JavaScript is required for this website to work.
post

Vlaamse onafhankelijkheid: winst of verlies?

Pieter Bauwens5/7/2018Leestijd 4 minuten
Separatisme

Separatisme

foto © Reporters

Zorgt Vlaamse onafhankelijkheid voor een welvarender of armer Vlaanderen? Wat zegt wetenschappelijk onderzoek, heel wat, maar uiteindelijk blijft het een politieke keuze.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Jo Reynaert en Jacob Vanschoonbeek schreven voor VIVES het boek Exiteconomie. Een boek dat de economische gevolgen van een Vlaamse onafhankelijkheid op een wetenschappelijke basis probeert in te schatten. Bij Pro Flandria zetten ze hun onderzoek uiteen.

Economie en grenzen

Vandaag zien we dat het economische argument vaak gebruikt wordt in discussies over grenzen. Zijn kleinere homogenere landen echt beter, ook economisch? Dat probeerden de onderzoekers op een wetenschappelijke manier te achterhalen. De motivatie voor dit onderzoek is de historische evolutie. Het totaal aantal onafhankelijke landen in de wereld stijgt en de oppervlakte van die onafhankelijke staten daalt. Zo waren er in 1945 52 onafhankelijke landen, nu zijn dat er al meer dan 200. Ook vandaag nog zijn er separatistische bewegingen en lijkt de tendens naar meer kleiner landen nog altijd aanwezig. Waarom, en wat zijn de gevolgen voor de economie?

Daarnaast was er nog een tweede goede reden voor een grondig onderzoek. Het publieke debat over de huidige grenzen wordt vaak heel emotioneel en weinig wetenschappelijk gevoerd. Zo is de grootte van een land een afweging tussen de kosten en de baten. Er zijn welvaartskosten aan grote landen. De politieke verdeeldheid neemt toe en het is moeilijker om een gepast beleid uit te tekenen voor alle verschillende groepen. Dat zorgt voor een grotere kloof tussen de burgers en de overheid. In grote landen is ook de administratieve kost groter, hoe groter het land hoe groter de kosten. Daar tegenover kennen grote landen schaalvoordelen. De kosten kunnen gespreid worden over meer inwoners en er zijn militaire schaalvoordelen. Er zijn meer mogelijkheden om een leger te bemannen en te betalen.

Grootte doet ertoe

Bestaat er dan een optimale omvang van een land? Dat blijkt enorm afhankelijk van de omstandigheden. Zo zijn in de 20ste eeuw de baten van een groot land gedaald omdat de schaalvoordelen sterk teruggelopen zijn. Daarnaast zijn er, door de welvaartsstaat meer onderwerpen die voor onenigheid kunnen zorgen in de publieke opinie. Door de toegenomen democratisering  zijn die politieke meningsverschillen veel relevanter dan bijvoorbeeld in de 19de eeuw. Daardoor groeit in grotere landen de kloof tussen burger en politiek. Terwijl het geloof in de baten van het land daalt. En dan kunnen minder grote landen in het voordeel zijn.

Er zijn ook internationale factoren die het separatisme in de kaart spelen. Door de internationale vrijhandel is de economische groei minder afhankelijk van een interne markt. Daardoor stijgt de economische levensvatbaarheid van kleine landen. Daar komt dan de toegenomen militaire samenwerking bij. Die ondergraven de militaire schaalvoordelen van grote landen. Een klein land heeft geen verhoogd militair risico meer.

We zien dus dat het samen aanwezig zijn van democratisering, militaire integratie en vrijhandel de trend naar kleinere landen mogelijk maken. Als die drie afwezig zijn, dan zien we het tegenovergestelde, een drang naar territoriale expansie.

Economische gevolgen van onafhankelijkheid

Maar wat zijn de economische gevolgen van onafhankelijk worden dan? Ook in Vlaanderen is daarover een boeiende discussie. Zal Vlaanderen, Catalonië, Schotland,… er economisch beter van worden als het onafhankelijk wordt? Daarvoor hebben de onderzoekers zoveel mogelijk cijfermateriaal verzameld. Zo’n onderzoek roept veel vragen op. Noch de opbrengst, noch de kosten van onafhankelijkheid zijn op voorhand bekend. Daarnaast moet je zowel de directe als de indirecte kosten in rekening brengen én ook de transitiekosten. Een land op poten zetten kost op zich ook geld.

Met alle data die ze verzameld hebben zien we een heel troebel beeld. Onafhankelijkheid kan zowel een positieve als een negatieve invloed hebben op het BBP. Er kan sprake zijn van een ‘onafhankelijkheidsdivident’ of van een daling van het BBP. Een terugkerend beeld is wel dat de transitie eerst zorgt voor een daling van de economie en op langere en middellangere termijn weer voor een stijging.

Een slimme lezer vraagt zich af hoe je dat kan meten. Er is toch geen vergelijking mogelijk, hoe meet je het BBP van een land dat niet meer bestaat? Dat hebben de onderzoekers opgelost door het BBP te vergelijken met bestaande landen en te vergelijken met de ontwikkelingen en het niveau van nieuwe landen. Het verschil tussen die twee is de kost of winst van nieuwe landen.

Van Moldavië over Singapore tot Vlaanderen

De resultaten van die vergelijkingen voor landen die tussen 1944 en 2014 onafhankelijk werden is heel heterogeen. Er zijn veel positieve en veel negatieve resultaten van onafhankelijkheid. Moldavië is het negatiefste resultaat van onafhankelijkheid. Singapore is 30 jaar na de onafhankelijkheid dubbel zo welvarend, en dat is het andere uiterste. Gemiddeld is de prijs van onafhankelijkheid 10% van het BBP in dit onderzoek. Maar natuurlijk is de context, ook de politieke en economische context van die verschillende onafhankelijke staten zeer bepalend voor het resultaat.

Kunnen we nu op basis van dit onderzoek een voorspelling maken naar de mogelijke kosten of baten van Vlaamse Onafhankelijkheid? Ook dat hangt sterk van de context af. Zo is het lidmaatschap van de EU een belangrijke factor. Dat zorgt voor de toegang tot een grote interne markt. Ook het behoren tot een militaire alliantie is een voordeel voor Vlaanderen. Als dat na de onafhankelijkheid blijft, kan dat de economie positief beïnvloeden of kan de economie minstens gelijk blijven. Maar in het onderzoek zijn de transferten niet meegenomen. En het is moeilijk om in die groep onafhankelijke landen sinds 1945 een vergelijkbaar land te vinden om echt te vergelijken. 80% van de onderzochte landen werden onafhankelijk door de dekolonisatie, na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en na het uiteenvallen van Joegoslavië.

Conclusie

En wat blijft er dan na zo’n onderzoek. Dat de randvoorwaarden, toegang tot de markt, democratie en vrijhandel duidelijk worden. Lidmaatschap van de EU maakt dus Vlaamse onafhankelijkheid mogelijk, al toont de Catalaanse kwestie wel aan dat daarvoor de afkeer van de Europese elite overwonnen moet worden. De bestaande landen handelen als poortwachters om nieuwe, afgescheurde landen, de toegang te ontzeggen. Dat is dan weer een drempel.

Daarnaast is onafhankelijkheid ook een politieke beslissing die niet enkel economisch gemotiveerd wordt of kan worden. Zo kan onafhankelijkheid een bewuste keuze zijn voor meer democratie met als prijs daling van de economie. De vraag is of hetzelfde onderzoek kan gedaan worden via metingen van ‘geluk’. Zijn burgers na de onafhankelijkheid gelukkiger of niet?

We leren ook dat elk geval van separatisme zo specifiek is dat het moeilijk is om voorspellingen te doen. Een beetje onmogelijk. Maar het levert wel interessante inzichten op. Zo kan je dit met dit onderzoek ook besluiten dat er een grote kans is op het ontstaan van een separatistische beweging in Wallonië. Zeker als de kloof tussen burger en politiek er stijgt. Tiens waar heb ik dat nog gehoord…?

Pieter Bauwens is sinds 2010 hoofdredacteur van Doorbraak. Journalistiek heeft hij oog voor communautaire politiek, Vlaamse beweging, vervolgde christenen en religie.

Commentaren en reacties