Zwarte Piet woonde in de Pekelstraat
Over de tijd dat Zwarte Piet strooide, een appelsien gaf en een nieuwe blik op de wereld schonk.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIk was kind in de tijd dat we nog speculaas aten in plaats van speculoos. Vlaanderen was nog het land van tante nonneke, nonkel Bob en meneer pastoor. Begin december was voor mij en veel kinderen één van de meest emotionele tijdstippen van het jaar. Oké, je had begin november het moment dat de boeren bieten uitholden, er een kaarsje instopten en die in de hagen rond hun erf plaatsten. Ik was er rond Allerheiligen niet gerust in, maar het was niets in vergelijking met de weken waarin plots op onze groene keukendeur werd gebonsd.
We verstijfden aan de keukentafel. Ik zie moeder nog al lachend zeggen: ‘Oeioei! ’t Is Zwarte Piet! Vader, ga eens kijken!’ Mijn vader hield historische knokpartijen met Zwarte Piet. ‘Au secours!’, riep de Knecht. Ons vader was een held. Maar regelmatig zaten we alleen met moeder thuis. We verstijfden evenzeer bij het geklop aan de deur en daar verscheen dan een zwarte hand die rijkelijk – zo vertelt mijn geheugen toch – koekjes strooide over onze wit-zwarte tegelvloer. Dat Moe Mie voor Zwarte Piet speelde, hadden we nog niet door. Moe Mie was voor alle duidelijk niet de lokale Chinees, maar ons moeders moeder. Ze liep krom, droeg altijd een sjaaltje en ze had maar één tand. Nu ik erover nadenk, ze had veel weg van de kok van de Chinese Muur hier aan de Steenweg. Die heeft ook maar één tand. Maar voor de rest loopt elke vergelijking mank. Zo mank als Moe Mie.
Maar ondanks die jaarlijkse spanning, onze jaarlijkse appelsien, ook ondanks die Meccanodoos waar ik zo blij mee was en ook o zo onbeholpen. Toch viel ik ergens in 1960 of 1961 van mijn geloof af. Moe Mie kwam niet meer strooien. Ze hadden haar in maart dood teruggevonden op ‘t huisken. Haar toilet – een plank met een gat in – in de tuin. ‘Welkom maart als ge niet met me wegvaart’, ik hoor het haar nog zeggen. Ze had het al die tijd geweten.
Nee, dat jaar werd zoals gewoonlijk ook hard aangeklopt. En opnieuw doken we als volleerde valschermspringers onder de tafel om koekjes te rapen, echter dat jaar kwam Zwarte Piet ook binnengewandeld. Rammelend met een ketting. Pekkezwart was hij, met een donkere kapmantel waardoor hij meer op Pietje de Dood leek dan op de Zwarte Piet die je vandaag op televisie ziet rondspringen. Alleen de zwarte handschoenen en jutezak waren dezelfde. Plots sprak de Knecht: ‘Bozoer mezanfangs!’ Hij sprak zoals altijd Frans, maar dat hij ineens Frans sprak zoals mijn meester Roger of beter gezegd meester ‘Rozé’ daar had ik niet op gerekend. Meester Rozé woonde helemaal niet in de Hemel, maar twee straten verder in de Pekelstraat. De meester had het geheim prijsgegeven. Moe Mie was dan wel mank en had maar één tand, ze slaagde er tenminste in het geheim te bewaren.
Op zes december zat ik in mijn schoolbank. Meester Rozé eindigde het gebed: ‘…verlos ons van het Kwade. Amen. In de naam des Vaders en des Zoons en den Heiligen Geest. Amen’. Hij schraapte zoals hij altijd deed zijn keel. De stoof in de klas stond heet en buiten vroren de stenen uit de grond. Zo past het in mijn herinnering.
‘Bozoer mezanfangs!’ De nieuwe les begon. Mijn nieuwe blik op de wereld ook.
Uw toegenegen,
Minister van Straat
Foto: (c) Reporters
Marcel 't Kint observeert het dorpsleven en de wereld om hem heen. Hij beoefende twaalf stielen en beging evenveel ongelukken.
De familie van Marcel komt samen in Salons Het Conclaaf voor een barbecue. Vrij snel blijkt de politiek een ‘hot issue’.
Tony Van de Calseyde (B Plus): ‘Het was voor de begeleider een kwestie van hoffelijkheid om de passagiers in de twee talen te begroeten. Dat lijkt mij een perfect normale, menselijke reflex.’