JavaScript is required for this website to work.
GESCHIEDENIS

Vandaag 1914: Jong-Vlaanderen opgericht, de motor van het activisme

VandaagLuc Pauwels14/10/2024Leestijd 2 minuten
De Groeningerwacht van Brussel militeerde voor Jong-Vlaanderen

De Groeningerwacht van Brussel militeerde voor Jong-Vlaanderen

Het activistische Jong-Vlaanderen werd snel na de Duitse invasie van België opgericht en ijverde voor een onafhankelijk Vlaanderen. Ze waren de voornaamste politieke partner van de bezetter.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Op 14 oktober 1914 komt in Gent een groep jonge Vlaamsgezinden bijeen uit de kringen van de studentenvereniging Ter Waarheid en het blad De Bestuurlijke Scheiding. Ze richten Jong-Vlaanderen op, wat de motor van het activisme zal worden, onder de leiding van Jan Derk Domela Nieuwenhuis Nyegaard (1870-1955). Deze Nederlandse dominee was al eerder bekend om zijn Vlaamsgezindheid en zijn Heel-Nederlandse visie.

Eind 1902 wordt hij predikant bij de Evangelische Hervormde Gemeente aan de Brabantdam in Gent. Als Reimond Kimpe, Antoon Thiry en Marcel Minnaert in het voorjaar van 1914 – dus net voor de Eerste Wereldoorlog – beginnen met de uitgave van hun blaadje De Bestuurlijke Scheiding, sluit Domela zich aan. In oktober van dat jaar vormt zich rondom dit trio de eerste Vlaams-nationale, anti-Belgische activistengroep Jong-Vlaanderen, met Domela als voorman. De uitbreiding van de Jong-Vlaamse Beweging over heel Vlaanderen, de verkiezing van een bestuur met Eugeen Van Oye als voorzitter en Domela als vicevoorzitter en de contacten met goedgezinde Duitse militairen was vooral het werk van de ijverige Domela.

De harde kern van Jong-Vlaanderen bestaat overwegend uit radicale, vrijzinnige flaminganten, die voor de oorlog al hun ontgoocheling over de ‘tamme’ Vlaamse beweging geventileerd hadden in studentenbladen en het periodiek De Bestuurlijke Scheiding. Hun eigen orgaan, De Vlaamse Post, wordt vanaf september 1915 geleid door Domela, Antoon Thiry en Reimond Kimpe.

In september 1915 maakt Jong-Vlaanderen zijn Zeven Punten bekend, een politiek programma dat tot het einde van de oorlog het uitgangspunt van de Jong-Vlamingen is gebleven, en begint met ‘Verdwijnen moet de naam en staat België’.

In Gent wordt op 1 november 1915 het eerste Nationale Jong-Vlaamse Congres gehouden. Vanaf dat moment was er sprake van een Nationale Jong-Vlaamse Beweging. Het bestuur bestaat uit Eugeen Van Oye (Oostende), voorzitter, Domela Nieuwenhuis (Gent), Reimond Kimpe (Lier) en Gustaaf Vermeersch (Brussel). Afdelingen zijn actief in Gent, Oostende, Lier, Antwerpen, Brussel, Kortrijk, Roeselare, Geluwe, Deerlijk, Mechelen, Ninove, Brugge en Blankenberge.

In december 1915 en januari 1916 houden de Jong-Vlamingen weer congressen in Gent. Op het tweede congres kwam de door de Duitse bezetter aangekondigde vernederlandsing van de Gentse universiteit ter sprake. Als in 1917 een (weinig representatief) Vlaams parlement wordt gecreëerd, de Raad van Vlaanderen, hebben de Jong-Vlamingen daarin van meet af aan het overwicht en behouden dat tot in 1918. Ook wordt door de Duitsers een reële bestuurlijke scheiding tussen Vlaanderen en Wallonië doorgevoerd.

Ondergronds woekert in Jong-Vlaanderen de tegenstelling tussen de Heel-Nederlandse en de groot-Germaanse richting. Gematigde Jong-Vlamingen zoals Antoon Picard, Alfons van Roy, Jules van Roy en Frans Primo stichten in Gent nog in 1918 de Vlaams-Nationale Partij. Zij streven ‘de grootst mogelijke zelfstandigheid van Vlaanderen’ na en wensen, zo blijkt uit hun partijblad de Nieuwe Gentsche Courant, de blik meer op het verwante Nederland te richten.

Maar op 11 november 1918, het einde van de Eerste Wereldoorlog is het afgelopen voor Jong-Vlaanderen.

Luc Pauwels is historicus, gewezen bedrijfsleider en stichtte het tijdschrift 'TeKoS'.

Commentaren en reacties
Gerelateerde artikelen

Het belang van de industrie voor de tewerkstelling neemt af. Maar dat betekent niet dat er geen nood is aan een industrieel beleid.