we meteen waar de titel van de hele bundel vandaan komt.
Categorieën |
---|
Jean-Pierre Rondas was tot 2011 radiomaker bij Klara (VRT) met de interviewprogramma’s Wereldbeeld en Rondas. Publiceerde 'Rondas’ Wereldbeeldenboek' (2006). Als stichtend lid van de Gravensteengroep redigeerde hij 'Land op de tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen' (2012). In 2014 verscheen 'De hulpelozen van de macht'.
Toen de Oekraïners hun stad Cherson van de Russen heroverden, verscheen op het Telegram-platform een merkwaardige tekst.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.