Een bolletje voor de gemeenteraad
Vooruitblikken in het verleden
gemeenteraad verkiezingen
foto © Reporters
Op 14 oktober kiezen we een nieuwe gemeenteraad. Maar die verkiezingen zagen er niet altijd uit zoals wij ze nu kennen.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementZoals u wellicht reeds weet zijn er zondag gemeenteraadsverkiezingen. De gemeenteraadsverkiezingen worden in de regel al sinds 1830 in het najaar georganiseerd, na de Eerste Wereldoorlog vast op de tweede zondag van oktober. Die verkiezingen zijn geïntroduceerd door de Belgische revolutionairen. Eén van de eerste beslissingen van het Voorlopig Bewind was om een rechtstreekse verkiezing van de gemeenteraden op te leggen. De onafhankelijkheid was op 4 oktober uitgeroepen, al op 8 oktober werd tot lokale verkiezingen besloten. In het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden bestond dit immers niet. Gemeenteraden werden aangesteld op voordracht van een beperkt aantal notabelen, geselecteerd op basis van de belastingen die ze betaalden. Een Voorlopig Bewind dat af wou van het weinig democratisch bestuur van het Verenigd Koninkrijk kon met een rechtstreekse verkiezing meteen het verschil maken. En dus vonden tussen oktober en januari in de verschillende gemeenten en steden verkiezingen plaats voor de gemeenteraden. Men had ook duidelijk politieke bedoelingen, de oude orangistische bestuurlijke elite kon hiermee naar huis worden gestuurd. De verkiezingen verliepen dan ook niet overal en altijd even netjes, om het zacht uit te drukken. Het Voorlopig Bewind schrok er ook niet voor terug om al te orangistische verkiezingsuitslagen gewoonweg niet te erkennen. En als er dan toch aanhangers van het Verenigd Koninkrijk werden verkozen, weigerden ze vaak hun ambt op te nemen omdat ze het nieuwe revolutionair bewind afwezen. Zo verkozen de Antwerpenaren op 9 december 1830 Florent van Ertborn tot nieuwe burgemeester. Van Ertborn, in 1828 benoemd tot gouverneur van Utrecht, bedankte echter voor de eer. En zo zorgden de orangisten er zelf mee voor dat ze uit het bestuur van de steden en gemeenten verdwenen.
Een Belgisch compromis
Gebeurde de verkiezing in 1830 nog redelijk geïmproviseerd, tegen 1836 had het land een volwaardige gemeentewet die ook de lokale verkiezingen regelde. Leopold I wou via die lokale verkiezingen zijn beperkte macht op nationaal niveau compenseren door de burgemeester en schepenen zelf te benoemen. Hij inspireerde zich daarbij op het bestuur van de gemeenten in het Verenigd Koninkrijk. In een compromis haalde hij zijn slag slechts gedeeltelijk thuis. De burgemeester mocht hij benoemen, de schepenen werden verkozen door de gemeenteraad – een constructie die sindsdien in Vlaanderen nog steeds bestaat. Tot in 1911 werkten de gemeenteraden met een systeem waarbij om de drie jaar de helft van de raadsleden verkozen werd.
Nu, die vrije en rechtstreekse verkiezing, daar moet toch een flinke kanttekening bij gemaakt worden. Van Ertborn werd verkozen met 206 van de 316 stemmen. 316 stemmen? Het gevolg van het cijns- en capaciteitskiesrecht, natuurlijk. Je moest al flink wat belastingen betalen of tot de opgeleide notabelen behoren om te kunnen stemmen. Het aantal stemgerechtigden was daardoor uiterst beperkt, gemiddeld had 1 procent van de bevolking de mogelijkheid om te gaan kiezen. Er waren ruim 300 stemmers in een stad als Antwerpen, die toen ongeveer 70.000 inwoners telde, in Tielt verkozen 115 van de 11.000 inwoners hun nieuwe bestuur, in een kleine gemeente als Schoten kozen 50 mensen de gemeenteraad van 1500 inwoners. Het cijnskiesrecht had natuurlijk het voordeel dat je letterlijk al je potentiële kiezers met een persoonlijk gesprek kon trachten te overtuigen, wat in de hedendaagse grote Vlaamse stad net iets moeilijker is geworden. Gaandeweg zakte de cijns, waardoor het kiezerskorps verbreedde. Het latere algemeen meervoudig stemrecht en vooral ook het stemrecht voor vrouwen dat in 1921 voor de gemeenteraadsverkiezingen werd ingevoerd zorgde voor de deelname van een groter aantal mensen, net zoals later de verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd ook voor extra kiezers zorgde. Kon in 1860 bijvoorbeeld in Antwerpen nog maar 4 procent zijn stem uitbrengen, het algemeen meervoudig stemrecht bracht dat op 13 procent om in 1921 met algemeen enkelvoudig stemrecht én vrouwenstemrecht te stijgen tot 60 procent. In de decennia na de Tweede Wereldoorlog steeg dat aandeel zelfs tot meer dan 70 procent kiesgerechtigden. Momenteel ligt dat aandeel weer lager. De hele stad tikt af op 62 procent. In het district Antwerpen, de omschrijving die de vroegere stad Antwerpen uitmaakt, heeft momenteel 59 procent van de inwoners het recht om gemeenteraadsleden te verkiezen. De wijziging in de samenstelling van de bevolking speelt natuurlijk een rol.
Vrouwen stemmen voor het eerst
Zondag is het dus die beruchte zesjaarlijkse tweede zondag van oktober. Iedereen verwacht zoals steeds ophefmakende resultaten. Maar de meest ophefmakende verkiezingen vonden niet altijd plaats op dat specifieke tijdstip. In 1921 trokken de Belgen op 24 april naar de lokale stembus. Dat was toen ten gevolge van de oorlog geleden sinds 1911. Algemeen enkelvoudig stemrecht en vrouwenstemrecht gooiden het politieke landschap op veel plaatsen volledig om, niet in het minst in Antwerpen, waar de socialist Camille Huysmans en de katholiek Frans Van Cauwelaert een klinkende overwinning behaalden en die overwinning de dag zelf nog vierden door in twee parallel verlopende stoeten naar het stadhuis op te trekken – een mooie Antwerpse traditie. Het betekende de start van een meer dan 90 jaar durende coalitie.
Niet minder opmerkelijk was de verkiezing van 2 december 1862 voor de Antwerpse gemeenteraad. In Antwerpen was het al een tijdje aan het gisten omwille van de militaire plannen voor Antwerpen. Men wilde van Antwerpen een nationale vesting maken, maar Antwerpen zag het niet zitten om zich in een fortengordel te laten knellen en dan tot nationale schietschijf te laten degraderen. Een bezoek aan Leopold I op 6 november om de plannen te bespreken verliep zo slecht dat nadien de voltallige gemeenteraad ontslag nam. Een nieuwe verkiezing was daardoor onvermijdelijk. En die verkiezing veegde de Franstalige liberale meerderheid weg en verving ze door de antimilitaristische, anti-monarchistische en flamingante Meetingpartij. Die zou het 10 jaar uitzingen, en het zou duren tot 2012 vooraleer een flamingante politieke partij opnieuw de jarenlange politieke meerderheid verving. Over die Meetingpartij hebben we het later nog wel eens, ondertussen kijken we met zijn allen uit naar de resultaten van de volgende stembusgang. In Antwerpen, en oh ja, ook daarbuiten.
Paul Cordy is historicus en studeerde daarnaast nog Duitse taalkunde, filosofie en rechten. Hij was free lance journalist, leraar Duits en studiebegeleider Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. Hij is districtsburgemeester van Antwerpen en gewezen Vlaams Parlementslid. Hij schreef onder meer "Wij zingen Vlaanderen vrij: Het verhaal achter 75 jaar Vlaams Nationaal Zangfeest', een verhaal dat hij zelf als jarenlang regisseur mee vorm gaf.
‘Ik ben Alexander De Croo, de premier waar 92,5 % van de Belgen niet op zat te wachten en wiens aanstelling 100 % van de Belgen verraste.’
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.