De erfenis van Lady Thatcher
in memoriam
De aandacht die kranten en media gisteren en vandaag besteden aan Margaret Thatcher, bewijst haar betekenis ten volle. Aan kritische oordelen ontbreekt het daarbij niet. Hoe ziet een Duitse aanhanger haar erfenis?
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHet weekblad The Economist noemt Margaret Thatcher ’the lady who changed the world’. Thatcher liet niemand onberoerd: je was heel erg voor of heel erg tegen, tot vandaag zoals blijkt uit de reacties bij haar overlijden. Bij The Economist zijn ze erg voor. De linkse krant The Guardian mag nadrukkelijk tot het anti-Maggie-kamp gerekend worden. De bekende auteur Ian McEwan schrijft er vandaag een commentaar onder de veelzeggende titel: ‘we hadden een afkeer van haar en daar waren we dol op’ (‘We disliked her and we loved it’). Patrick Wintour, politiek commentator van de krant, noteert dat het onmogelijk is haar politieke erfenis te ontlopen (‘Margaret Thatcher’s political legacy remains impossible to avoid‘).
Vriend en vijand zijn het eens dat zij één van de staatslui is die het aanschijn van land en wereld daadwerkelijk heeft veranderd. Bij haar wat eenzame afscheid als Prime Minister aan de deur van de ambtswoning in Downing Street 10 zei Thatcher dat ze daar een geweldige periode had doorgebracht en dat ze het land achterliet in een betere staat dan bij haar aantreden. Dat is haar interpretatie maar dat het in een totaal andere staat was, spreekt niemand tegen. Daarmee bewees Maggie in elk geval dat conservatisme geen synoniem is van onveranderlijkheid. Niemand veranderde de Britse maatschappij zo diepgaande in één decennium als juist deze leidster van de Conservative and Unionist Party.
Made for a time of crisis
Thomas Kielinger werd in 1940 geboren in Danzig, dat nu als Gdansk diep en wel in Polen ligt. Kielinger studeerde onder meer in de Welshe hoofdstad Cardiff, werkte als journalist voor die Welt, was correspondent in Washington in de jaren van Carter en Reagan, werd daarna hoofdredacteur van Rheinischer Merkur en eindigde zijn loopbaan als correspondent in London. Hij laat zich graag beschouwen als een vriend van Engeland. Voor die Welt schreef hij een uitgebreide commentaar over leven en betekenis van de Ijzeren Dame (‘antikommunistisch, unbritisch, fast teutonisch’). Die bijnaam kreeg ze van een generaal uit het Sovjet-leger in 1976 in de legerkrant Rode Ster. Hoe ziet een uitgesproken Thatcher-aanhanger haar erfenis?
Kielingers inleiding geeft al meteen aan hoe belangrijk ze was. ‘De eerste vrouw aan de top van de Britse politiek heeft een diep spoor nagelaten. Margaret Thatcher behoort tot de historische figuren met wie men de tijdsrekening indeelt in daarvoor en daarna.’ Ze paste helemaal in wat de Britse eerste-minister Stanley Baldwin schreef in 1924: ‘The Englishman is made for a time of crisis’. Kielinger plaatst haar in het rijtje van Admiraal Nelson en Winston Churchill omdat ze er in slaagde een in elkaar stortend land weer geloof in de eigen mogelijkheden te geven.
Tussen haar aantreden als premier in 1979 en haar afscheid in 1990 ‘voltrok zich de meest diepgrijpende metamorfose van de jongste Britse geschiedenis. Ze veranderde het Verenigd Koninkrijk bijna tot het niet-meer-te-herkennen.’ Er werden in die jaren vele wonden opgereten en daarom roept de figuur tot vandaag zowel haat als bewondering op.
Kielinger neemt een anekdote uit de Labour-periode voor Thatcher over uit het dagboek van Bernard Donoughue, de politieke coördinator onder premier James Callaghan. In 1978 moest een nieuwe dienstwagen besteld worden voor de premier. De keuze viel uiteraard op het verstaatste British Leyland. Het duurde lange tijd voor de twee Jaguars werden geleverd maar ze bleken liefst 34 mechanische defecten te vertonen. Toen ze eindelijk hersteld waren maakte Callaghan een proefritje. Hij drukte op de knop die het venster bedient en kreeg het glas prompt in de schoot. Hij wilde er nooit meer mee rijden en zijn medewerkers zaten met het probleem wat ze met een voor veel geld superbeveiligde Jaguar moesten aanvangen.
Dat verhaaltje spreekt boekdelen voor Kielinger. Het tekent de toestand van een permanent door stakingen lam gelegde firma die elke zin voor innovatie en klantenverzorging verloren was en leefde van subsidies. Onder old-Labour nam de regering geen maatregelen zonder de vakbonden eerst om toelating te vragen. Groot-Brittannië stond wereldwijd bekend als ‘de zieke man aan de Thames’.
‘ditch the bitch’
In die sfeer stak de jonge Margaret Thatcher haar hoofd op. Op haar eerste partijdag als voorzitter in de herfst van 1975 zei ze fors: ‘Groot-Brittannië en socialisme zijn niet verenigbaar en zo lang ik adem en kracht in mij voel, zullen ze het nooit zijn.’ Zij was duidelijk uit een ander hout gesneden als de brave, zachte Edward Heath, die in 1974 de verkiezingen tegen Labour had verloren.
In 1979 was het de beurt aan Thatcher. Het land zat toen helemaal in de klem van stakingen. In de winter van 1978/79 werkte niets meer naar behoren. Geoffrey (Lord) Howe, Thatchers eerste minister van financiën, zei over die periode: ‘Mevrouw Thatcher had, zoals Churchill eerder, het geluk dat er op het ogenblik van haar verkiezingen geen alternatief voor haar was’.
Thatcher was niet bepaald opgeklommen als de lieveling van de partij. Zo moest ze veel vooroordelen tegen ‘een vrouw’ overwinnen. Tegelijkertijd kon ze niet bepaald rekenen op veel steun bij feministen, gezien haar politieke opstelling. Die eenzame strijd tegen het mannenbastion dat haar partij was, tekende haar ten volle. Geen opdracht leek haar te zwaar. Zoals steeds wist ze ook weer de juiste one-liner te vinden: ‘Neem een man als er iets moet gezegd worden; neem een vrouw als er iets moet gedaan worden’.
Ook als jonge minister in de regering Heath werd ze in de eigen partij schuin bekekenen en door de oppositie stevig aangevallen. In het Lagerhuis klonk het wanneer ze het spreekgestoelte beklom steevast van op de Labour-banken ‘ditch the bitch’ (‘gooi de teef buiten’).
Thatcher moest niet alleen als vrouw haar plaats afdwingen in haar partij. Ze ging ook stevig in de clinch tegen het partij-establishment dat volgens haar politiek ronduit fout zat. Ook de Conservatives waren sedert 1947 een partij van planeconomie, staatscontrole en zoeken naar consensus. Thatcher dacht niet bepaald positief over het idee ‘consensus’: ‘dat is in mijn opvatting een proces dat alle overtuigingen, principes, waarden en ook elke vorm van duidelijke politiek prijsgeeft. Het leidt tot iets waarin niemand gelooft en dat door niemand wordt tegengesproken.’
Geen ‘Middle Way’
Harold Macmillan, Conservatief eerste minister van 1957 tot 1963, schreef al in 1938 het boek the Middle Way en die keuze was er volgens Thatcher de oorzaak van dat de partij niet meer in staat was om te hervormen. Ze begreep niet hoe een geleide economie kon verzoend worden met de vrije markt. Ze meende de oorzaak te kennen waarom haar partij zo weinig dadenkrach vertoonde, namelijk het ‘gekwelde sociale geweten van de Engelse Upper Class’. Daar had de kruideniersdochter Thatcher alvast geen last van. Zij wilde het consensusdenken bestrijden en ‘mensen bevrijden van de groeiende controle door de staat en zijn organen’, schrijft Kielinger. Het boek The road to Serfdom (1944) van de Oostenrijkse economist Friedrich von Hayek werd voor haar de leidraad in denken en doen.
Haar achtergrond als dochter van een eenvoudig middenklasgezin speelde een grote rol. Zij had zich kunnen opwerken door eigen inzet en doorzettingsvermogen. Op de vraag wat haar visie was, antwoordde ze in 1975: ‘Dat de mens kan arbeiden zoals hij wil, dat hij kan uitgeven wat hij verdient, dat hij eigendom verwerft en dat de overheid hem ten dienste staat, hem niet gaat beheersen. Dat is het erfgoed van elke Brit. Dat maakt het wezen van een vrij land uit en van deze vrijheid hangen alle andere vrijheden af.’ Ze hield ook van volgend citaat van Abraham Lincoln: ‘Men maakt de armen niet rijker, wanneer men de rijken verarmt. En men kan de zwakken niet versterken als men de sterken verzwakt.’
Haar charisma bestond, volgens Kielinger, in haar optimisme. Ook daarin leek ze wel een tweeling van de Amerikaanse president Ronald Reagan, die we op foto’s altijd breed lachend en even breed gesticulerend door het leven zien zweven. Thatcher sprak ook zelden over het abstracte ‘samenleving’ maar over concrete ‘mensen’. Daaruit ontstond, nog steeds volgens Kielinger, een groot misverstand. In 1968 drukte het blad Woman’s Own de daarna beroemde/beruchte zin af: ‘There is no such thing as society’. Daaruit groeide de opvatting dat voor haar de samenleving oplost in persoonlijk profijtzoekende individuen.
Kielinger zegt dat ze onvolledig werd geciteerd. De vraag luidde: ‘Wie is de samenleving?’ Thatcher antwoordde: ‘Zo iets bestaat niet. Er zijn wel individuele mannen en vrouwen, ook families, en geen regering kan iets teweegbrengen of het moet zijn door mensen.’ En dan komt de zin die niet werd opgenomen in het interview: ‘Het leven is een zaak van wederzijdsheid. De mensen hebben teveel hun eisen in het hoofd, zonder de verplichtingen. Ik zeg echter dat er geen rechten kunnen bestaan zonder dat het individu eerst zijn verplichting is nagekomen.’
Geen pleidooi voor onbeteugeld egoïsme dus maar wel de keuze voor prestatie en tegenprestatie en vandaar weer die afkeer voor de ‘allesverzorgende socialistische staat’. Thatcher wilde de ‘betuttelde burger bevrijden’. Die burger moest in eerste instantie zelf de verantwoordelijkheid voor het leven dragen.
Teutoons
Kielinger wil Thatcher verdedigen tegen een verwijt dat haar veel treft: ‘Dat de regeringen na haar onder Tony Blair en Gordon Brown de bevrijding van de financiële markten door de Ijzeren Lady, in 1986 met de beroemde “big bang” ingeleid, als signaal voor onverantwoorde schuldenmakerij hebben misverstaan, moeten ze met zich zelf uitmaken. Men kan moeilijk de grote vormgeefster van Groot-Brittannië verantwoordelijk stellen voor de verkeerde weg die de mensen met het kostbare goed van hun nieuw verworven vrijheid zijn ingeslagen. De geschiedenis is complexer dan velen willen beweren, die in Thatcher de verantwoordelijke zien voor het “casino-kapitalisme” dat onze wereld in zo’n crisis heeft gestort.’
De Duitser Kielinger vindt Thatcher een erg onbritse figuur, eerder Teutonisch zelfs, gezien haar afkeer voor het compromis. Beroemd en alleszeggend was haar toespraak toen de werkloosheid hoge toppen scheerde en vele partijgenoten op een koerwijziging aandrongen: ‘The Lady is not for turning’ (‘de dame denkt er niet aan van richting te veranderen’). Zij zette door tegen de mijnstakers onder leiding van vakbondsbaas Arthur Scarguill en tegen de Argentijnse militairen die de Falklands bezetten.
Thatcher wilde de baas van een grote natie zijn, die niet zoveel zin had in te nauwe Europese verbanden. Ze bleef op de Europese vergadering zo lang ‘I want my money back’ zeggen tot ze haar geld heeft teruggekregen. De Franse president Mitterrand waarschuwde zijn minister van Europese zaken Cheysson: ‘Ze heeft de lippen van Marilyn Monroe maar de ogen van Caligula’.
Als het over internationale politiek ging, was Thatcher wel helemaal Brits. Het idee van het machtsevenwicht op het continent was haar heilig en vandaar dat ze absoluut geen voorstander was van de Duitse hereniging. In haar memoires Downing Street Years (1993) schreef ze daarover in het hoofdstuk “Het Duitse probleem en het evenwicht van de macht”: ‘Een herenigd Duitsland is eenvoudigweg te groot en te machtig om in Europa gewoon een speler onder velen te zijn.’ Ze geraakte met dat standpunt geïsoleerd maar, zo merkt Kielinger op, haar bewering ‘blijkt vandaag, bij de botsing van de euro-crisis en de gevoeligheden die ze meebrengt, bijna weer profetisch te zijn.’
Kielinger verwijst naar Jacob Burckhardt om de betekenis van Thatcher samen te vatten. Voor haar waren ‘afgestorven levensvormen’ en ‘reflecterend gezwets’ (zeg maar politieke correctheid) de grote vijanden van de vooruitgang. Zij veegde er de vloer mee aan en die les, zo meent Kielinger, is degene die we van Thatcher moeten leren.
Peter De Roover was achtereenvolgens algemeen voorzitter en politiek secreteris van de Vlaamse Volksbeweging , chef politiek van Doorbraak en nu fractievoorzitter voor de N-VA in de Kamer.
Peter De Roover verantwoordt de keuze van de N-VA om in Vlaanderen een Zweedse coalitie op de been te helpen, zonder het Vlaams Belang.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.