This is a man’s world: over heldinnen in het theater
foto © Pixabay
Bij sommige boeken vraag je je af waarom niemand op het idee kwam om ze te schrijven. Dramatische vrouwen van Laurens De Vos is er zo een.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementBij sommige boeken vraag je je meteen af waarom niemand eerder op het idee kwam om ze te schrijven. Dramatische vrouwen van theaterwetenschapper Laurens De Vos (Universiteit van Amsterdam) is er zo een: aan de hand van tien iconische toneelheldinnen probeert de auteur in zijn boek tot een alternatieve theatergeschiedenis te komen.
Negen van die heldinnen zijn het product van een mannelijke verbeelding, reuzen van de westerse theaterliteratuur: Euripides, Seneca, Shakespeare, Vondel, Brecht en Beckett, om maar die te noemen. Enkel in het laatste hoofdstuk van Dramatische vrouwen staat een tekst centraal die door een vrouw geschreven werd: 4.48 Psychosis van de Britse Sarah Kane (1971-1999).
Onevenwicht
Dat onevenwicht zegt al veel over het verhaal dat ten grondslag ligt aan het boek van De Vos. Tot een heel eind in de twintigste eeuw is de theaterwereld een zaak van mannen. Zij schrijven de teksten, regisseren de opvoeringen, beheren de financiën en domineren de theaterkritiek.
Vrouwen komen in dat lange verhaal dat 25 eeuwen overspant wel voor, maar dan als personages en actrices – al is er ook een tijd geweest dat vrouwenrollen werden gespeeld door mannen. De tijd van Shakespeare, meer bepaald, toch geen dieptepunt in de geschiedenis van het westerse toneel.
Verwijfdheid
Het is beslist ironisch dat in de westerse filosofie het theater en het theatrale desondanks als iets vrouwelijk werden gezien. Het theater was de plek waar men een rol speelde, waar men emoties etaleerde, waar men zijn gezicht verfde – allemaal tekenen van vrouwelijkheid, van verwijfdheid zelfs.
Mannelijkheid, zo wil het traditionele denkbeeld dat we bij de Grieken en in de Bijbel terugvinden, is standvastigheid – en theater is het tegendeel. Plato’s probleem met literatuur is in hoge mate een probleem met het theater van zijn tijd: de plek waar mensen zichzelf niet moeten zijn. En wanneer Augustinus in de Confessiones terugkijkt op zijn zondige verleden, is het eerste waar hij aan denkt de toneelopvoeringen waar zijn vroegere zelf zo van genoot.
Beklag
In de inleiding tot zijn boek citeert De Vos twee actrices die zich beklagen over een en ander: dat er veel minder interessante vrouwenrollen zijn in de klassiekers van het theater dan mannenrollen. En dat boeken over theater zo weinig over die vrouwelijke personages te zeggen hebben.
Met Dramatische vrouwen neemt De Vos de handschoen op, en hoe. Niet alleen geeft hij in de tien hoofdstukken van zijn boek evenveel lezingen van stukken waarin een vrouwelijk hoofdpersonage centraal staat, hij doorweeft zijn analyse van die stukken bovendien met inzichten in de historische achtergrond waarin de teksten ontstonden. Daardoor leest Dramatische vrouwen ook als een cultuurgeschiedenis van het westerse toneel.
Het is een vrouwtje
In twee van de hoofdstukken staan personages centraal die hun naam aan meer dan één stuk gaven: Medea (teksten van Euripides en Seneca) en Maria Stuart (teksten van Vondel en Schiller). Andere heldinnen die De Vos selecteerde zijn Antigone (Sophocles), Mariken van Nieumeghen, Lady Macbeth (Shakespeare), Bérénice (Racine), Hedda Gabler (Ibsen), Moeder Courage (Brecht) en Winnie uit Becketts Happy Days.
De auteur is met dit boek niet aan zijn proefstuk toe. Aan de Universiteit Gent verdedigde hij indertijd een uitstekend doctoraat waarin Beckett en Sarah Kane al centraal stonden. Ook was hij een van de drie auteurs van een bij uitgeverij Lannoo verschenen overzichtswerk over Shakespeare. De Vos heeft voldoende vlieguren op de teller om een werk van deze breedte en diepgang te schrijven.
The male gaze
Zowel in zijn proefschrift als in latere publicaties toont De Vos zich sterk geïnspireerd door de psychoanalyse van Freud en Lacan. Die twee (samen met vele anderen) hebben ons geleerd dat we ons bij de voorstellingen die we ons van vrouwen maken – buiten de schouwburg evenzeer als erin – erg moeten hoeden voor ‘the male gaze’: de typisch mannelijke blik die van vrouwen hoeren of heiligen maakt, moeders of minnaressen, en vaker nog een wonderlijke combinatie van die stereotypen.
De Vos trapt niet in de val om die kwestie al te centraal te stellen in zijn boek. De genderpolitie zou het hem als man die net over dit onderwerp schrijft wellicht niet makkelijk vergeven. Maar tussen de regels en de bedrijven door bepaalt de mannelijke beeldvorming van vrouwelijke personages natuurlijk sterk de verhalen die in al deze stukken centraal staan.
De wet van de Vader
Voor Lacan is de westerse cultuur sterk bepaald door wat we in zijn spoor ‘de wet van de Vader’ zijn gaan noemen, een systeem van regels en verordeningen die het patriarchale bestel ondersteunen. Veel van de personages waarover het in Dramatische vrouwen gaat, komen in conflict met die wet.
Antigone krijgt haar persoonlijke geweten niet in overeenstemming met wat het staatsapparaat van haar verwacht. Ze wil haar broer begraven, maar krijgt daarvoor niet de toestemming. Medea worstelt met het dwingende beeld van de goede moeder: ze neemt wraak op haar man door haar en zijn kinderen te vermoorden. Beide vrouwen tonen zich in de naar hen genoemde stukken als de onredelijkheid zelve. Ze gedragen zich hysterisch: ze hebben dan ook een baarmoeder.
Emancipatie
Lady Macbeth lijkt van een heel andere orde. Zij is zelfs mannelijker dan haar man, naar wie Shakespeare zijn stuk ten onrechte noemde. Zoals De Vos laat zien, is zij en niet hij de echte protagonist van het stuk. Catherine Belsey schreef met The Subject of Tragedy ooit een boek waarin ze aantoonde dat de vrouwen bij Shakespeare doorgaans hun identiteit ontlenen aan de mannen met wie ze samenzijn: bij de Macbeths lijkt me het omgekeerde het geval.
Hoe dichter we in Dramatische vrouwen bij de eigen tijd komen, hoe meer het opvalt dat het verhaal van deze theatergeschiedenis in wezen steeds hetzelfde blijft. Plus ça change, plus ça reste la même chose. Of het nu om Ibsen gaat, om Brecht of Beckett, de vrouwelijke personages die bij De Vos worden belicht, danken wie ze zijn niet aan zichzelf, maar aan anderen, aan mannen die de plak zwaaien. Dat leidt bij deze moderne vrouwen tot frustraties en tot inzicht van hun ondergeschikte positie, maar niet tot echte emancipatie.
Gedurfd
Dramatische vrouwen is een rijk boek dat het naar mijn gevoel toch nog met een hoofdstuk meer had kunnen doen: een hoofdstuk meer bepaald waarin de auteur ons Piet Huysentruyt-gewijs had kunnen uiteenzetten wat we op het einde van deze leesrit precies moeten onthouden. En waarin hij duidelijk had kunnen maken waarin zijn alternatieve theatergeschiedenis precies alternatief is. Na lectuur vraag ik me af of een boek dat ons door de geschiedenis had laten reizen met iconische mannenpersonages zo’n wezenlijk ander verhaal had opgeleverd. Ook veel mannelijke toneelhelden zijn producten van de maatschappelijke orde die hen de wet van de Vader opleggen.
Dit gezegd zijnde: auteur en uitgever van dit mooie boek verdienen alle lof. De auteur omdat hij het heeft geschreven op de manier waarop hij dat deed (met veel en breed historisch inzicht, maar met de focus toch scherp). De uitgever omdat hij de publicatie van het boek heeft aangedurfd. Zonder onnodige toegevingen aan de vermeende gemakzucht van de lezer. En omdat hij ervoor heeft gekozen de geciteerde tekstfragmenten zowel in vertaling als in het origineel af te drukken. Zelfs in het Grieks van Sophocles en Euripides: faut le faire!
Jürgen Pieters doceert literatuurwetenschap en 'Creative criticism' aan de Universiteit Gent. Recent verschenen 'Literature and Consolation' (Edinburgh University Press) en 'Een boekje troost' (Borgerhoff & Lamberigts). Hij werkt aan een nieuw boek over lezen in contexten van zorg.
De lotgevallen van Don Quichot lijken ‘wreed grappig’, maar kunnen evengoed een toonbeeld van zelfopoffering uit een verloren gegane wereld zijn.
Bijna twintig jaar na datum blijkt een beruchte zaak van raciaal seksueel geweld volledig verzonnen