Waarom België een vaderlandsloos land is
Jan-Baptist Van Liedekerke als burger in 1914, het jaar waarin hij opgeroepen werd om een soldaat van de Grote Oorlog te worden.
foto ©
Sinds de jaren 1960 bestaat er geen Belgisch pantheon meer. Maurits Van Liedekerke staaft dit met zijn eigen familiegeschiedenis.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe media hebben rond 11 november even aandacht besteed aan het nieuwe boek van historica Sophie De Schaepdrijver: Dood en leven van een Belgische spionnetijdens deEerste Wereldoorlog. Het is verdienstelijk om Gabrielle Petit met een omvangrijke studie (448 blz.) te herdenken.
Gabrielle Petit (Doornik 20 februari 1893) werd tijdens de Grote Oorlog verdacht van spionage en op haar drieëntwintigste door een Duits vuurpeloton terechtgesteld (Schaarbeek 1 april 1916). Ze kreeg een fraai uitgevoerd standbeeld op het Brusselse Sint-Jansplein en een in haar geboortestad, maar met de jaren verdween de vrouw in de plooien van het verleden.
Geen Belgisch ideaal, geen behoefte, geen geloof
In een boekbespreking (Knack 7 november) verklaart mevrouw De Schaepdrijver aan Walter Pauli ‘dat vanaf de jaren zestig sterven voor het vaderland geen ideaal meer is (…) Zeker niet in een steeds vaderlandslozer land als België, waar niemand nog behoefte lijkt te hebben aan een nationaal narratief of eigen helden.’
In de Standaard der Letteren (9 november) antwoordt mevrouw De Schaepdrijver op een vraag van Marc Reynbeau waarom de herinnering aan Petit in de jaren zestig vervaagde. Antwoord: ‘Toen verdween het geloof in een Belgisch pantheon.’
Ik denk dat mevrouw De Schaepdrijver gelijk heeft. 11 novemberherdenkingen met Belgische vlaggen en Brabançonneworden nog nauwelijks bijgewoond, het zijn ‘verplichtingen’ geworden omdat het nu eenmaal moet. Zie de plechtigheid aan de Congreskolom is Brussel waar ‘de onbekende soldaat’ van jaar tot jaar wat meer onbekender wordt. Er dienen scoutsgroepen en schoolkinderen aangevoerd om de leegte rond de vlam op te vullen. Dé herdenking van wapenstilstand speelt zich eerder af aan de Menenpoort en omgeving, omdat in Flanders Fields álle betrokken nationaliteiten herdacht worden en niet enkel de Belgen. Het ging tenslotte om een wereldconflict.
Geen gebenedijd woord
Ik deel het gevoel van mevrouw De Schaepdrijver dat België – met of zonder pantheon – door de jaren almaar vaderlandslozer is geworden. En daar zijn redenen voor.
Rond Wapenstilstanddag herdenkt mijn familie de dood van oom Jan-Baptist, nonkel Zjang. De jongen is op z’n eenentwintigste in Diksmuide (24 juli 1915) aan zijn verwondingen overleden. Zijn dood werd nogal onkies aan zijn moeder via de plaatselijke champetter meegedeeld aan de hand van een eentalig Frans Certificat de décès. Kan het onmenselijker? Wellicht begreep mijn grootmoeder, een bejaarde plattelandsweduwe, buiten de naam van haar zoon geen gebenedijd woord van het document.
Hetzelfde geldt zijn fiche met matricule 57022waarop handgeschreven ingevuld staat tué à Dixmude, inhumé à Caeskerke tombe 164. Regroupé au cim.mil du Duinhoek à La Panne. Opnieuw geen woord Nederlands! Hoe kun je een dergelijk liefdeloos vaderland beminnen?
Het deerde de vorst niet
Van zijn kant is ook ‘het vaderland’ niet altijd genereus geweest tegenover zijn Vlaamse oorlogshelden en hun families. In zijn boek Het parlement andersbekeken(Academia Press 2006) geeft Emile Toebosch (jarenlang parlementair medewerker van de liberale fractie) een staaltje van onheus koninklijk gedrag tegenover zijn Nederlandstalige onderdanen.
Een citaat: ‘Op 22 november 1918 werd de vorst de vergaderzaal van de Kamer binnengeleid. Albert I begon zijn redevoering met de bekende woorden: “Je vous apporte le salut de l’Armée!” Dat in het IJzerleger 80% van de soldaten Vlamingen waren, dat zij bevolen werden door Nederlandsonkundige officieren, dat dit de ontevredenheid van de Vlaamse intellectuelen aan het front had opgewekt en einde 1914 leidde tot het ontstaan van de Frontbeweging, dat alles deerde de vorst niet.’
Toebosch: ‘In het deel van zijn toespraak gewijd aan de toekomst, waren er vier zinnen die betrekking hadden op het aanslepend probleem van de Vlaamse rechten. De Koning-Ridder sprak geen woord Nederlands.’
Weinig geliefd
Deze twee voorbeelden, een persoonlijk en een nationaal, tonen aan dat België weinig heeft gedaan om zich bij zijn Vlaamse onderdanen geliefd te maken. Integendeel.
Misschien kan historica De Schaepdrijver deze en andere voorvallen aangrijpen om te onderzoeken én te verklaren waarom België een steeds vaderlandslozer land is geworden.
Maurits Van Liedekerke was hoofdredacteur van het Volksunieweekblad 'Wij'.
Toon Vandeurzen (CD&V): ‘Laat ons opnieuw vanuit Vlaanderen als bakermat van de beurs een stap zetten naar een nieuwe evolutie: een meerlandenbeurs.’
Jack London was een veelschrijver én avonturier. Zijn omzwervingen overtuigden hem van de noodzaak van een socialistische samenleving, een idee dat hij verwerkte in zijn boeken.