Turkije tegen Koerden
Turkse aanval op Koerdische enclave in Syrië
foto © Reporters/Abaca
Het Turkse offensief in Afrin wil de Syrische Koerden hun fel bevochten autonomie ontzeggen. De wereld kijkt intussen zwijgend toe.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementSinds de oprichting van de Turkse republiek in 1923 met Kemal Atatürk als president, leven er volgens de overheid in het land alleen nog Turken. Sedertdien heeft de grootste niet–Turkse minderheid, de Koerden (14,5 miljoen), vrijwel geen rechten meer. Als de Koerden daartegen vreedzaam of met de wapens in opstand komen bestempelt Ankara ze als ondergravers van de republiek of doodgewoon als terroristen. Voor de huidige Turkse President Erdogan is die opvatting van Atatürk nog steeds springlevend. Er kan dus geen sprake zijn van een autonoom Koerdistan, zeker niet vlakbij de Turkse grens.
Koerdische renaissance
In Rojava in Noord–Syrië kwamen in 2011 de Koerdische YPG tot leven. YPG is een Koerdisch acroniem dat, vrij vertaald, ‘Eenheden voor de bescherming van het volk’ betekent. De YPG vormen de spil van de Syrische Democratische Strijdkrachten. Dit is de alliantie die, met steun van de VSA maar tegen de zin van Ankara, met succes tegen de Islamitische Staat strijdt. Hun doel is Afrin een van de drie Koerdische kantons in het noorden van Rojava of westelijk Syrië tot een autonoom Koerdisch gebied te maken. Sedert 2012 oefent de Koerdische Democratische Unie Partij (PYD) en haar militaire vleugel, de YPG, daar de macht uit. Inmiddels ging de Koerdische beweging een alliantie aan met Arabische, Assyrische en zelfs Turkmeense bevolkingsgroepen. Samen vormen zij de Syrische Democratische Strijdkrachten (SDF).
Turkse haat
Voor Erdogan is dat alles volkomen onaanvaardbaar. Na acht dagen van artilleriebeschietingen over de grens heen, kondigde hij op zaterdag 20 januari een offensief tegen Afrin aan. Hij noemde het ‘Operatie Olijftak’ met als doel de Koerdische enclave ‘van terroristen te bevrijden’. Haast dadelijk daarna was het zover. Naar verluidt bombardeerden 72 Turkse gevechtsvliegtuigen Koerdische doelwitten in Noord-Syrië. Een Koerdische woordvoerder in Afrin bevestigde de luchtaanvallen waarbij tien doden zouden zijn gevallen, onder wie zes of zeven burgers.
Het Turkse leger maakte nog op zaterdag bekend die dag 45 doelen in en om Afrin te hebben gebombardeerd. Het zou gaan om ‘schuil- en opslagplaatsen van de YPG waar onder meer munitie en wapens waren opgeslagen’. Erdogan wil niet alleen de Koerden uit Afrin verdrijven maar ook langs de Turks-Syrische grens een dertig kilometer brede veiligheidszone scheppen. Op zondag 21 januari trokken Turkse grondtroepen Afrin binnen samen met, naar eigen zeggen, 25 000 strijders van het door Ankara opgeleide ‘Vrije Syrische Leger’.
Erdogan hoopt op een kort offensief in Noord-Syrië. Hij waarschuwde ook sympathisanten van de Koerden in eigen land niet tot protestacties over te gaan. Die waarschuwing is vooral gericht tegen leden van de pro-Koerdische oppositiepartij HDP. Bij protesten zullen de veiligheidstroepen onmiddellijk en streng optreden, beklemtoonde hij.
De wereld kijkt toe
Nadat de YPG zowat het meest hebben bijgedragen tot het vrijwel opdoeken van de Islamitische Staat in Syrië komen de internationale reacties op het offensief tegen de Koerden in het Syrische Noorden als vrij lauw over. De Turkse militaire actie in een soeverein land is nochtans duidelijk een inbreuk op het internationaal recht.
Alleen Iran blijft Assad steunen en veroordeelt de ‘Amerikaanse inmenging’ in Syrië. Teheran zal wapens en troepen sturen om de Syrische regering helpen.
De Europese Unie zwijgt in alle talen, want ze moet door het ‘wir schaffen dass’ van Merkel nu zoete broodjes bakken met Erdogan. Ander gaat de in principe gesloten Balkanroute terug open met als gevolg een stijgende toevloed van migranten.
Het ziet er naar uit dat Rusland en Turkije tot een geheim akkoord zijn gekomen:
- Turkije kan zijn gang gaan in Afrin en omgeving;
- Moskou en Damascus kunnen verder oprukken naar Zuid–Syrië om daar de oppositie tegen Assad de kop in te drukken.
Wel verklaarde de Russische minister van Buitenlandse Zaken, Sergej Lavrov dat Koerdische vertegenwoordigers zijn uitgenodigd voor de vredesgesprekken betreffende de toestand in Syrië die volgende week in Sotsji plaatsvinden. Volgens de minister moeten de Koerden een rol spelen in het toekomstige politieke proces in Syrië. Rusland is de belangrijkste bondgenoot van Assad. Moskou probeert al enkele weken af te raken van zijn imago als strijdende partij en integendeel meer op te treden als vredestichter in een land waar een burgeroorlog woedt. Lavrov wreef de VSA aan de Koerden in het noorden van Syrië tot separatisme aan te moedigen.
En de Amerikanen?
De Koerden zelf hebben de door de VSA geleide internationale coalitie tegen terreurgroep IS gevraagd ‘haar verantwoordelijkheid’ te nemen in verband met het al drie dagen durend Turks offensief tegen Afrin. Washington heeft de YPG nu minder nodig om de Islamitische Staat in Syrië op te doeken. Het wil zijn al gespannen betrekkingen met Ankara niet nog meer opdrijven. De VSA vroegen hun NAVO-partner Turkije zondagavond wel om ‘blijk te geven van terughoudendheid’ in Syrië.
Heather Nauert, de woordvoerster van het ministerie van Buitenlandse Zaken schrijft in een mededeling: ‘De Verenigde Staten zijn erg bezorgd over de situatie in het noordwesten van Syrië, vooral met betrekking tot het lot van onschuldige burgers die nu geconfronteerd worden met een escalatie van geweld’. Washington wil dat Ankara zich ervan vergewist dat ‘zijn militaire operaties van een beperkte duur en omvang blijven’ en dat ‘burgerslachtoffers scrupuleus vermeden worden’.
Het Turks offensief tegen de Koerden in Syrië wordt echter niet veroordeeld. In de mededeling van het Amerikaans ministerie van Buitenlandse Zaken staat integendeel: ‘We blijven onze steun verlenen aan Turkije, onze bondgenoot binnen de NAVO en belangrijke partner in de strijd tegen de groep Islamitische Staat, om een antwoord te bieden aan de legitieme bezorgdheden op het vlak van veiligheid’.
De Franse slag
Frankrijk wil een spoedzitting van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties over de situatie in Syrië. De Franse minister van Buitenlandse Zaken, Jean-Yves Le Drian, riep na een telefoongesprek met zijn Turkse collega de Turkse autoriteiten op zich terughoudend op te stellen ‘in een lastige context’ (sic). Parijs wil bovendien dat de VN-Veiligheidsraad ook aandacht besteed aan de ‘zware bombardementen die het regime in Damascus en zijn bondgenoten uitvoeren in de provincie Idlib’. De troepen van president Assad zijn daar met Russische steun aan een opmars bezig.
Le Drian wil ook dat Damascus humanitaire hulp toelaat in Oost-Ghouta, ten oosten van Damascus. Daar belegeren regeringstroepen al jaren de voornamelijk radicaal islamitische opstandelingen. De circa 400 000 inwoners blijven daardoor grotendeels van hulp verstoken. Sinds eind december staat het dodental op bijna honderd. Begin januari hebben luchtaanvallen door Russische en Syrische regeringsvliegtuigen aan nog eens tenminste zeventien mensen het leven gekost. Zestig mensen raakten gewond.
Voorlopig schijnt Turkije dus grotendeels met zijn nieuwe aanval op de Koerden weg te komen.
Afrin slechts het begin
Volgens de jongste berichten wil Erdogan die aanval niet langer beperken tot Afrin en omgeving maar uitbreiden tot heel het door de Koerden gecontroleerde gebied. Daar bevinden zich echter ook Amerikaanse bases waar Koerden militair worden opgeleid. Het is bijgevolg niet denkbeeldig dat daardoor troepen van beide NAVO–bondgenoten oog in oog komen te staan. De vraag is hoe Washington dan zal reageren.
Inmiddels heeft de N-VA in het federaal parlement buitenlandminister Reynders gevraagd het Turkse offensief tegen de Koerden te veroordelen. Het lijkt weinig waarschijnlijk dat het zover komt. De NAVO is allicht een geschikter instrument om Turkije in toom te houden maar de bondgenoten zijn vooralsnog erg verdeeld.
Theo Lansloot (1931 -2020) was licentiaat handels- en financiële wetenschappen. Hij was als ambassadeur op rust publicist bij verschillende media. Door zijn professionele achtergrond was hij welbeslagen inzake diplomatie en internationale politiek. Ook volgde Theo de verhoudingen tussen Nederland en Vlaanderen op de voet.
Oud-diplomaat Theo Lansloot linkt de resultaten van de Amerikaanse congresverkiezingen met de groeiende internationale spanningen.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.