De boekendokter schrijft voor: Virginia Woolf over ziek zijn
De boekendokter, aflevering 2
Virginia Woolf (1882-1941).
foto ©
Ziek zijn: ervaringsdeskundige Virginia Woolf duidt het buitenbenige ervan als het vermogen om vrij van conventies het leven beter te zien.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementVorige week bracht de boekendokter een boek mee dat me volledig opkikkerde. Bij een eerder bezoek had hij er me met meer dan gewoon enthousiasme over verteld. Zo bevlogen had ik mijn dokter nog nooit horen spreken. Zijn ogen lichtten op, hij nam ruim de tijd om te zeggen wat hij te zeggen had. Hij voelde meteen mijn interesse en garandeerde me dat hij het boek bij zijn volgende bezoek zou meenemen.
Volgens de boekendokter bevatte het boek een van de mooiste teksten over ziek zijn die ooit waren geschreven. Ik moest het zeker lezen; hij bleef het maar herhalen. Zijn woorden klonken meer als een belofte dan als een verplichting. Het boek zou me er vast weer bovenop helpen. Maar vooral: het zou me de ogen openen en me doen inzien dat ziek zijn meer is dan de blijvende kwelling die ik er al maanden in zag.
‘Over ziek zijn’
De boekendokter had een eigen ‘theorietje’ (zijn woord) over de tekst die hij me met plezier voorschreef. Over ziek zijn heette de tekst, ‘On Being Ill’: Virginia Woolf was de auteur ervan. Mijn boekendokter kon het niet echt bewijzen, maar hij was nogal zeker van zijn stuk. Woolf had Over ziek zijn letterlijk vanop haar ziekbed geschreven. Waar ze precies aan leed, was ook haar dokters niet duidelijk. Maar de symptomen waren het wel: vermoeidheid, heel veel hoofdpijn, paniekaanvallen, schommelingen van het gemoed en een hele reeks fysieke kwaaltjes. Woolf lag wel vaker geveld onder de lakens.
Ook in het najaar van 1925 moest de schrijfster het ziekbed houden. Dat weten we uit de brieven die ze naar vrienden en kennissen stuurde. ‘Ik lig al twee weken in bed.’ ‘Ik kom niet aan schrijven toe: te veel hoofdpijn.’ ‘Deze hoofdpijn komt recht uit de hel.’ ‘Comateus’ is het woord dat ze ergens gebruikt. De overdrijving van de kunstenaar, opperde ik. Zou best kunnen, zei de boekendokter. Maar voor hetzelfde geld is het woord minder figuurlijk dan het lijkt.
Tussen twee romans in
In de maanden waarin ze Over ziek zijn schreef, zat Woolf zat tussen twee romans in. Eerder dat jaar, ergens in mei, was Mrs Dalloway verschenen. Het was het eerste boek waarin de schrijfster echt haar stem had gevonden. De roman bleek nochtans niet meteen een succes. Wellicht was hij te nieuw voor zijn tijd. De meeste lezers hadden de gidsende stem van een duidelijk aanwezige verteller nodig, en die gaf Woolf hun niet. Wat ze wel kregen: een stroom aan gedachten en herinneringen van een hele reeks personages, die hen pardoes van het ene in het andere hoofd deden buitelen.
In de zomer van 1925 was Woolf met veel enthousiasme aan haar volgende roman begonnen. To the lighthouse heette die: hij zou pas twee jaar later verschijnen, wist de boekendokter. Zoals wel vaker bij Woolf was een explosie van creatieve energie de voorbode van een mentale crisis. Op een feestje bij haar zus viel de schrijfster plots flauw. Het intensieve werken aan de roman had teveel geëist en de dokters schreven rust voor — veel rust.
Apart boekje
Woolf had nochtans meer dan genoeg werk op de plank. Er was niet alleen de nieuwe roman, kort na de val op het feestje vroeg T.S. Eliot haar om een essay bij te dragen aan het tijdschrift waarover hij de leiding had. Dat essay werd uiteindelijk On being ill. In januari 1926 verscheen het in Eliots blad. Vier jaar later kwam het als apart boekje uit bij de uitgeverij die Woolf samen met haar echtgenoot Leonard runde, The Hogarth Press.
Het boek dat de boekendokter voor me had meegebracht was niet die speciale uitgave — 250 exemplaren, alle gesigneerd door de auteur, nu een klein fortuin waard — maar een bijzondere editie uit 2012. Daarin is On being ill samen afgedrukt met een tekst van Julia Stephen, Woolfs in 1895 overleden moeder (Virginia was op dat moment dertien).
Verpleegkunde
Notes on Sick Rooms is de titel van de flankerende tekst. Eigenlijk is het een handleiding voor verpleegsters, het resultaat van een jarenlange ervaring. Woolfs moeder was een generatiegenote van Florence Nightingale, maar haar kijk op de verpleegkunde blijkt in vergelijking minder religieus en mystiek georiënteerd, vooral praktisch van aard.
Sommige van haar tips zijn enigszins gedateerd — de verpleegster moet er bij de melkman persoonlijk op aandringen dat de melk voor haar patiënten vers is en van één koe komt — andere blijven van waarde. Wanneer de verpleegster voorleest, schrijft Julia Stephen, dan mag ze niet meteen stoppen wanneer de patiënt in slaap valt. Verder lezen is de boodschap, op dezelfde toon en met dezelfde intensiteit van stem, tot wanneer je er zeker van bent dat de zieke ook echt slaapt.
De strijd van het leven
On being ill is een heel andere tekst dan Notes on sick rooms. In het essay van Woolf valt geen verpleegster te bespeuren. Dat is natuurlijk geen toeval, verzekerde de boekendokter me. Woolf wil af van het eenzijdige beeld dat de zieke zorgbehoevend is. De zieke heeft niemand nodig, schrijft ze ergens in haar tekst: hij of zij staat er alleen voor, en zo hoort het ook.
Ziek zijn heeft zo zijn voordelen, betoogt de schrijfster van On being ill verder. De zieke ziet de dingen anders en beter, vindt Woolf, om de eenvoudige reden dat wie ziek is ook tijd heeft, sowieso veel meer tijd dan wie gezond is. Wie gezond is, loopt immers voortdurend rond, altijd gejaagd, altijd doende. Wie gezond is, wordt voorop verwacht in de strijd van het leven.
‘The army of the upright’
Woolf gaat op het beeld door: wie gezond is, loopt rechtop en wie ziek is, ligt neer. In het Engels van Woolf worden degenen die gezond zijn ‘the upright’ genoemd. Dat woord is letterlijk hetzelfde als het Nederlandse ‘oprecht’, maar Woolf geeft er een morele connotatie aan. De wereld van ‘the upright’ is de wereld van de ‘common sense’, van de ‘moral majority’, een wereld waar conventies domineren en schone schijn de norm is. De wereld van de gezonden is de wereld van de wet, schrijft Woolf — wie ziek is, kan met andere woorden enkel een ‘outlaw’ zijn.
Net daar ligt het geluk van de zieken, oreerde de boekendokter in het spoor van Virginia Woolf. Zeg nu zelf, vroeg hij me, zou je als je dat alles hoort niet liever ziek zijn dan gezond? De zieken mogen de conventies die de gezonden moeten volgen zomaar aan hun laars lappen. Wie gezond is, moet beleefd blijven; wie ziek is, mag spontaan zijn, recht voor de raap — ‘rash’ in het Engels van Woolf (dat die term ook een medische betekenis heeft (‘uitslag’) is voor de schrijfster vanzelfsprekend mooi meegenomen, merkte de boekendokter op).
Zieken en dichters
Wie ziek is, mag zijn realiteitszin inruilen voor de kracht van de verbeelding, meende ik uit het betoog van de boekendokter te mogen begrijpen. De zieke heeft in de ogen van Woolf veel gemeen met de dichter, besloot hij: ook die ziet de werkelijkheid zoals hij in zijn volle diepgang is. En net als de dichter heeft wie ziek is een andere band met de taal. Woorden drukken voor zieken niet alleen ideeën uit; ze zijn klank, ze hebben een geur. Ze zijn levende materie die gekoesterd moet worden, geproefd en aandachtig beluisterd.
De ogen van de boekendokter blonken toen hij dit alles zei. Hij kende de tekst van Woolf duidelijk door en door. En hij geloofde de schrijfster op haar woord. Was de boekendokter zelf ooit ziek geweest? Ik vroeg het me af, maar vond het wijzer die vraag op te sparen tot een nadere gelegenheid.
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Jürgen Pieters doceert literatuurwetenschap en 'Creative criticism' aan de Universiteit Gent. Recent verschenen 'Literature and Consolation' (Edinburgh University Press) en 'Een boekje troost' (Borgerhoff & Lamberigts). Hij werkt aan een nieuw boek over lezen in contexten van zorg.
De lotgevallen van Don Quichot lijken ‘wreed grappig’, maar kunnen evengoed een toonbeeld van zelfopoffering uit een verloren gegane wereld zijn.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.