JavaScript is required for this website to work.

‘The Personal History of David Copperfield’: Dickens’ favoriet

Karel Deburchgrave10/9/2020Leestijd 5 minuten
TitelThe Personal History of David Copperfield
RegisseurArmando Iannucci
In de zalen vanaf9 september 2020
Onze beoordeling
Meer info

Dickenskenner Armando Iannucci blijft erg trouw aan de geest van het boek David Copperfield, zij het dan op een verrassend vernieuwende manier.

‘Van mijn vijftien romans is The Personal History, Adventures, Experience and Observation of David Copperfield the Younger of Blunderstone Rookery mijn favoriet,’ beweerde de auteur van onder meer klassiekers als Oliver Twist, Great Expectations en A Christmas Carol. Zoals de meeste van zijn romans verscheen het eerst als feuilleton in de periode 1848–1850. Dickens moest dus steevast eindigen met een cliffhanger om de spanning erin te houden. Hij deed dat tot aan zijn dood op zijn 58ste: ‘He died of popularity’, luidt het.

Dickenskenner

De 57-jarige Schotse regisseur met de Italiaanse naam Armando Iannucci is een echte Dickenskenner: hij studeerde Engelse literatuur en in 2012 realiseerde hij voor de BBC de documentaire Armando’s Tale of Charles Dickens. Wij kennen Iannucci echter als politiek satiricus van de sitcom The Thick of It en de spin-off In the Loop, maar ook Veep en The Death of Stalin. Die laatste pikzwarte geschiedenisles rond paranoia en machtsgeilheid wordt in Rusland bestempeld als een westers plan om het land te ontwrichten en is er verboden.

Gechoreografeerde chaos

Of ook Iannucci’s filmadaptatie The Personal History of David Copperfield de Dickensfans overal ter wereld zal destabiliseren? Nee, want Iannucci blijft erg trouw aan de geest van de roman met als eindresultaat: gechoreografeerde chaos.

De film begint met Copperfield, die zoals Dickens zelf vaak deed, voorleest uit zijn boek. Net zoals in Joe Wrights Anna Karenina (2012) wordt de vierde (toneel)wand doorbroken en begint Copperfield zelf alles te becommentariëren en zijn eigenheid te zoeken. Niet toevallig heeft hij vijf namen: Trotwood, Trot, Davy, Doady en Daisy. Maar het is als David Copperfield dat hij zijn identiteit als schrijver echt vindt tussen de klassieke Dickensiaanse typetjes. Tegenover de lieve surrogaatmoeder Clara Peggotty (Daisy May Cooper), de goedhartige tante Betsy Trotwood (Tilda Swinton) met haar afkeer voor ezels op haar landgoed en haar inwonende Mr Dick (Hugh Laurie) met zijn Charles I-fobie staan de snoodaards: de kruiperige, ‘ever so (h)umble’ Uriah Heep (Ben Whishaw), diens keiharde cakes bakkende moeder, Davids wrede stiefvader Edward Murdstone (Darren Boyd) en diens zus.

Hakbijl of scalpel

Dickens nam de tijd om zijn verhalen te vertellen. Armando Iannucci en co-scenarist Simon Blackwell hebben die tijd niet. Dus wordt niet alles verteld in de bijna twee uur durende romanadaptatie met zijn noodzakelijke wijzigingen en weglatingen. Soms met de hakbijl, dan weer met het scalpel.

Geen Salemschool van de sadistische directeur Creakle meer.  In Delbert Manns versie uit 1970 zagen we Laurence Olivier als Mr. Creakle en Richard Attenborough als de eenbenige Mr. Tungay nog de pannen van het dak spelen. De koetsier Barkis ‘is willing’ is hier in deze versie ook verdwenen, net zoals Davids schoolvriend Tommy Traddles en Rosa Dartle: het litteken op haar lip vinden we wel terug bij James Steerforths moeder. David trouwt niet met het kindvrouwtje Dora Spenlow, wier kapsel hij overal ziet opduiken en Ham overleeft zijn poging om James Steerforth te redden. En er wordt niet naar Australië uitgeweken.

What the dickens

Begint de film met een lezing, dan begint de roman met Copperfields wens een held in zijn eigen levensgeschiedenis te worden. ‘Whether I shall turn out to be the hero of my own life … these pages must show.’ [Of ik de held zal worden van m’n eigen leven … zal uit deze pagina’s moeten blijken.] Het is ook de openingszin van de film.

Na zijn achtste roman, David Copperfield, schreef Dickens er nog eens zeven. Ze zijn bijna twee eeuwen na publicatie nog steeds in druk. Met in totaal een 650-tal personages. In zijn documentaire Armando’s Tale of Charles Dickens vindt Iannucci er zelfs nog meer.

Ter vergelijking: die andere Engelse gigant scoort met zijn 37 toneelstukken het dubbel. ‘What the dickens’ was trouwens een Shakespeareaans eufemisme voor de duivel en heeft eigenlijk niets te maken met de Victoriaanse schrijver. In de Merry Wives of Windsor (III, ii) zegt Mistress Page: ‘I cannot tell what the dickens his name is.’ Ze had evengoed ‘what the devil’ kunnen zeggen. Maar het was wel de reden waarom Dickens in het begin schreef onder de schuilnaam Boz, de bijnaam van zijn jongere broer Moses. Dickens wou niet met de duivel worden geassocieerd en noemde zichzelf ‘the inimitable Boz’.

Uitersten

Zowel Shakespeare als Dickens creëerden uitersten. Zo zijn er de engelachtigen zoals Romeo, Juliet, Davids gouvernante Clara Peggotty en zijn tante Betsey Trotwood. Zij staan diametraal tegenover de duivelse Tybalt, Jago, en Davids stiefvader en diens zus.  Heel wat van die Dickens-creaties, net zoals die van de Bard, spreken nu nog altijd tot de verbeelding. De tengere, uitgehongerde Oliver Twist die wordt uitgekafferd omdat hij met bord en lepel in de hand vraagt: ‘Please Sir, I want some more’. De enge, gierige vrek Ebenezer Scrooge die op kerstdag transformeert tot een vrijgevige weldoener. En zovele anderen.

‘Something will turn up’

Dat David Copperfield Dickens’ lievelingsroman was, is te verklaren door de autobiografische aard van deze Ik-roman, samen met Great Expectations goede voorbeelden van de Engelse Bildungsroman. Het was net door die overdaad aan persoonlijke gegevens dat Holden Caulfield in zijn openingszin vertelt dat hij die ‘David Copperfield kind of crap’ in zijn coming-of-age verhaal The Catcher in the Rye niet wenste.

David Copperfield en de schrijver hebben heel wat gemeen. Om te beginnen de omgekeerde initialen Dickens Charles. Beiden misten een vader: die van David stierf voor zijn geboorte, die van Charles zat wegens schulden in de gevangenis. Beiden moesten op hun 12de kinderarbeid verrichten, leerden daarna zichzelf lezen en schrijven, hadden een ongelukkig huwelijk, verpersoonlijkten het van-lompen-tot-rijkdom-traject en last but not least werden wereldberoemde schrijvers van verhalen die illustreerden hoe hard het leven tijdens het Victoriaanse tijdperk wel was. Althans voor de armen.

Chroniqueur van de grootstad

Als literair genie en chroniqueur van de grootstad midden in de industriële revolutie kaartte hij als eerste het contrast aan tussen de extreme rijkdom van de ‘haves’ en de erbarmelijke werkomstandigheden van de ‘have nots’. Gevangenissen, wees- en tuchthuizen, gore achterbuurten en kinderarbeid in smerige fabrieken: ze vormen de arena van zijn romans waarin hij het onvoorwaardelijk opneemt voor de underdog. Met humor waar je tragiek verwacht.

En altijd een lach en een traan, steeds met hoop. Zoals Mr Micawber, ooit een glansrol voor W.C. Fields​ in de 1935 George Cukor-versie en hier in de film vertolkt door Iannucci’s fetisjacteur Peter Capaldi, de optimistische boodschap altijd opnieuw verwoordt: ‘Something will turn up’.

De onnavolgbare

De beste verhalenverteller ooit, noemde zichzelf soms ‘the inimitable’. Dat onnavolgbare ligt vooral in de humor in situaties waar een lach niet thuishoort. Hoewel het Victoriaanse Engeland overal primeert, zijn de personages en thema’s universeel, volgens Orwell door iedere strekking wel eens ingelijfd, van marxisten tot conservatieven tot katholieken. Zij krijgen allen dezelfde boodschap: liefde vriendschap en goedheid, zoals bij de arme Peggotty’s die samenleven in een omgekeerde boot, zijn belangrijker dan rijkdom, macht en sociale status. In hoofdstuk veertien krijgt Copperfield dan ook de volgende raad van zijn tante, de goede fee van het verhaal: ‘Never be mean in anything; never be false; never be cruel. Avoid those three vices, Trot, and I can always be hopeful of you.’ [Wees nooit gemeen in niets; nooit vals; nooit wreed. Vermijd die drie zondes, Trot, dan kan ik altijd hoop hebben voor jou.]

Wit wordt zwart

In de film zijn zowel de jonge David, in 1999 door Daniel Radcliffe zo goed vertolkt dat hij de hoofdrol kreeg in de Harry Potterfilms, als de oudere David en de dokter die de bevalling doet, kleurlingen. Ook Mr Wickfield en dochter, James Steerforths moeder en Ham, zijn geen witte Victorianen. ‘A travesty of Dickens’, klinkt het op het internet. Daar vragen ook kleurlingen zich af waarom we niet authentiek en trouw blijven aan onze westerse roots. ‘Colourblind casting’ noemt men het. Je bent erg voor of nog erger tegen.

Dev Patel, een Brit van Gujarat-Indische origine, bekend van Slumdog Millionaire, de twee Marigold Hotels, Lion en Hotel Mumbai, is nochtans briljant in zijn rol. Dat was ook de zwarte theateracteur Welket Bungué in Berlin Alexanderplatz als de Berlijnse Franz Biberkopf, nu een bootvluchteling uit Guinee-Bissau. Of we nu echt staan te wachten op een update van onze nationale coming-of-age roman van Ernest Claes, verfilmd als De Zwarte en vertolkt door het zoontje van Will Smith? ‘That’s the question’, zou Papaa Essiedu zich afvragen, de eerste zwarte Deense prins Hamlet in het bestaan van de Royal Shakespeare Company.

Wat u zich in ieder geval niet mag afvragen is of in deze adaptatie het hoofdpersonage zo maar eventjes het New Yorkse Vrijheidsbeeld kan laten verdwijnen. Dat is magisch voer voor een totaal ander David Copperfieldverfilming.

Karel Deburchgrave is filmrecensent en was voorzitter van het filmtijdschrift Filmmagie. Hij is de auteur van 'Shakespeare in scène' gezet en filmdocent in diverse filmmusea en cultuurcentra in Vlaanderen en Nederland. Hij studeerde Germaanse filologie (UFSIA en KU Leuven) en is Fulbright alumnus van de Universiteit in Minneapolis-St. Paul.

Commentaren en reacties