Blanke heteroseksuele man
De nieuwe maatschappelijke en politieke anders-zijncultuur
De blanke man, racist en seksist per definitie?
foto © pixabay.com
Als blanke heteroseksuele man mag ik niet meer verontwaardigd zijn over onaanvaardbaar gedrag. De morele ophoging wurgt mijn bestaan.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementNoem me Ignace. Ik ben maar een blanke heteroseksuele man in de winter van zijn leven. Mijn habitat wordt slechter beschermd dan dat van de eikelmuis en als ik me buiten begeef word ik gediscrimineerd omdat ik gepercipieerd word als usurpator, geweldenaar, discriminator, racist en seksist. Mijn blanke huid en uitwendige genitaliën zijn mijn oormerk.
De perversie van de tolerantie
Als blanke heteroseksuele man heb ik het recht verloren om te lachen met seksistische of racistische moppen, verontwaardigd te zijn over onaanvaardbaar gedrag, te beledigen waar nodig of om te haten wanneer liefde omslaat. Het is mijn lot in deze wereld waar de antitolerantie — ook wel omschreven als de persversie van de tolerantie —zegeviert.
Deze aberratie, die momenteel hoogtij viert, leidt ons naar een wereld waar de verdediging van de eigen mening haast verandert in een criminele daad, zijnde de belediging van zelfverklaarde pedante betweters. Zo wordt voor fobomanen de verdediging van de eigen cultuur plots xenofobie of de verdediging van westerse waarden plots islamofobie. Dit leidt, in de woorden van Alain Finkielkraut, naar ‘une tolérance qui, finalement, ne tolère qu’elle-même.’
Morele ophoging
Sinds de eerste alfabaviaan zijn geveinsde moraliteit aan anderen oplegde om via morele superioriteit te heersen, erodeert onze vrijheid door morele ophoging. In den beginne was de bubbel nog wijd en was het individu het uitgangspunt. ‘Doe niet aan iemand anders wat je jezelf niet zou aandoen’, is een van de oudst gekende morele principes, terug te vinden in de codex van Hammurabi (1750 VC). Of dit moreel principe ook gold voor masochisten, automutilatisten, kastijders of Apotemnofilisten is niet geweten.
Protagoras schreef in zijn homo mensura-theorie: ‘De mens is de maat van alle dingen, van wat is dat het is, van wat niet is dat het niet is’. Daarmee bedoelde de schrijver dat elk individu zijn eigen standaard heeft en dat dit voor hem de basis van zijn waarden is. Of zo je wil: de individuele mens is de maat voor zijn eigen individuele bestaan. Maar al snel definieerden religies onze waarden en normen vanuit een verheven pseudovisie.
Maar het hek is pas echt van de dam wanneer halfweg de vorige eeuw bewegingen ons naar de moralistische keel grijpen. Sindsdien stormen de wanden steeds sneller op ons af. Vandaag baden we in het angstzweet van apocoliekers en worden we meegesleurd in de morele ophoging van een semantische nieuwlichterij waar aan de einder Utopia steeds groter wordt. We zijn verplicht tot een dhimmitude van politieke correctheid, het keurslijf van een heersende gedachtenpolitie.
Het recht op haten
Minister Vincent Van Quickenborne, the rebel without a cause die gaandeweg zijn liberale wilde haren verloor, hakt momenteel aan de boom van het recht tot haten. Het recht om afkeer of aversie te voelen voor iets of iemand en dit verbaal duidelijk te maken. Ik moet zeggen, ik haat haten. Ik vind het tijdverlies, een emotioneel waardeverlies. Dit houdt ook in dat ik geen mensen kan haten die hun recht op haten uitoefenen. Het is niet omdat je vegetariër bent dat je elke carnivoor moet haten.
Enige tijd geleden schreef komiek Chris McGlade een gedicht met de naam ‘The Right to Hate’. Deze twee strofes wil ik jullie zeker niet onthouden:
So to all you brand in progressive liberals
Who won’t allow debate
I hate no man or woman
I just want the right to hate
I want the right to hate
Like I want the right to love
I want to like and dislike
What I want to like and dislike
And be able to vocalize it bruv
Haat is een in tijd uitgerekte emotie en leeft op voet van oorlog met liefde. Je mag geen van beide verbieden of beperken of de mens verwelkt tot een voorgeprogrammeerde androïde.
Het recht om wetten te wijzigen
Uiteraard hebben politici het recht om wetten te wijzigingen, zelfs grondwetten. Het is in België een democratisch recht van de burger om daarvoor een constituante aan te duiden. Er is echter één bizarre uitzondering: tot mensenrechten gesacraliseerde waarden en normen. Immers, de antimisbruikbepaling van het Handvest van Grondrechten in de Europese grondwet (art. II-54), stelt dat geen van die rechten en vrijheden mogen dienen om ook maar één ervan af te schaffen of te beperken.
Gelukkig worden de homofobe uitspraken van paus Franciscus, imams en religieuze leiders van alle slag beschermd door art 9 en 10 van het EVRM, de artikels die de vrije meningsuiting beschermen. Ja toch? In elk geval werd in juni 2004 de Zweedse pastoor Åke Green door het hoogste Zweedse gerechtshof vrijgesproken voor een homofobe preek. Hoewel het Hooggerechtshof erkende dat Greens preek kon worden aangemerkt als aanzetten tot haat, was hij niet schuldig op basis van art 9 en 10 van het EVRM.
Haatretoriek
Haatspraak, haatzaaien, haatprediken en afkeer tonen of aversie hebben voor iets, alles gaat tegenwoordig vrolijk op één hoop. Iets vies vinden staat onmiddellijk gelijk met iets haten. Ik vind tatoeages vies en lelijk, maar dit betekent niet dat ik tattoos of mensen die tattoos hebben haat. Neen absoluut niet want mijn dochter, haar vriendin en sommige van mijn beste vrienden hebben tattoos. Ik behandel ze niet anders.
Vaak zien we ook veralgemeningen. Stel, ik vind mijn allochtone buur, een Marokkaan, onsympathiek omdat hij onverantwoord gedrag vertoont en gewoon karakterieel een verschrikkelijk ambetant mens is. Eensklaps haat ik alle Marokkanen en ben ik een racist. Was mijn buur een Vlaming met eenzelfde ambetant karakter en gedragingen, was ik nooit als Vlaminghater of racist bestempeld.
Humor matters
Ik vind racistische, seksistische en homofobe moppen geweldig. Ik vertel ze graag en lach er smakelijk mee. Op familiebijeenkomsten vertel ik graag racistische, seksistische en homofobe moppen. Mijn schoonzoon van Congolese afkomst, mijn lesbische dochters, hun vriendinnen en mijn vrouw rollen onder tafel van het lachen. We posten in de besloten whatsappgroep van ons gezin wel eens memes. Gelukkig kregen we tot op heden geen procureur over de vloer. Logisch, want humor is de manier waarop we verwerken wat nieuw, vreemd en anders is. Humor is een uitlaatklep, een catharsis. Humor begrenzen is onverantwoord, ze vervolgen en bestraffen een misdaad tegen de mensheid.
Als blanke heteroseksuele man kan ik het anders-zijn niet als troef uitspelen. Ik ben zoals velen het slachtoffer van de bias waar zij die anders zijn de voorkeur krijgen en meer geloofwaardiger zijn of aanzien genieten. Een jas in exotisch leer staat tegenwoordig beter dan een wollen trui van Vlaamse schapen. Er waren in de Verenigde Staten zonder twijfel blanke mannen van middelbare leeftijd die op de inauguratie van president Joe Biden een geweldig gedicht konden brengen.
Maar Amanda Gorman is jong, zwart en vrouw en zo werden drie van de vier vakjes aangevinkt. Was ze nu ook LGBTQIA+ geweest dan waren alle vakjes volzet. Politieke partijen, zoals Groen, die zwanger zijn van het anders-zijn, discrimineren zij die níét anders zijn. Dat kon Kristof Calvo aan den lijve ondervinden. Hij checkte als zoon van een Catalaan maar één box en dat is te weinig voor een partij waar het anders-zijn de nieuwe normaal is.
Nieuwe anders-zijn-cultuur
Als blanke heteroseksuele man moet ik lijdzaam toekijken hoe anderskleurigen, allochtonen, en anders seksueel geaarden mij voorbij stormen op de werkvloer, in raden van bestuur, culturele en maatschappelijke prijzen, publieke vertegenwoordiging, en zelfs op kieslijsten. Het anders-zijn blinkt het blazoen van de firma, vereniging, organisatie, regering, gemeente of politieke partij op.
Edoch, het anders-zijn mag níét primeren. Enkel de merites, de kwaliteiten en de meerwaarde voor het bedrijf, de instelling of de politieke partij mogen, neen moeten, het determinerend criterium zijn. Als blanke heteroseksuele man zit ik als slachtoffer van een cultuurmarxistisch Mattheuseffect in de wachtzaal van een nieuwe maatschappelijke en politieke anders-zijncultuur.
Categorieën |
---|
Ignace Vandewalle (1966) was kabinetsmedewerker van minister Marc Verwilghen en staatssecretaris Vincent Van Quickenborne, parlementair medewerker van Boudewijn Bouckaert en sinds 2019 partij-onafhankelijk parlementair medewerker van Jean-Marie Dedecker. Sinds 2014 is hij zaakvoerder van het onafhankelijk politiek adviesbureau BFELT.
Ignace Vandewalle: ‘Het stemrecht zou politici moeten activeren en terugbrengen naar de Dorpstraat om de politiek opnieuw aantrekkelijk te maken.’
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.