Voorbij de Coninckskwestie
Een vreemde discussie over de naam van een berucht Antwerps plein wekte meer aandacht voor Hendrik Conscience dan de viering van zijn 200ste verjaardag. De man die zijn volk leerde lezen werd daarbij nogal gemakkelijk in het Belgicistische hoekje gezet.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHendrik Conscience zag het levenslicht in 1812, wat 2012 tot zijn feestjaar had moeten maken. Op het einde daarvan kwam Pieter De Coninck, één van zijn meest tot de verbeelding sprekende romanfiguren, terecht in een felle twist. Het Antwerpse kunstencentrum voor literatuur Behoudt de Begeerte kwam op de proppen met het voorstel om het Pieter De Coninckplein om te dopen tot Herman De Coninckplein. Vreemd dat een groep die de literatuur wil bevorderen, voorstelt een romanfiguur te schrappen uit de stadsplannen, reageerde bijna-burgemeester Bart De Wever die van de gelegenheid gebruik maakte om nog eens een robbertje uit te vechten met ‘de’ culturo’s. “Ik heb zelden dergelijk idioot voorstel gehoord”, klonk het niet echt subtiel en dat wil, volgens hem, bij onze cultuurmensen wel wat zeggen. Bijzonder flauw vonden ze het in zijn kamp dat juist ‘de deken van de wevers’ werd geviseerd.
Luc Coorevits van Behoudt de Begeerte beweerde zich van geen kwaad bewust te zijn. De dichter Herman was net geëerd in het programma Koningsblauw en het voorstel paste in die nieuwe aandacht voor de in 1997 overleden dichter. De mail waarin hij het voorstel voorlegt aan de weduwe, Kristien Hemmerechts, dateerde van kort voor de gemeenteraadsverkiezingen dus kon het niet de bedoeling zijn geweest De Wever te viseren.
Antwerpenaren krabten zich wat verbaasd in het haar bij deze discussie. Het is pas na de interventie tegen Pieter dat de meeste Antwerpenaren zich hebben gerealiseerd dat het ‘Keuningsplantje’ naar hem is genoemd. Niet-Antwerpenaren vonden in het (non-)debat dan weer de bevestiging van de stelling dat dorpsgedoe in de Scheldestad heel gemakkelijk wordt opgepompt tot nationaal nieuws.
Patriot
Tom Lanoye bleef in elk geval niet sprakeloos en maakte van de gelegenheid gebruik om in een tekst voor twee (!) kranten zwaar te chargeren tegen het Vlaams-nationalisme in het algemeen, De Wever en N-VA in het bijzonder. Ook Conscience moest het ontgelden, in elk geval diens meest bekende roman. Lanoye degradeert De Leeuw Van Vlaenderen tot ‘een hallucinant lachwekkend kutboek’.
Anderen verkozen een meer subtiele aanpak om het Vlaams-nationalisme in verlegenheid te brengen. De Standaard interviewde historicus Lode Wils op 8 december 2012. Soms bleek Wils kort van stof. Onder het hoofdje ‘de patriot Conscience’ stelde de journalist van dienst de wat langer uitgesponnen vraag: ‘Begrijpt u dat Pieter De Coninck voor Bart De Wever belangrijk is? De Vlaamse strijd van Conscience, in de negentiende eeuw, was toch absoluut geen anti-Belgische strijd?’ Het vraagteken op het einde staat er wellicht eerder om stijlredenen, want het lijkt niet echt om een vraag te gaan. ‘Absoluut niet’, antwoordt Wils kort en onduidelijk. Begrijpt hij niet dat Pieter belangrijk is voor Bart? Wie voortleest, kan opmaken dat Wils reageert op dat niet-anti-Belgische karakter.
Voor de journalist komt de boodschap nog niet echt duidelijk over en hij gaat verder: ‘Terwijl Vlaams zijn voor veel mensen nu lijkt te betekenen dat je automatisch ook tegen België bent.’ Hij krijgt lik op stuk van de prof, want die vindt dat de fout van journalisten die onvoldoende aandacht besteden aan Wils’ stelling dat er ook voor 1830 al een Belgisch gevoel bestond.
Anachronisme
Conscience blijft dus tot vandaag bruikbaar voor de politieke strijd. Marc Reynebeau zet hem ook graag in. Die schrijft daags voor het vraaggesprek met Wils in diezelfde krant: ‘Zoals de meeste flaminganten van zijn tijd vond Conscience dat die Vlaamse traditie tot de kern van de Belgische natie en identiteit behoorde.’ Hij noemt de schrijver een ‘flamingantisch belgicist’ en ‘wie het anders voorstelt, bezondigt zich aan een anachronisme’.
Volgens Van Dale is een anachronisme een ‘persoon of zaak die misplaatst is in de tijd’. Conscience een flamingante belgicist noemen zonder daarbij aan te geven dat die termen niet in de huidige betekenis worden gebruikt, kan een mooi voorbeeld van een anachronisme worden genoemd.
Feit blijft dat Conscience als vrijwilliger diende in het leger van de Belgische Revolutie. Separatist was hij dus in elk geval. Hij publiceerde in 1858 trouwens de roman De omwenteling van 1830. Als zoon van een Franse vader schreef hij in dat revolutiejaar nog in het Frans en heette hij Henri. Dat hij geen tegenstander was van de jonge Belgische staat, kan niet worden betwist.
In 1838 kwam zijn derde roman uit, die zou uitgroeien tot zijn bekendste werk: De Leeuw van Vlaenderen. In de eerste uitgave, waarvan de verkoop overigens heel erg tegenviel, zette de schrijver een voorwoord dat uit latere edities verdween. Dat leert nochtans hoe Conscience over België dacht, amper acht jaar na de stichting ervan.
‘Onze vaderen roemden op de naam van Vlaming als op een grootste eretitel welke hun kon toegevoegd worden’ lezen we al in zijn tweede regel. Ook in 1838 beschouwde de Brabander Conscience zich als Vlaming. Hij vond die term in de moderne betekenis van het woord – niet alleen Frans-, West- en Oost-Vlaanderen – ook passend als het over vroegere eeuwen ging.
Voor Conscience is het woord ‘Belg’ eveneens bruikbaar voor tijden die lang aan 1830 vooraf gaan. Vreemde vorsten moesten ‘ettelijke eeuwen’ in een eed de voorrechten de Steden en Gemeenten bevestigen en ‘al wat de Vlaamssprekende Belgen aanging (moest) in de Vlaamse taal behandeld worden’. Onder het bewind van ‘Philippus II (werden) duizenden Belgen door beulshanden op eigen grond vermoord’. Filips II speelde in onze contreien baas van 1555 tot 1598.
Uitheems Frans
Bij Conscience krijgt het woord Belg toch een eigen betekenis. ‘Die verdrukking voortdurende gaven de Belgen de moed op, de volksgeest verging en van dit ogenblik werd het mogelijk hen door alle vreemde invloed van hun eigenaardig karakter te doen afwijken. Dit geschiedde ook, men leerde Frans, niet slechts om een uitheemse taal te kennen, maar om een waarde, die het Vlaams nu niet meer geven kon, te verkrijgen…’ De Franse taal heet ‘uitheems’ en vormt een ‘vreemde invloed’. Conscience gebruikt het woord Belg hier als synoniem voor Vlaming. Franssprekenden vallen er niet onder.
De ‘belgicist’ Conscience had niet zo’n hoge pet op van het gevoerde beleid in België. ‘Zo wil men ons, Vlamingen, allen tot Walen of liever tot Fransen maken om de smelting, welke het Bestuur zich voorstelt, te bereiken … Dit doel is verachtelijk en onrechtvaardig.’
Geloof het of niet maar Conscience kaartte toen al het probleem aan dat vandaag dat van de twee democratieën wordt genoemd. ‘Het is voor een Staatsbestuur lastig twee onderscheiden volken onder een scepter met dezelfde wetten, dezelfde voordelen te verschaffen. Elke maal dat er iets in het belang van een der verschillende delen gedaan wordt, baart dit opspraak in het andere gedeelte.’
Hij doet zowaar voorstellen tot oplossing. ‘Indien het Staatsbestuur een smelting wil pogen, dat men dan de meerderheid der Natie ten grondslag neme of dat men elk het zijne late, en dat is billijk en rechtvaardig.’ Wordt er gekozen voor een unitair België dan moet de meerderheidsregel worden toegepast. De vele grendels die de Belgische realiteit vandaag bepalen, botsen daar fundamenteel mee. Maar Conscience suggereert een billijke en rechtvaardige oplossing: ‘elk het zijne’. Hij begrijpt volkomen dat de Luikenaars niet bereid zouden zijn ‘hun oude en beruchte naam voor een andere te verlaten’.
Conscience is als goede flamingant niet tegen de Walen. ‘Terzelfder tijd wete men dat ik de Walen, als volksgedeelte beschouwd, niet wil te na spreken; zij hebben hun waarde als wij en zijn onze staatkundige broeders, maar mogen in geen geval onze beheersers worden.’ Over de koning wil Conscience geen kwaad woord kwijt en hij beklemtoont dat zijn kritiek de regering betreft, niet het staatshoofd.
Conscience wist dat hij risico’s nam maar schreef moedig: ‘Dit voorwoord zal om zijn inhoud aan enige gezindheden niet bevallen, misschien zal ik er sommige bijtende artikeltjes aan verschuldigd zijn, en men zal het boek zelf om zijn voorrede aanvallen en lasteren, dit zal ieder met mij denken; echter mag zulke overweging mij nooit weerhouden wanneer de waarheid uit mijn pen vloeit.’
En toch: in latere uitgaven verdween het hele voorwoord. Het dook pas recent weer op in de nieuwste drukken. Terecht, want sommigen mogen zijn roman dan al een ‘kutboek’ noemen, zijn politieke beschouwingen vormen zeker geen ‘kutanalyse’. Wie beweert dat Conscience bij het ontstaan ervan aanhanger was van België, spreekt de waarheid. Wie daar uit besluit dat hij zich ook vandaag in België zou herkennen, doet er goed aan zijn voorwoord grondig te (her)lezen. Het fenomeen van voortschrijdend inzicht maakt dat niet iedereen die ooit in België geloofde, dat vandaag nog doet.
Peter De Roover was achtereenvolgens algemeen voorzitter en politiek secreteris van de Vlaamse Volksbeweging , chef politiek van Doorbraak en nu fractievoorzitter voor de N-VA in de Kamer.
Peter De Roover verantwoordt de keuze van de N-VA om in Vlaanderen een Zweedse coalitie op de been te helpen, zonder het Vlaams Belang.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.