‘De Vlaamse beweging is geen beweging van doden maar van levenden’
Herdenken in Vlaanderen in de 21e eeuw: trends, kansen, uitdagingen en valkuilen.
Een bekend beeld van de IJzerbedevaart, de oude toren na de bloemenhulde.
foto © Reporters
Herdenken is altijd belangrijk geweest in de Vlaamse beweging. Vandaag dreigt een paradox: de geschiedenis wordt vergeten en tegelijk blijft de Vlaamse Beweging erin vastzitten.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementAltijd nu
‘Het verleden leeft in ons, het heden hoopt op ons en de toekomst straalt voor ons’, een citaat van de wonderknaepe Albrecht Rodenbach. Wie kent die nog? Zijn citaat duidt nochtans een belangrijke realiteit aan voor deze tijden. Velen vandaag leven alsof er geen verleden en toekomst bestaat, alsof het leven één aaneenschakeling is van constante nu’s. Ze zijn er niet van overtuigd dat ‘alleen het besef van het verleden ons het heden kan doen verstaan’. En volgens Rodenbach ons naar de toekomst kan doen kijken.
Herdenken in een tijd van het constant nu is niet makkelijk. Je moet wijzen op het verband met vandaag, er moet een verband zijn. Iets. Maar dat dreigt het verleden te herleiden tot pure voorbereiding van vandaag. Dat zijn historische feiten niet. Wat vandaag gebeurt komt voort uit dat verleden, houdt er misschien verband mee, maar het zijn niet noodzakelijk rechtstreekse verbanden. We dreigen de kern van het herdenken te verwaarlozen: herdenken zet ons terug. Herdenken dwingt ons te her-denken. Waarom worden personen, plaatsen en gebeurtenissen herdacht? Wat was hun belang toen? Wat was de context? En ja ook, wat zijn gelijkenissen en verschillen met vandaag?
Herdenken in de Vlaamse Beweging
‘Mijn volk met uw trotse verleden, van glanzende glorie getooid. Hoe kondt gij uw oorsprong vergeten, hoe werdt gij zo arm en berooid?’ schreef Clem De Ridder, overleden in 2013, wie kent hem nog? Zijn zinnen zijn vergelijkbaar met de oerzinnen van Hugo Verriest (een snelle zoektocht -onvolledig- op Google maps geeft 8 gemeenten in Vlaanderen met een Hugo Verrieststraat). Verriest zei ‘Eertijds heeft er een volk bestaan, edel en groot, de wereld rond bekend. Voor vijf, zes honderd jaar en hadt gij onder de zon geene bezochte streek gevonden waar men den Vlaming niet kende, waardeerde en prees. Velen in Europa zelf weten bijna niet meer dat er nog vlamingen bestaan. […] Welnu, dat groot, dat edel volk moet wederom onder de zon komen, leven, roeren, spreken, werken, in een woord, bestaan. — Geen ander volk, geen nieuw volk, dat volk.’
Herdenken is cruciaal geweest in de Vlaamse Beweging. Een taal-beweging, sociale-beweging, emancipatie-beweging en vandaag een identitaire beweging. Wie zijn we? Hoe komt dat? Wie waren we? Hoe komt dat? Volgens deconstructionisten hebben we ons een eigen identiteit her-dacht, be-dacht, door mythes te construeren en te herkauwen. Gezelle, Verriest, Rodenbach en velen na hen handelden vanuit het grootse en trotse verleden in een tijd die niet zo groots en trots was voor Vlaanderen en de Vlamingen. En ondertussen zijn we Vlamingen in een welvaren Vlaanderen. Tiens zou er een verband zijn?
11 juli
11 juli is onze nationale feestdag. Het is opmerkelijk hoe in de jongste jaren de omslag gemaakt is van een feest voor Vlaams-nationalisten naar een feest van de Vlaamse Gemeenschap. Een gemeenschapsopbouwend feest. Met gelukkig hier en daar nog die strijdbare 11 julivieringen. -Iedereen heeft recht op zijn guilty plaesure-. 11 juli heeft in 2018 meer de geur van een straatbarbecue of de allure van een dorps- of stadsfestival dan van een romantische herdenking van ons verleden of een opstandige woede tegen verdrukking.
11 juli heeft als symbool haar rol gespeeld. In een tijd waarin je als Vlaming nergens kwam zonder ‘je Frans’ te kennen, was de overwinning van de Vlamingen tegen het machtige Frankrijk enkele eeuwen geleden een passende metafoor. Vandaag mag het een feest zijn omdat Vlaanderen erin geslaagd is de volledige verfransing van de regio te stoppen en uit een sociaaleconomisch moeras te kruipen. Als ik ergens op een 11 juliviering spreek sta ik altijd stil bij de realisaties van de generatie van mijn grootouders. Herdenken is op dat moment plicht en een oproep om het werk van die generatie niet zomaar achteloos weg te gooien.
Taal in het hoger onderwijs
Historisch besef kan ook helpen om de waan van de dag te doorprikken. Zijn we vandaag niet wat ver doorgeschoten? Voor mijn generatie en jonger is Frans leren een opdracht waarvan velen zich afvragen waarom deze kwelling ons moet overkomen. Mijn kinderen leren Frans en kunnen daar amper iets mee doen, tenzij op vakantie naar de bakker gaan (en dan kopen wat ze willen) ondertussen worden ze in hun wereld gebombardeerd door Engels (van Musically over WhatsApp, Youtube en Facebook, …) waar ze dan amper iets van verstaan. Ik heb eerder in Kerk en Leven mogen uitleggen wat ik daarvan vond. Frans als verplichtte tweede taal lijkt me te veel bepaald door het verleden. Al zijn er zeker streken in Vlaanderen waar Frans als tweede taal nuttig is. Subsidiariteit, de vrijheid laten aan het zo laag mogelijke niveau, in dit geval de school. Het zit bij mij als nationalist diep ingeslepen.
Die onbezorgdheid over onze taal maakt de huidige generatie blind voor wat zich in het hoger onderwijs afspeelt. Nederland heeft niet de taalstrijd gekend die wij Vlamingen hebben gevoerd. Daar is de verengelsing van het hoger onderwijs te ver doorgeschoten. Wie een beetje de geschiedenis kent, ziet de parallel, zelfs de gelijkenis tussen de argumenten vandaag pro Engelstalig hoger onderwijs en die voor een Franstalig hoger onderwijs van amper een tot twee generaties geleden. Een beetje historisch én sociaal besef helpt om door de hypes van vandaag te kijken.
Her-denken en historisch besef helpen om het hoofd koel te houden. Onderwijs in het Nederlands heeft onze maatschappij niet naar de middeleeuwen gekatapulteerd. Hoger onderwijs in Vlaanderen in het Engels is vandaag geen garantie op beter onderwijs en ook niet op een democratisch onderwijs, dat wil zeggen onderwijs op het niveau dat iedereen waard is, niet op het niveau van je sociaal deciel. Dat zegt bijvoorbeeld ook professor Hendrik Vos in Wetenschappelijke Tijdingen (2017/4 p363-369). Hem kan je niet van Vlaams gezindheid verdenken en ook hij ziet de valkuilen van de verengelsing vann het hoger onderwijs.
Herdenken in de 21ste eeuw
Waarom dit voorbeeld van de verengelsing van het hoger onderwijs? Omdat het volgens mij echt toont waar het in herdenken in de 21ste eeuw om gaat. Onderwijs in het Nederlands is een in de vorige eeuw zwaar bevochten realisatie. Daar is een grondig maatschappelijk debat aan voorafgegaan. Het is nuttig om dat in herinnering te brengen vandaag, in een heel andere context. Het verleden heeft hier dan naast waarde op zich ook een spiegelfunctie. Het kan de waan van de dag helpen ontmaskeren. In dit debat is dat nodig. De kernvraag hier is: hoe zorgen we er voor dat Vlaanderen overeind blijft in de kenniseconomie van de 21ste eeuw en verder? Dat doen we misschien niet met recepten uit het verleden, maar ook niet door ons enkel te focussen op vandaag, het blijvende nu. Een beetje perspectief mag de discussie wel hebben.
We moeten eerlijk zijn. Het historisch besef is achteruit gegaan in de laatste vijftig jaar. Wie weet nog dat een groot deel van de gewone Vlaamse soldaten in de WOI, honderd jaar geleden analfabeet was? Met de achteruitgang van de historische kennis daalt ook de omgang met het verleden en het juiste perspectief. Ik hoorde onlangs een werk van Edgar Tinel aankondigen op Klara. Ja, klonk het, de man was wel Vlaamsgezind geweest, maar na zijn huwelijk sprak hij enkel nog Frans. Daarmee was de man in ere hersteld en kon zijn muziek vrolijk gedraaid worden op Klara. Het zinnetje komt ook bijna letterlijk uit ’s mans Wikipedia pagina. Tinel leefde van 1854 tot 1912. Vlaamsgezind in die tijd, wat betekent dat? Ik vrees dat de presentatrice van dienst daar geen antwoord op kan formuleren. Er bestaat geen Wikipedia pagina over. In een boek vond ik dat er in Vlaanderen 26 straten de naam van Edgar Tinel dragen. Er zijn trouwens 76 Albrecht Rodenbach-straten, 62 Peter Benoit-straten, 55 Guido Gezelle-straten, 6 straten dragen de naam van Joe English en evenveel van August De Boeck, wiens muziek onlangs klonk op een concert van het Symfonie orkest Vlaanderen rond het thema van de Eerste Wereldoorlog. Daar hebben ze nog de trots om niet uit Wikipedia voor te lezen.
Mistig eigen verleden
Onze omgang met ‘ons eigen’ verleden is problematisch geworden. Door een gebrek aan kennis wordt een en ander door elkaar gehaald. Geschiedenis is populair als heemkunde. Concrete voorwerpen, wetenschappelijk gedateerd, een stamboom van de familie, feitjes, liefst zo particulier mogelijk. Onze wegen staan vol herdenkingssites. Al dan niet geïnstitutionaliseerd door een verkeersbord, worden plaatsen herdacht waar mensen stierven op de weg. Op mijn fietsweg naar huis wordt langs de Dender een keurig perkje onderhouden waar een jonge vader in het water is gevonden die zich gezelfmoord heeft. Lieux de mémoires, het is van alle tijden. Maar ze zijn in onze versplinterde en geïndividualiseerde maatschappij wel heel erg particulier geworden. Geschiedenis wordt een opeenvolging van particuliere feitjes. Terwijl het onderwijs weggaat van de historische feitelijkheid, en de nadruk legt op grote lijnen, soms zonder kapstok om die aan op te hangen. Het gevolg is dat jonge generaties blind zijn voor de levende geschiedenis rond zich. Blind zijn voor het verbindende van ‘onze’ geschiedenis. 11 juli als verbinden feest van de Vlaamse Gemeenschap is meer dan ooit een noodzaak.
Ik ben vaak in Dendermonde daar staat op de Vlasmarkt het standbeeld van Prudens van Duyse met daaronder de tekst ‘De taal is gansch het volk’. Mijn leerlingen die er, vaak dagelijks, passeren, hebben geen flauw benul wie de man is en waarom hij daar staat. Hij staat daar symbool te zijn voor de strijd die onze voorouders hebben gevoerd. Wie weet dat nog? Prudens mag blij zijn dat hij er nog staat.
In Nederland zijn ze al een stap verder. Daar staan actiegroepen op om monumenten weg te halen. Vaak van lieden met een bijdrage in het koloniaal verleden van Nederland of die een rol speelden in de geschiedenis van Zuid-Afrika, horesco referens. Vandaag volledig fout. In Vlaanderen kennen we die discussie rond de ‘Cyriel Verschaeve straat’ die er in een vijftal gemeenten zou zijn. Natuurlijk kan het dat we na een tijdje anders aankijken tegen historische figuren. Maar moeten we die daarvoor schrappen als straatnaam? Waarom is die straatnaam er ooit gekomen? Mag het -niet altijd even makkelijke – verleden niet complex zijn en blijven? Zoals Verschaeve een complex historisch figuur is. Wie heeft al eens een tekst van Verschaeve gelezen? Er zitten echt interessante stukken bij, zoals zijn beschouwingen over muziek en enkele gedichten. Ook hier helpt herdenken tegen de waan van de dag.
Als ik in Dendermonde in mijn school van blok L naar blok N ga, loop ik recht op een bronzen plakket ’Hier woonde en werkte Lodewijk Dosfel.’ (De man zou zo’n 7 straten hebben in Vlaanderen) Wie weet nog wie dat is? Er bestaat over de man een vuistdikke biografie, zijn verzameld werk is te lezen op het net, wie leest dat nog? En toch hebben mensen in het verleden geld uitgetrokken om die bronzen plaat daar te hangen (vaak met steun van de VTB). Vandaag kon die plaat net zo goed in het Chinees zijn. Het zegt niets meer.
We kennen onze eigen geschiedenis niet zo goed meer, of niet meer. Ook omdat dat niet meer als belangrijk of te nationalistisch wordt gezien. Het verbindende van de gemeenschappelijke geschiedenis wordt afgedaan als gevaarlijke constructie van het nationalisme. ‘Het verleden en de toekomst zijn illusies die alleen in het heden bestaan.’ En iedereen weet waartoe dat heeft geleid. Terwijl net dat heel verbindend kan werken. Terwijl net dat toont waarom sommige dingen zijn zoals ze zijn.
Dat in België twee democratieën vaak ook elke een eigen geschiedenis hebben, helpt ook niet. Zoek maar eens hoe Franstaligen en Vlamingen naar de WOI kijken. Dat is totaal verschillend.
Een beweging gegroeid rond herdenken
De Vlaamse beweging is altijd sterk geweest in herdenken. Er viel altijd wel iets te herdenken in de vorige eeuw. ‘Wij mogen nooit vergeten, de strijders van weleer, de vechters, de profeten, zij redden onze eer.’ schreef Clem De Ridder en dat deden ze ook. De bekendste herdenking was de IJzerbedevaart. Een trauma dat jaarlijks herdacht werd en de strijdbaarheid en samenhorigheid versterkte. Of een jaarlijkse Bormsherdenking in Merksem, 11 juli-viering overal ten lande of de jaarlijkse Oostfronters herdenking in Stekene. Bij bijzondere verjaardagen werden de Frontsymbolen herdacht, Renaat De Rudder, Lode De Boninghe, de gebroeders Van Raemdonck of repressieslachtoffers zoals Irma Laplasse of Leo Vindevogel of andere al dan niet plaatselijke ‘Vlaemsche voormannen/vrouwen’. Elke streek of regio had wel een plaatselijke held of slachtoffer die herdacht of gepast gevierd werd. De Vlaamse Beweging was een soort herdenkingsbeweging. Telkens opnieuw werd het engagement van die vorige generatie herdacht en hernieuwd.
Tot het trauma de wervende kracht verloor. De perceptie van het ‘verschopte Vlaanderen’ verdween. En de meeste van die vieringen stilletjes verkleinden of zelfs wegkwijnden. Of met een klinkende kladaradatsj im- of explodeerden, zoals de IJzerbedevaart.
Ik herinner me die eerste keer dat ik met mijn ouders meeging naar de IJzerbedevaart. Dat was toen, vooraan in de jaren 1980, nog een massagebeuren onder de IJzertoren in Diksmuide. Dat maakte op mij, ik moet een jaar of acht geweest zijn, een enorme indruk. Zo ook het gedoe dat later rond de bedevaart is ontstaan en de scheuring die daaruit is voortgekomen.
Het IJzerbedevaartcomité koos ervoor om uit de Vlaamse beweging stappen. Ze wilden niets te maken hebben met de steeds ‘rechtsere’ delen van de Vlaamse Beweging. Ze voelden zich te moreel verheven om nog te investeren in de eenheid van die beweging, al was het maar één dag. Pas op, ook de rechtse kant koos niet altijd de juiste strategie om haar waarheid te bepleiten. Het verhaal van ‘eer Vlaanderen vergaat’, maar wie kent Jozef Simons nog?
Met het museum in de Toren ging het dezelfde weg op. Zo werd het oude bedevaartcomité de beheerder van een toren met een weinig zeggend museum. Hoe kan je ook een historisch museum inrichten als je beschaamd bent over je eigen geschiedenis? De IJzertoren is dé plek bij uitstek om het digitale museum van de Vlaamse beweging om te zetten in een echt museum van de Vlaamse geschiedenis. VOS heeft nog een lange weg te gaan.
Honderd jaar herdenken
De radicalere kant van de beweging trok zich terug in Steenstrate en hield er de jaarlijkse IJzerwake. Heel wat Bedevaarders haakte ontgoocheld af. Ik ging mee en ga er nog altijd elk jaar naartoe. Ik zal blijven gaan, wat ik hierna ook zeg/schrijf. Wat (Vlaamse) soldaten hebben meegemaakt aan de IJzer raakt me, ook vandaag nog. Ik hoop dat het digitale museum dat vandaag wordt voorgesteld ook een beetje de emotie van het conflict en het onrecht dat met zo’n oorlog gepaard gaat kan overbrengen. Maar de IJzerwake is niet meer die grote mobilisatie die de IJzerbedevaart was. De organisatoren slaagden er nooit in om uit te breken naar de gematigde Vlaamsgezinden, de brede Vlaamse beweging of de N-VA partijtop.
Hier komen we bij een valkuil van het herdenken als Vlaamse beweging. ‘Als we ons blindstaren op het verleden, lopen we het risico te worden ingehaald door de toekomst.’ Dat is exact wat volgens mij de Vlaamse beweging vandaag overkomt. Als we niet oppassen wordt de Vlaamse beweging een beweging van doden en niet van levenden. We verliezen de aansluiting met de maatschappij. We gedragen ons als een verdrukte minderheid. En dat zijn we niet. We zijn niet meer de ‘knechten in de staat’. Het herdenken van het trauma van honderd jaar geleden is geen katalysator meer in het hedendaags Vlaams-bewegen. Wie is vandaag nog Vlaamsgezind omwille van wat zijn grootvader of overgrootvader in de loopgraven aan de IJzer heeft meegemaakt? Ik ken niemand. De generaties op wie dat impact had zijn ondertussen oud geworden. Het is een mooie traditie om de doden van dat conflict en zij die de politieke Vlaamse beweging gestuwd hebben te herdenken. Ook daar vult het digitale museum een hiaat. Maar als wervend thema voor een hedendaags politiek statement is de eerste Wereldoorlog en de context van toen voorbij. Het lijkt me fout te verwachten dat je daar nu nog nieuwe mensen mee overtuigt of kan werven.
Een bijna honderdjarige herdenking, de eerste IJzerbedevaart was in 1920, is zelf onderweg een traditie geworden, is gesacraliseerd. Zo werd de IJzerwake eigenlijk een herdenking van de oude bedevaarten. Enkele vaste elementen daarin zijn een ritueel geworden. Er zijn liederen die gezongen moeten worden, sommige ook in een vaste volgorde of er komt geheid miserie van. Dat geeft houvast voor de habitués, maar is een onverklaarbaar ritueel voor nieuwkomers die de verklaring achter de rituelen niet kennen. Het wordt meer en meer een ritueel voor ingewijden. Wat de organisatoren er met de beste wil van de wereld ook aan willen moderniseren, ook inhoudelijk. Her-denken moet ons ook in staat stellen om onszelf en wat we doen in vraag te stellen.
Toekomst
We moeten ons met zijn allen bewust zijn dat de kans op groei van een dergelijk evenement klein is. Wat de organisatoren daar ook allemaal rond bedenken en organiseren, inhoudelijke uitbreiding naar identiteit, het IJzertreffen, IJzerwakedorp met een markt en IJzerfolk, muziekoptredens achteraf. De kern van de zaak is dat je vandaag niet meer kan werven op wat honderd jaar geleden gebeurd is. En al zeker niet met een traditioneel geworden ritueel. Hetzelfde geldt ook voor andere herdenkingen. Wordt het geen tijd dat we als beweging eens rustig overdenken wat we doen en of we dat vandaag op de best mogelijke manier doen? In die zin is het digitaal museum een opening naar nieuwe methodes om te herdenken en er nieuwe generaties bij te betrekken.
De IJzerwake/bedevaart zal 100 jaar na WOI niet meer uitgroeien tot dé centrale bijeenkomst van de Vlaamse Beweging. 100 jaar na datum heeft het zijn wervingskracht verloren. Moeten we ons niet afvragen of het niet zinvol is om in 2018 te stoppen met de IJzermanifestaties zoals we ze vandaag kennen?
In de 21ste eeuw zijn de thema’s, de vormgeving en de uitdagingen anders dan 100 jaar geleden. Stel je voor dat we met evenveel enthousiasme, inzet en toewijding een hedendaagse bijeenkomst van de Vlaamse beweging kunnen opzetten op een centrale plaats in Vlaanderen. Waar een toekomstgerichte boodschap centraal staat, vertrekkende vanuit de hedendaagse bekommernissen, met de geschiedenis in ons achterhoofd. Zou dat de beweging niet veel meer vooruithelpen dan te blijven samenkomen op een wei ‘bachten de kupe’ rond een geschiedkundig feit van honderd jaar geleden? We moeten dat toch openlijk kunnen bespreken, maar we doen het niet. We doen gewoon voort. Honderd jaar geleden hebben ze een traditie gestart, hadden ze openheid van geest om iets hedendaags te bedenken. Zijn wij daar dan niet meer toe in staat?
Nieuwe tijden
De tijden zijn veranderd, laten we ook onze manier van werken aanpassen. Vlaanderen is een welvarende regio, maar dat neemt niet weg dat er nog heel wat problemen zijn, ook communautaire. De ingrediënten van een bijeenkomst zijn niet ver te zoeken. Kijk naar wat er vandaag georganiseerd wordt. Met plaats voor ontmoeting, muziek, een markt, debat, een uiteenzetting, waarom geen voorstelling, gesprekken met auteurs als bijdrage tot het debat,… Mensen verzamelen, visies uitwisselen, verschillende perspectieven binnenbrengen, het lijkt me een betere poging dan vasthouden aan wat altijd al was.
Dat wil niet zeggen dat herdenken overbodig wordt. Maar de uitdaging zal zijn om de herdenkingen zichzelf te laten overleven mét een toegevoegde waarde. Wat hebben onze voorgangers gedaan, waarom en hoe. Het heeft een element van kennis, van dankbaarheid en ook van inspiratie. Het is toch mooi om te zien hoe jongen mensen vandaag geraakt worden door het verhaal van Renaat De Rudder. De Vlaamse beweging heeft daartoe vele ‘lieux de mémoires’ maar de herdenkingsplaats bij uitstek uit de geschiedenis van onze beweging is en blijft die IJzertoren.
Niets houdt ons tegen om elk jaar een herdenking te organiseren van de Vlaamse slachtoffers van de eerste Wereldoorlog samen met hen die in die honderd voorbije jaren de Vlaamse emancipatie verder hebben geholpen. Een pure herdenking die breed gedragen kan worden, zelfs institutioneel, door onze Vlaamse regering. Aan het Memoriaal voor de Vlaamse ontvoogding, de IJzertoren. Het wordt tijd dat ook in Diksmuide van het pad van de morele superioriteit wordt afgeweken. Die poppenkast heeft lang genoeg geduurd.
Opdracht
De Vlaamse beweging is een politieke beweging. We moeten alles op alles zetten om onze geschiedenis levendig te houden, met de vandaag beschikbare middelen. Het project van het digitaal museum is daarin een schitterende poging. We mogen niet in de val trappen om te leven in een eeuwig nu, alsof er geen verleden is.
Maar we moeten ook de valkuil vermijden om te zeer vast te hangen aan dat verleden. Leven alsof er geen nu is, enkel verleden is ook fout. De Vlaamse Beweging moet een toekomstgerichte beweging zijn. Geen beweging van doden, maar van levenden. We moeten het oude spoor verder trekken langs nieuwe paden. Als we er niet in slagen om ons te bevrijden van de beklemmende stramienen en geheiligde tradities, dan houden we het vuur niet brandend, we aanbidden de as.
Het is de opdracht van elke generatie Vlaamse bewegers om een aangepaste manier te vinden om generatiegenoten te overtuigen. Diezelfde opdracht geldt ook voor het herdenken, voor het publiek van vandaag, met de middelen van vandaag. VOS geeft daarbij als honderdjarige blijk van een nieuwe vitaliteit. Laat het een inspiratie zijn voor ons allemaal. Met hetzelfde vuur van de Fronters, moeten we nu honderd jaar later gaan voor Vlaamse autonomie met de argumenten van vandaag. Want, ‘Het verleden leeft in ons, het heden hoopt op ons en de toekomst straalt voor ons’.
Deze tekst werd uitgesproken bij de opening van het digitaal museum van VOS.
Pieter Bauwens is sinds 2010 hoofdredacteur van Doorbraak. Journalistiek heeft hij oog voor communautaire politiek, Vlaamse beweging, vervolgde christenen en religie.
Stel je voor: erkenning vragen voor de wetten op je grondgebied. Taalwetten dan nog, hoe bekrompen! Gelukkig is er de Franstalige flexibiliteit!
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.