Sociaal overleg versleten?
Door de onderhandelingstafel te verlaten, opent het ABVV een debat dat de vakbonden net willen vermijden: is het sociaal overleg nog aangepast aan de noden van vandaag?
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementBegin februari besliste de socialistische vakbond om het sociaal overleg binnen de zogenaamde Groep van Tien (zie kader) te verlaten. Die verregaande stap zette kwaad bloed bij de werkgevers en vele politici. Zelfs de relatie tussen ABVV en de sp.a kwam onder zware druk. Minister van Arbeid Monica De Coninck (sp.a) ‘gaat haar boekje te buiten’ en ‘moet de motor smeren, maar zij strooit er net zand in’, vindt Anne Demelenne, algemeen secretaris van het ABVV en voorzitster van de Waalse vleugel FGTB. Herwig Jorissen van ABVV-Metaal noemt de minister ‘eigenwijs’. ABVV-voorzitter Rudi De Leeuw zegt de sp.a de wacht aan in een scherp vraaggesprek met De Standaard.
Volgens de liberale vicepremiers Didier Reynders (MR) en Alexander De Croo (Open Vld) mag de regering ‘zich niet laten gijzelen door de sociale partners’. ‘Met de sociale partners als het kan, zonder als het moet’, laat zelfs collega Steven Vanackere (CD&V) horen en die behoort nadrukkelijk tot de vakbondsvleugel van zijn partij. De PS blijft wel ronduit achter de socialistische vakbond staan. Op de kamertribune deed Kristof Calvo (Groen) een opgemerkte poging om zich te ontpoppen tot nieuwe woordvoerder van de vakbond in het parlement. Tussen Vlaams Belang en vakbonden heeft het nooit geboterd. Het vertrek van ABVV van de onderhandelingstafel zorgt in elk geval voor zware spanningen voor een kroonjuweel van de Belgische constructie, het sociaal overleg.
Di Rupo staat stil
‘Nu het overleg tussen werkgevers en werknemers op apegapen ligt, is het hoog tijd dat de regering haar verantwoordelijkheid neemt’, vindt Zuhal Demir. Deze juriste behaalde een bijkomende master arbeidsrecht en pleitte daarna zowat tien jaar als advocate voor de arbeidsrechtbank tot ze in 2010 werd verkozen als Kamerlid voor N-VA. ‘Maar bij de club van Di Rupo heeft de stilstand toegeslagen. Ze besteedde de problematiek van de noodzakelijke sociale hervormingen uit aan de sociale partners in de hoop dat die de knopen zouden doorhakken. De regering is zelf absoluut niet eensgezind over de flexibilisering van de arbeidsmarkt, hervorming van de sociale zekerheid of hoe de statuten van arbeider en bedienden een te maken.’
Volgens haar is het sociaal overleg te dikwijls een excuus voor de overheid om niets te doen. ‘De politieke verantwoordelijken leunen graag achteruit in de hoop dat de sociale partners de kastanjes uit het vuur halen. Daar liggen die kastanjes nu echter te verbranden. Met alle respect voor de vakbonden en de werkgeversorganisaties, zij vertegenwoordigen hun leden en hebben niet het algemeen belang als eerste doelstelling.’ Demir wijst er op dat bijvoorbeeld cao’s bindend zijn voor de betrokken werkgevers en werknemers. ‘Dat vormt een alternatieve vorm van wetgeving, buiten het parlement om. Zulke cao’s worden haast automatisch door de minister bekrachtigd met een koninklijk besluit zodat ze een wettelijke basis krijgen. In de Kamer worden daarover nooit debatten gevoerd.’ Ze merkt nog fijntjes op dat vakbonden en werkgevers het steeds meer oneens zijn over de draagwijdte van hun eigen afspraken en voortdurend de rechtbanken inschakelen om uitsluitsel te geven.
Nochtans zorgde dat sociaal overleg decennia lang voor de nodige rust op de werkvloeren. ‘Juist, zolang er geld te verdelen was, lukte het om akkoorden af te sluiten. Verhogingen van uitkeringen werden dan geruild voor lastenverlagingen en zowel vakbonden als werkgevers konden opgetogen naar hun achterban. Maar wanneer het geld op is en er moeilijke beslissingen moeten worden genomen, faalt het sociaal overleg doorgaans. In 2005 lukte het niet om een akkoord te vinden over het Generatiepact, in 2011 vonden de sociale partners geen overeenstemming over de loonafspraken. We kregen een Interprofessioneel Niet-Akkoord. Op zo’n momenten moet de politiek ingrijpen. Maar deze regering lijkt daartoe niet in staat, want de interne tegenstellingen zijn erg groot.’
Andere rol voor sociale partners
De oproep aan de regering om in te grijpen lijkt niet zo ver af te staan van wat de Vlaamse regeringspartijen laten horen maar botst frontaal met de houding van de PS. Die communautaire spanning speelde ook mee in de vreemde houding van het ABVV. ‘De Leeuw onderhandelde mee de afgesloten deelakkoorden maar werd daarna teruggefloten en dat vooral door de FGTB-vleugel. In Vlaanderen loopt het sociaal overleg overigens een stuk soepeler’, vindt Demir.
Zij stelt niets minder dan een fundamentele hervorming van de sociale overlegstructuur voor. ‘Nu vinden de onderhandelingen paritair plaats, dat wil zeggen tussen vakbonden en werkgeversorganisaties. Dat moet worden omgebogen naar een tripartite overleg waarbij de overheid als derde partij de onderhandelingen leidt. Ik zie voor vakbonden en werkgeversorganisaties op het nationale niveau eerder een rol als adviseur en bewaker weggelegd. Het grote kader moet een zaak van politiek debat worden, gevoerd door de verkozenen des volks in het parlement. Per sector en onderneming staan de sociale partners dan wel in voor de concrete invulling.’
Het vraagt weinig verbeeldingskracht om te voorspellen dat de sociale partners hervorming absoluut niet genegen zijn. Demir: ‘We kennen nu bijvoorbeeld ongeveer 170 Paritaire Comités. Die staan elk in voor een sector, meestal nog opgedeeld in arbeiders en bedienden. Sommige komen amper samen. Als advocate kon ik dagelijks ervaren hoe verwarrend dat werkt. Zo’n kluwen is voor de betrokken werknemers en werkgevers dikwijls totaal ondoorzichtig. Daar zou gewoon drastisch het mes in moeten worden gezet. Maar die 170 Paritaire Comités worden natuurlijk wel allemaal bevolkt door afgevaardigden van de sociale partners. Wie daar in snoeit, snijdt ook in hun vel. Uiteraard krijg je daar geen applaus voor van die kant.’
Peter De Roover was achtereenvolgens algemeen voorzitter en politiek secreteris van de Vlaamse Volksbeweging , chef politiek van Doorbraak en nu fractievoorzitter voor de N-VA in de Kamer.
Peter De Roover verantwoordt de keuze van de N-VA om in Vlaanderen een Zweedse coalitie op de been te helpen, zonder het Vlaams Belang.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.