Treurnis omtrent Rogier van der Weyden
Opinie
Het debacle rond de afgelaste Rogier van der Weyden-tentoonstelling kraakt het internationale prestige van onze federale musea. Cathy Coudyser (N-VA) vraagt dat er dringend wordt opgetreden door de regering.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe vroegtijdige sluiting van de grote Rogier van der Weyden-tentoonstelling is het recentste drama op het brokkenparcours van Michel Draguet, de directeur van het museum voor Schone Kunsten en al drie jaar ad interim-directeur van Kunst en Geschiedenis. Los van de financiële opdoffer, is de sluiting wegens waterinfiltratie een kaakslag aan het adres van de wetenschappers Véronique Bücken en Griet Steyaert. Zij hebben een wetenschappelijke prestatie van wereldniveau neergezet en zien nu hun jarenlange arbeid en reputatie gecompromitteerd.
De bruiklenen van de meest prestigieuze musea wereldwijd moeten inderhaast terugkeren naar New York, Boston, Philadelphia, Melbourne… Het valt af te wachten wat de gevolgen zullen zijn van de blootstelling aan de bruusk verhoogde vochtigheid. Vooral voor de paneelschilderijen kan dit rampzalig zijn geweest. Het zal bijgevolg nog een eeuwigheid duren vooraleer het vertrouwen hersteld is en bijvoorbeeld de Uffizi in Florence nog eens hun Graflegging aan een Belgische instelling zullen uitlenen. Wat is gebeurd, is du jamais vu, de imagobeschadiging van de federale musea en België enorm.
Zoals zo vaak zal nu rond deze kwestie de verantwoordelijkheid doorgeschoven worden van de een naar de ander en zullen we nog vele jaren wachten op het antwoord. Toch wens ik te wijzen op de politieke verantwoordelijkheid en roep de regering, en in het bijzonder de staatssecretarissen Philippe Courard (PS) en Servais Verherstraeten (CD&V) op om maatregelen te nemen tegen dit wanbeleid. Het is de fundamentele taak van de overheid om kunstwerken te bewaren, te conserveren en te ontsluiten. Op deze manier lukt dat voor beide musea niet meer.
Grondige renovaties blijven uit. Inventarisatie van de collectiestukken blijft uit. Digitalisering om het ontsluiten te vergemakkelijken blijft uit. Het managementbeleid in deze musea laat te wensen over. Vandaar de vraag dat staatssecretaris Courard van de POD Belspo – administratief verantwoordelijk – een grondige evaluatie opmaakt en dan ook de juiste conclusies trekt. De directeur neemt keer na keer de verkeerde beslissingen. Zijn autoritaire stijl is bekend, zijn neiging om bekwame conservators op een zijspoor of zelfs af te zetten ook. Zijn ettelijke buitenlandse dienstreizen zijn zeer controversieel. De tevredenheid op het werk is amper 37%. Mijn talrijke parlementaire vragen blijven onbeantwoord.
Daarom een kort overzicht van de opgestapelde miskleunen, in de hoop dat de overheid ingrijpt.
Draguet houdt niet van transparantie, letterlijk dan. Architectuur is voor hem niet meer dan een skelet dat naar eigen goeddunken kan getransformeerd worden, al was het maar om daglicht tegen te houden. Zo werd het Magrittemuseum, eigenlijk twee verdiepingen die eerder als tijdelijke tentoonstelling werden opgevat, volledig verduisterd door afdekking van de ramen. De huidige problemen met Van der Weyden werden veroorzaakt door zonder betrokkenheid van de Regie der Gebouwen per se de lichtschacht in het centrum van de tentoonstellingsruimte te willen sluiten. Daaronder bevinden zich de ruimtes van het geplande Fin-de-Sièclemuseum rond de collectie-Gillion-Crowet. Dit soort van ingrepen is volstrekt respectloos tegenover de bestaande architectuur. Bovendien is het weren van daglicht museologisch reactionair te noemen. Het integreren van schenkingen is bedenkelijk als zij aanleiding geven voor een stoelendans waarbij finaal oude collecties afvallen en architectuur wordt mismeesterd.
Door zijn plannen voor dat laatste museum, sloot hij de collectie moderne kunst, wat terecht hevige reacties uitlokte en de overheid opzadelt met een nieuw probleem: waar moeten die werken nu heen? Niemand minder dan ere-directeur Philippe Roberts-Jones nam vorige week afstand van Draguet (La Libre, 21 november 2013). Nog geen maand geleden werden wegens reëel gevaar voor de wandelaars rond het Chinees Paviljoen, ook de Japanse Toren en het Museum voor Japanse Kunst gesloten. Die twee hadden gerust open kunnen blijven. Hoewel de uitvoering van de werken in de startblokken stond, verwees Draguet drie jaar geleden de plannen voor zes zalen art nouveau en art deco in Kunst en Geschiedenis naar de prullenmand. Wat er met het anderhalf miljoen van InBev-Baillet Latour is gebeurd en het half miljoen van de Nationale Bank blijft een raadsel.
Op tentoonstellingsvlak is een ander debacle de afzegging van de met veel bombarie aangekondigde expositie van werken van Klimt en Hoffmann, twee jaar terug. De Weense partners wensten uiteindelijk niet met Draguet verder te werken. Die mist duidelijk relationele vaardigheden en managerscapaciteiten om een ambitieus project rond te krijgen.
‘Ik kwam, ik zag, ik sloot’ is de gevleugelde uitspraak die men aan directeur Draguet kan kleven. Niet echt een positieve insteek voor iemand die als gedoodverfde PS-protegé het federale kunstpatrimonium uitstraling moet verlenen en het terloops ook moet helpen inbedden in het Brussels Gewest. Die regio moet vanuit de Franstalige visie samengaan met het Waals Gewest als er ooit een boedelverdeling zou komen. Maar dat is nog een ander verhaal.
Als N-VA volksvertegenwoordiger pleit ik ervoor om deze federale instellingen met internationale uitstraling en wereldtopstukken meer autonomie te geven met een eigen raad van bestuur, die tenminste een onafhankelijke controletaak heeft. Deze instellingen worden ook beheerd vanuit de twee deelstaten, met een beheersovereenkomst, zodat transparantie en efficiëntie hoogtij vieren. Samen met private partners kunnen deze instellingen de concurrentie met andere musea op topniveau weer aan.
De auteur is volksvertegenwoordiger voor N-VA.
Doorbraak publiceert graag en regelmatig artikels die door externe auteurs worden aangebracht. Deze auteurs schrijven uiteraard in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid.
Karianne Boer: ‘De lockdowns hebben bijgedragen aan bijna 200 maal meer kindermisbruikmateriaal.’
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.