De erfenis van Herman Van den Reeck
11 julirede Bart De Wever
foto © Doorbraak/Karl Drabbe
Gisteren sprak Bart De Wever zijn 11 julirede uit aan het grafmomunument van Herman Van den Reeck. Vandaag een eeuw geleden stierf deze jonge Vlaams-nationalist.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnement‘Alles wat wij met graven doen, is irrationeel. Je brengt bloemen naar niemand, je wiedt onkruid voor niemand en degene voor wie je komt, weet niet dat je er bent. Toch doen we het. (…) In ons geheime hart denken we dat hij of zij ons ziet, merkt dat we nog aan hem of haar denken. (…) Als we aan hun graven staan, zijn hun woorden om ons heen.’
Deze mooie bedenking vond ik bij de Nederlandse schrijver Cees Nooteboom. Zijn reizend leven lang, heeft hij graven van schrijvers, filosofen, schilders en dichters met een bezoek vereerd.
Ook hier – in de weelderige lommer van het Schoonselhof – overvallen mij bij elk bezoek gevoelens van weemoed, nederigheid en dankbaarheid.
Hier in dit ware Père Lachaise van Antwerpen, rusten de Grote Sinjoren en de Vlaamse voortrekkers die onze havenstad en onze regio tot één van de meest welvarende in Europa en de wereld hebben geboetseerd. Met hun culturele, politieke, creatieve en economische erfenis zijn wij innig verbonden.
Hier komen wij vandaan.
Contract
Dames en Heren,
Onze samenleving is een contract tussen zij die waren, zij die zijn en zij die zullen komen. Het is een nobele traditie om op dit Schoonselhof op 11 juli stil te staan bij de eerste partij in dat contract, en dit door hulde te brengen aan het grafmonument van één van de velen die een steen in de rivier van de geschiedenis van ons volk hebben verlegd. Zo leren we beter begrijpen wie we zijn en hopelijk ook wat we moeten doen voor zij die na ons zullen komen.
Vandaag staan we stil bij de meervoudige erfenis van Herman Van den Reeck (21 april 1901-12 juli 1920). Op de weinige foto’s die van deze zoon van Borgerhout bestaan, kijkt een zelfbewuste jongeman ons doordringend aan: een man met een missie. Zijn korte leven – hij werd slechts 19 – was zeer bewogen.
De eerste jaren van de 20ste eeuw waren in Antwerpen bijzonder spannend, nog meer dan elders in het land. Want rond de wisseling van de 19de en 20ste eeuw was Antwerpen de hoofdstad van de Vlaamse Beweging. Uit alle uithoeken van Vlaanderen kwamen jonge werkenden, studenten, schrijvers en kunstenaars naar Antwerpen afgezakt. Hier waren ze onder gelijkgezinden. Het Antwerpse Atheneum was in die dagen een kweekvijver voor volbloed flaminganten. Voor jonge, talentvolle en ambitieuze Vlamingen die een einde wilden maken aan de talloze discriminaties waarmee zij en hun sociale omgeving dagelijks te maken kregen. Het recht op onderwijs in onze eigen taal werd hen ontzegd. De definitieve vernederlandsing van het lager en middelbaar onderwijs in Vlaanderen liet nog tot 1932 op zich wachten. Wie als Vlaming wilde opklimmen in de Belgische nomenclatuur van justitie, administratie, bedrijfsleven en handel werd tot diep in de vorige eeuw verfranst of de toegang tot de hoogste machtséchelons ontzegd.
Wij waren immers maar Vlamingen. Tweederangsburgers. Boerenpummels, dokwerkers, touwslagers, bakkers en beenhouwers. Dat de radicaal Vlaamse Meetingpartij in Antwerpen werd geboren, is geen toeval. De Vlaamse zaak bekoorde steeds meer medestanders. Burgemeester Jan Van Rijswijck was een volbloed liberaal maar tegelijk Vlaamsgezind. Hij maakte van de rechtmatige plek van het Nederlands en de Vlaamse cultuur een strijdpunt, iets wat onder zijn francofoon-liberale opvolgers Desguin en De Vos terug onder druk kwam te staan. Pas later reikten de Drie Kraaiende Hanen (Huysmans, Franck, Van Cauwelaert) elkaar de uitgestoken hand om over de klassieke partij-ideologische grenzen heen het Vlaamse volk definitief wakker te schudden.
Herman Van den Reeck was in die dagen een atheneumkameraad van mijn legendarische voorganger Lode Craeybeckx, die tijdens de Eerste Wereldoorlog naar eigen zeggen hartstochtelijk in het verzet ging tegen het onuitstaanbare onrecht dat het Vlaamse volk werd aangedaan. Na de oorlog verdween hij voor dat engagement in de gevangenis. Van den Reeck zat bij al die turbulenties op de eerste rij. In zijn prille engagement koppelde hij uitgesproken sociale bekommernissen aan een Vlaamse culturele strijd die verheffing, emancipatie en een brede blik op de wereld hoog in het Vlaamse vaandel droeg. Het kloppend hart van dat Vlaamse heir klonk in Van den Reecks tijd het hardst in De Kapel. Het Godshuis Van der Biest aan de Falconrui, waar De Kapel onderdak vond, diende toen als clubhuis van de Vlaamse avant-garde.
Weinig Antwerpenaren die er vandaag voorbij fietsen weten hoeveel De Kapel voor het culturele en politieke leven, en voor de Vlaamse Beweging heeft betekend. De schrijvers Paul van Ostaijen, Willem Elsschot en Emmanuel ‘Mane’ De Bom vonden ook zonder dwaallicht de weg naar De Kapel. Stijn Streuvels, priester Hugo Verriest en August Vermeylen mochten er graag een voordracht geven. Havenschilder Eugeen Van Mieghem en de avant-gardist Paul Joostens waren er kind aan huis.
De namenlijst van alle actieve ‘kapellers’ en nieuwsgierige en leergierige bezoekers, leest als het balboekje van de Vlaamse voorhoede. Links-rechts, vrijzinnig-katholiek, liberaal of communist: Vlaanderen Houzee! Dat was het cement van een breed, verdraagzaam en eensgezind gedeeld engagement. Werkelijk iedereen die er in die dagen toe deed, vond elkaar daar. En na voordracht, debat en samenzang natuurlijk in de vele kroegen in de buurt. Herman Van den Reeck voelde zich in die biotoop als een vis in het water.
Het Antwerpse politieke – francofone – establishment zag met lede ogen aan hoe steeds meer mondige en studerende jongeren zoals Herman Van den Reeck voor de radicale Vlaamse ontvoogdingsstrijd kozen. In die context gebeurde het drama dat zo sprekend in het grafmonument van Herman Van den Reeck wordt verbeeld.
Tijdens tumultueuze schermutselingen aan het eind van een in Borgerhout niétmaar in Antwerpen wél verboden Guldensporenviering op 11 juli 1920 werd Herman van den Reeck in de schaduw van de kathedraal door politiekogels geveld. Hij overleed ’s anderendaags in het ziekenhuis. Een Vlaamse martelaar voor de Goeie Zaak was geboren. Duizenden en nog eens duizenden probeerden een glimp van de rouwstoet op te vangen die Herman Van den Reeck naar zijn laatste rustplaats bracht (eerst op het Kiel, in 1966 naar het Schoonselhof gebracht om te rusten naast Hendrik Conscience).
Offer
Dames en Heren,
Over het Antwerpse politieoptreden van toen ontstond veel tumult. Ook al omdat de liberale schepen Strauss de politie persoonlijk aanspoorde om de vreedzame betoging met blanke sabel en pistolen uiteen te drijven. De Gazet van Antwerpen omschreef de betogers als ‘nutteloos heldhaftig’, maar de krant eiste wel een onpartijdig onderzoek en sloot af met de woorden:
‘En nu, Vlamingen, hoog de harten
‘De zege is dichterbij, dan velen vermoeden:
‘VLAAMSCH IN ’T BESTUUR!’
We staan hier nu precies 100 jaar later. We kunnen terugblikken op een eeuw waarin het offer van Herman Van den Reeck bijdroeg tot grote veranderingen. In deze stad verdween het francofoon elitair bestuur na de gemeenteraadsverkiezingen van april 1921. Het ‘mystiek huwelijk’ van Frans Van Cauwelaert en Camille Huysmans baarde een Vlaams en sociaal bestuur waarvan wij allen de trotse nazaten en voortzetters van zijn. Op nationaal niveau kwam de gelijkberechtiging van de Vlamingen in dit land in een stroomversnelling die zou aanhouden tot het voleindigen van de culturele ontvoogding van Vlaanderen met Leuven Vlaams in 1968. Wat tevens het einde inluidde van het unitaire België en dus het startschot was van de staatkundige opbouw van de Vlaamse deelstaat. Parallel werd Vlaanderen sinds de jaren 1960 veruit het welvarendste landsdeel.
Stilaan verdwijnt het oude Belgique à papa uit het levend geheugen. Al krijgen we in Brussel nog wel regelmatig een herinnering aan wat het moet geweest zijn. Ik denk aan de plaquette die de eerste minister onlangs onthulde in Elsene om het koloniale leed te gedenken. De Nederlandse tekst bleek helaas van mindere kwaliteit dan die in het Lingala. Weinigen hebben stilgestaan bij de historische ironie hiervan. Misschien zou het kunnen aanzetten om ooit ook oprechte spijt te betuigen voor de koloniale attitude die in ons eigen land heeft bestaan. Je weet maar nooit.
Solidariteit
Herman Van den Reeck was een jongere die op straat kwam voor gelijkheid en vrijheid. Herman Van den Reeck werd gedood door onnodig politiegeweld. Het doet allicht een belletje rinkelen inzake de actualiteit. Wie Van den Reeck was, leert ons iets over wie we zijn, maar zijn verhaal moet ons tevens inspireren om de uitdagingen voor morgen onder ogen te nemen.
Vlaanderen moet een warm deken zijn dat gekoesterd wordt door iedereen die er thuis is. Democratie, vrijheid, gelijkheid, solidariteit en de rechtstaat vormen de sokkel onder onze hedendaagse Vlaamse identiteit. Daarop rust een Vlaams burgerschap dat als ambitie moet hebben dat alle Vlamingen elkaar leren herkennen en erkennen als medespelers in één ploeg. Eender welke roots een Vlaming heeft, eender welke seksuele oriëntatie een Vlaming heeft, eender welke democratische overtuiging een Vlaming huldigt.
Op weg naar dit ideaal zijn er geen simpele waarheden noch gemakkelijke oplossingen. Er bestaat geen toverstaf om vertrouwen te scheppen tussen alle Sinjoren en alle Vlamingen. Maar Antwerpen en Vlaanderen moeten wel dapper koers houden op het kompas van de verlichtingswaarden.
Voor wie wij vandaag zijn, hebben immers tallozen zware offers gebracht. Herman Van den Reeck gaf er zijn leven voor. Vlaanderen beter maken, is derhalve onze plicht jegens hen en jegens hem. Laat ons dus verder aan de slag gaan, zonder klagen of versagen.
Ik wens u allen een mooie 11 juli. Dankuwel.
Tags |
---|
Bart De Wever is historicus, burgemeester van Antwerpen en voorzitter van N-VA.
Karianne Boer: ‘De lockdowns hebben bijgedragen aan bijna 200 maal meer kindermisbruikmateriaal.’
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.