Twee generaties ongebonden best
Nelly Maes werd geboren in de Tweede Wereldoorlog, Tinneke Beeckman zag het levenslicht meer dan drie decennia later. Ze zouden nog net moeder en dochter kunnen zijn. Nelly koos voor een parlementaire loopbaan, Tinneke mengt zich actief in het debat als auteur en columniste. Ze doen beiden op een andere manier aan politiek maar hun pad kruiste in de Gravensteengroep.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe pas verschenen biografie van Nelly Maes ligt tussen beiden in op de tafel waar Doorbraak hen samenbracht voor een gesprek. Tinneke Beeckmans exemplaar van Ongebonden Best is na intensieve lezing ruim van persoonlijke aantekeningen voorzien. Wat trof Tinneke in de biografie van Nelly?
Tinneke Beeckman (TB): ‘Mij viel vooral dat sociale engagement op, van jonge leeftijd af al. Veel jongeren vandaag zijn een stuk individualistischer. En hoe moeilijk Nelly het als vrouw vaak had. Ze kon als getrouwde vrouw in die tijd slechts bijlid kon worden van een politieke partij, bijvoorbeeld. Bijna onvoorstelbaar.’
Nelly Maes (NM): ‘En tot dan had nooit iemand er tegen geprotesteerd dat vrouwen per definitie als bijlid werden beschouwd. De Volksunie was dan ook een erg patriarchale partij, zeker in die beginjaren.’
TB: ‘Nu leid je als vrouw je eigen leven, los van je man. Je bent jezelf. De samenleving is erg geëvolueerd want zo heel lang is wat Nelly beschrijft nu ook weer niet geleden. Als de kinderen op straat werden ingezet in de Schoolstrijd, dan mocht dat samen met jongens. Daarbuiten was de scheiding tussen jongens en meisjes heel strikt. Nu is het zo vanzelfsprekend dat we gemengd leven.’
NM: ‘Ik ben erg blij dat je dat zegt. Ik ben al heel lang bezig met de vraag hoe immigranten – zo heette dat vroeger – kunnen integreren. De Vlamingen zijn daarover zo ongeduldig. Die strijd gaat stap voor stap. Ik heb nog een hoedje moeten dragen in de kerk. Wij leven, terecht, in een sterk gelaïciseerde samenleving. Daar zijn die nieuwkomers uiteraard niet op voorbereid. Ik groeide op in een dorp dat door-en-door katholiek was. Het pluralisme, de samenwerking met niet-katholieken, was in de jaren 1960 helemaal nieuw en zeker niet vanzelfsprekend. Vandaar mijn levenslange afkeer voor dogma’s.’
TB: ‘Wat me ook opviel, is dat voor de linkerzijde van ’68 het feminisme niet altijd prioritair was. Nelly noemt de terughoudendheid van iemand als Paul Goossens, die toen wel vurig streed voor “Leuven Vlaams”. De conservatieven waren op sommige vlakken, het vrouwenstemrecht bijvoorbeeld, betere bondgenoten. De realiteit blijft ingewikkelder dan de clichés doen vermoeden.’
Doorbraak: Nelly groeide op in een hechte dorpsgemeenschap, met het voordeel van de warmte en het nadeel van de strikte sociale controle. Ook op dat punt is onze wereld heel anders.
NM: ‘De groep waarin we samenleefden, was vanzelfsprekend. Onze gezinnen waren groot, we speelden met de vriendjes toneel op zolder en ze schoven haast ongemerkt mee aan tafel. Er was maar één zuil in ons Wase dorp. In Sinaai woonde één socialist.’
TB: ‘Nelly maakt ook duidelijk dat die verenigingen plaatsen zijn om te oefenen in debat, discussie, in democratie eigenlijk. De inzet was sterk gericht op de gemeenschap, en verenigingen durfden openlijk emancipatorisch te zijn. Bovendien, buren die krijg je, je kiest ze niet zelf. Nu bouwen jongeren hun eigen leefwereld op met mensen die misschien meer op elkaar lijken dan de toevallige buren in de tijd dat Nelly opgroeide.’
NM: ‘Wie vroeger talent had, werd als het ware opgevorderd om dat ten dienste te stellen van de gemeenschap. Was je een beetje slimmer, dan bracht dat juist extra verantwoordelijkheden mee. We rekenden ook minder op onze ouders, die de oorlog hadden gekend, en groeiden op in een tijd dat er steeds meer kon. Wij zouden het beter hebben als we de juiste afslag niet misten. We hadden meer keuzemogelijkheden dan onze ouders maar onbeperkt waren die absoluut niet. Je kon niet morsen met de kansen want dan waren ze snel uitgeput.’
TB: ‘Die inzet voor de samenleving is niet meer vanzelfsprekend: vandaag slagen betekent vooral je eigen doelen kunnen bereiken. Dat vinden jongeren normaal. Er is weinig aandacht voor wat er dankzij de inzet van vorige generaties is opgebouwd. Dat geldt misschien ook voor nieuwkomers. Alsof de welvaartstaat, vrijheid, en democratische rechten altijd vanzelfsprekend waren. Maar alles is moeizaam tot stand gekomen. Nelly’s boek biedt dus niet alleen Nelly’s verhaal, maar een boeiend stuk geschiedenis.’
NM: ‘Ja, zo’n perspectief is belangrijk. Geschiedenis speelde in onze opvoeding een grote rol. Ik verzette me als jonge vrouw te veel tegen de samenleving van toen om die nu te gaan verheerlijken maar het is toch goed om de ogen open te houden voor alle zijden van de medaille.’
‘Vrouw en Vlaams’ is de ondertitel van Nelly’s boek. Vlaanderen speelde een hoofdrol in uw leven.
NM: ‘Mijn Volksunie-verhaal is persoonlijk gekleurd. Elke militant kan het zijne schrijven. Ik vind dat er zo weinig getuigenissen over het politieke leven verschijnen.’
TB: ‘Mijn ouders waren niet partijpolitiek betrokken. Maar ik herinner me toch levendig het ontslag van Hugo Schiltz als minister over de wapenvergunningen naar dictaturen in 1991. Toen dreigde PS’er Philippe Moureaux om de federale consensus te omzeilen, in het belang van de Waalse wapenindustrie. Dat was tweemaal schandalig: als linkse partij ijverden ze voor wapenhandel, én ze bleven loyaal aan de federale regering zolang het hen goed uitkwam.’
‘Ook aan Wilfried Martens heb ik geen goede herinneringen. Toen Martens overleed, klonk bijna uitsluitend lof. Maar voor mij zijn die jaren 1980 de tijd van volmachten, vallende regeringen, corruptieschandalen, roze balletten, de Bende van Nijvel, de CCC. En van bedenkelijke constructies, zoals een koning die tijdelijk in de onmogelijkheid was om te regeren, maar daarna weer overging tot de orde van de dag. Alsof in functie van het Belgische staatsbestel ongeveer alles kon. Ik vond het een ongeloofwaardig land met een gebrek aan zelfrespect. Voor mij als jonge buitenstaander was de Volksunie een partij die zo’n mistoestanden aankaartte, maar vaak tevergeefs en zelfs machteloos.’
NM: ‘De grote tegenstellingen binnen de Volksunie waren niet eens die tussen links en rechts. We respecteerden een grote bandbreedte. Ik maakte uiteraard geen deel uit van de traditionele vleugel, die dikwijls wortelde in het repressieverleden. Mijn prioriteiten lagen elders en in Sint-Niklaas functioneerden wij in feite zelfs binnen twee gescheiden afdelingen. Dat was zeer pijnlijk.’
‘De vraag hoe ver we konden meegaan in de machtslogica werd wel een echte splijtzwam. We namen deel aan regeringen maar tot welk punt lieten we ons incorporeren? Hoe zwart maakten we onze handen? Hugo Schiltz ging daar ver in want hij was bezield door de overtuiging dat hij een historische opdracht moest vervullen, dat hij een verschil kon maken. Vic Anciaux dacht ook dat we er beter bij waren om de pacten goed te laten uitvoeren. Anderen, zoals ik, waren zich meer bewust van het gevaar medeplichtig te worden aan die dingen die Tinneke net opsomt. Wij waren dan ook altijd sneller geneigd om er uit te stappen.’
Vlaams-nationalisten van centrum tot uitgesproken rechts worden vandaag partijpolitiek bediend maar aan de linkerzijde blijft het voor Vlaamsgezinden erg leeg.
NM: ‘Met Spirit hadden we dat gat moeten opvullen. Wij wilden een moderne Vlaams-nationale partij die in tijden van grote mobiliteit en verscheidenheid op zoek ging naar een specifieke Vlaamse invulling van de vraag waar we naartoe willen met Europa en dat met een brede mondiale visie. Maar belangrijke figuren bij Spirit zoals Bert Anciaux en Patrik Vankrunkelsven geloofden niet in de leefbaarheid en wilden te snel deelnemen aan de macht. Het kartel met de sp.a had de linkse versie van de samenwerking CD&V/N-VA kunnen zijn. Maar als zelfs de eigen partijtop van Spirit niet in het zelfstandige project gelooft, tja …’
‘Spirit was een verfrissend initiatief. Ik heb genoten van de bijeenkomsten van het partijbestuur. Het tweede kartel met sp.a werd echter een ramp. Het was de nadrukkelijke bedoeling om ons op te slorpen en Bert (Anciaux – red.) werkte daar actief aan mee.’
TB: ‘Sinds de jaren 1990 is het politieke landschap vertekend. Eind jaren 1980 verliest de SP massaal stemmen aan het Vlaams Blok. Maar met zijn moraliserende visie op politiek heeft links die kiezers nooit teruggewonnen, terwijl het sociaaleconomisch meer liberaal werd. Natuurlijk kun je een partij moreel veroordelen, maar je mag kiezers niet verweesd achterlaten. Ondertussen lijkt federale machtsdeelname dé bekommernis, zelfs na electorale nederlagen. Voor de burgers lijkt het alsof linkse partijen geen toekomstvisie uitstippelen.’
NM: ‘Absoluut, de Vlaamse linkerzijde gelooft niet in het eigen verhaal, toont een groot gebrek aan zelfvertrouwen.’
TB: ‘Doordat partijen te weinig de maatschappelijke omwentelingen volgen, ontstaan vreemde combinaties. De sp.a is sociaal-ethisch zeer progressief, maar zet ook in op het nieuwe electoraat van allochtonen, waarbinnen heel conservatieve stromingen bestaan. Groen is dé partij die gelooft in de maakbaarheid van de samenleving maar zoekt steun bij hetzelfde conservatieve electoraat, dat soms zelfs anti-modern is. In de toekomst zullen die profielen opnieuw veranderen. Het verzuilde politieke denken bepaalt nog te veel de politiek, maar dat zal verdwijnen.’
NM: ‘Het blijft een grote uitdaging voor Vlaanderen om het begrip solidariteit in te vullen. Met België is de solidariteit verdwenen.’
TB: ‘België is voor mij geen toonbeeld van solidariteit, omdat de politiek niet efficiënt of transparant wordt georganiseerd. Veel middelen voor de overheid leidt niet automatisch tot hulp voor wie het meest hulp nodig heeft: dat tonen de armoedecijfers.’
NM: ‘En aan de rechterzijde wordt dikwijls allergisch gereageerd op alles wat anders is. Solidariteit uitbouwen is niet het eerste waar die mee bezig is. Groen ontgoochelt dan weer omdat ze daar als laatste vasthouden aan de Belgische structuren. Dat die partij over het communautaire amper nadenkt, viel me heel erg tegen. Groen koestert de zogezegde grote verhalen als klimaat, opwarming enzovoort. Terecht. Maar op het terrein staan ze aan de kant van de dienaars van het oude systeem. In Europa zijn de ecologisten zeer verdeeld tussen de centralistische jacobijnen en de confederalisten.’
TB: ‘Ik denk niet dat solidariteit via de overheid kan worden georganiseerd – de linkse stelling – zonder na te denken over de politieke gemeenschap als een geheel. Europa kent hetzelfde probleem: tussen noord en zuid ontstaan spanningen als er geen politiek concept is dat burgers geloofwaardig vinden.’
NM: ‘Dat solidariteit op een zo groot mogelijke schaal moet worden georganiseerd, nemen we inderdaad best met een korrel zout. Zelfs binnen Europa ontbreekt het draagvlak daarvoor.’
TB: ‘Een vage belgitude volstaat niet, denk ik, omdat die de noodzaak van een politieke gemeenschap eigenlijk ontkent. Het enige dat we dan gemeenschappelijk zouden hebben, is dat er geen gemeenschap bestaat. Maar de Fédération Wallonie-Bruxelles spreekt wel over een “destin commun” voor Franstaligen en daar staat Ecolo mee achter. De traditionele partijen zijn daar in Vlaanderen amper mee bezig, hun Franstalige collega’s des te meer. Daar bereiden de knapste koppen institutionele thema’s voor.’
NM: ‘In dossiers die met macht te maken hebben, waren de Franstalige partijen altijd heel erg bij de pinken. Ik hoop dat de Vlaamse partijen daar voldoende aandacht aan besteden bij de verkiezingsstrijd van 2014. Open Vld voert echter liever slecht amateurtoneel op.’
TB: ‘België als land van twee democratieën lijdt aan een groot democratisch tekort. Het heeft weinig zin om dat te blijven ontkennen. Dat democratische thema wordt te weinig expliciet behandeld en daarom voelen veel burgers zich vervreemd van de politiek. En daarom functioneert ons Belgisch systeem, over het geheel genomen, veel slechter dan het zou kunnen.’
FOTO: © Reporters
Tags |
---|
Peter De Roover was achtereenvolgens algemeen voorzitter en politiek secreteris van de Vlaamse Volksbeweging , chef politiek van Doorbraak en nu fractievoorzitter voor de N-VA in de Kamer.
Peter De Roover verantwoordt de keuze van de N-VA om in Vlaanderen een Zweedse coalitie op de been te helpen, zonder het Vlaams Belang.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.