De kleine vriendelijke mens: Dirk De Wachter over troost
'Vertroostingen' is een boek waaruit hoop spreekt
Dirk De Wachter hier tijdens een persvoorstelling in 2017.
foto © Belga
Voor één keer schrijft psychiater Dirk De Wachter over zichzelf, over wat hij meemaakte. De ziekte met de grote K. ‘Vertroostingen’ is een boek van hoop.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementMijn vader zit in hetzelfde gammele schuitje als Dirk De Wachter: een kwaadaardig gezwel in de dikke darm werd operatief verwijderd, maar de kanker blijkt uitgezaaid naar de lever. De Wachter kent zijn prognose: zijn dokter geeft hem veertig procent kans dat hij er over vier jaar nog is. Mijn vader is intussen al sinds 2016 in behandeling. Chemo, pauze, chemo. Tot wanneer de kanker zegt dat het stopt.
De vergelijking gaat niet verder dan dat. Mijn vader is een generatie ouder dan de Leuvense psychiater. Hij is een man van weinig woorden. Zijn leven kent enkel nog zorgen en angst. Hij heeft de ervaring en de opleiding niet die De Wachter kan inroepen wanneer de ziekte hem boven het hoofd groeit.
‘Voorhebben’
Ik heb het met mijn vader onlangs nog over De Wachter gehad. We keerden terug van het ziekenhuis, waar de oncoloog bij een zoveelste check-up minder goed nieuws had gebracht dan verhoopt. Tijdens de chemo-vrije pauze had de kanker niet stilgezeten.
Mijn vader had in zijn krant een interview met de bekende psychiater gelezen. Hij heeft hetzelfde voor als ik, zei hij. Met die ene eenvoudige zin raakte mijn vader ironisch genoeg de kern van het boek dat De Wachter over zijn ziekte schreef, Vertroostingen: troost zit in het delen van verhalen. Verhalen die tonen dat er lotgenoten zijn, mensen die hetzelfde voorhebben.
Kankerverhaal
Psychiaters kunnen maar beter niet teveel over zichzelf spreken, weet ook De Wachter. Maar dit keer moest die grondregel eraan geloven: in Vertroostingen heeft De Wachter heeft het voor eens vooral over zichzelf. Maar dan wel om anderen een hart onder de riem te steken: je bent niet alleen, beklemtoont dit boek op zowat elke pagina. Ook al weten we dat uit kankerstatistieken, een verhaal zegt zoveel meer dan een cijfertabel.
Vertroostingen heet dus het boek waarin de auteur van eerdere bestsellers Borderline Times (2011), Liefde. Een onmogelijk verlangen (2014), De kunst van het ongelukkig zijn (2019)) zijn blik inwaarts keert. Niet de mensen rondom hem – mannen en vrouwen op straat, patiënten die hij in zijn praktijk ontmoet – maar de psychiater zelf staat in dit boek centraal: de psychiater die lucide nadenkt over wat zijn ziekte met hem doet, maar even goed de psychiater die in een Antwerps ziekenhuis ijldromen heeft en zelf verzorging behoeft.
Troostmuziek
Troost, zo weet De Wachter intussen nog beter dan voordien, komt in de vorm van de ander die aanwezig is en kleine daden stelt. Een zachte aanraking van zijn vrouw. De verzorgende hand van een Poolse verpleegster. Een vriendelijk woord van de behandelende arts.
Troost haalt De Wachter ook uit kunst. Boeken van Amos Oz en Gerard Reve, schilderijen van Francis Bacon en Marlene Dumas. Maar vooral de muziek blijkt een blijvende bron van troost: Nick Cave en Leonard Cohen, maar bovenal Bach, die met een van zijn cantates het boek van De Wachter van een titel voorziet: ‘Ich hatte viel Bekümmernis in meinem Herzen / Aber deine Tröstungen erquicken meine Seele.’ (BWV21)
Hoop
Vertroostingen is een boek waaruit hoop spreekt. De Wachter citeert Vaclav Havel om duidelijk te maken wat dat gevoel precies inhoudt. Hoop is niet hetzelfde als blind optimisme, wel ‘de overtuiging dat iets goed gaat komen, de zekerheid dat iets zinvol is, hoe het uiteindelijk ook uitpakt.’ Troost is vertrouwen, tegen beter weten in.
De Wachter heeft van dit soort zingeving zijn beroep gemaakt. Doorgaans is hij degene die anderen op het pad van de hoop brengt. Maar dit keer is de dokter in zekere zin zijn eigen patiënt. De lessen die hij anderen anders geeft, moet hij nu zelf ter harte nemen.
Houellebecq
Afgaand op wat De Wachter in zijn boek prijsgeeft, verloopt dat proces vrij rimpelloos. Wie troost zoekt, wordt onvermijdelijk geconfronteerd met troosteloosheid, met het doffe gevoel ontroostbaar te zijn. Dat gevoel zal De Wachter vast niet vreemd zijn, maar in zijn boek besteedt hij er maar weinig aandacht aan.
Veelzeggend zijn in dat opzicht de pagina’s waarin de psychiater het over zijn liefde voor het werk van Houellebecq heeft. Hij kent de Franse schrijver persoonlijk. Toen zijn jongste boek verscheen (Anéantir, het verhaal van een man die aan kanker sterft) verbood Houellebecq De Wachter het te lezen: het zou hem teveel verdriet doen. Het verbod werd straal genegeerd, dat spreekt voor zich.
Goede troost
Houellebecq begrijpt zelf niet hoe zijn werk troostend kan zijn, besluit De Wachter. Zijn boeken gaan immers over liefde, en dit nog meer dan de vorige. ‘Je weet dat de man zal sterven’, schrijft De Wachter, ‘maar het heeft mij erg getroost.’
De anekdote zegt iets over hoe De Wachter troost ziet – goede troost althans. Die is nooit van suiker, hoogstens bitterzoet. Goede troost stelt je in staat je verdriet en de omstandigheden die dat bepalen onder ogen te zien en te aanvaarden. Niet op een berustende manier, maar op een manier die je in staat stelt verder te kijken, voorbij de horizon van dat verdriet.
Pastoor-achtig
Troost is het tegendeel van escapisme, besluit De Wachter. Wie obsessief wil ontsnappen aan het verdriet – door het te verdringen of anderszins te negeren – zal nooit troost vinden. Escapisme is valse troost. Goede troost houdt in dat je je verdriet koestert, schrijft De Wachter: ‘wikkel het in, omzwachtel het met verhalen en woorden, met schoonheid en nabijheid’.
De Wachter klinkt wel vaker in zijn boek zoals hier: een beetje pastoor-achtig. Ik bedoel daar overigens niets negatiefs mee. Het is de overtuiging van deze psychiater dat in onze religie-arme tijden in het Westen de traditionele functie van de kerk moet worden overgenomen. Door kunstenaars, door denkers, door zorgverleners.
Levinas
De Wachter heeft het in zijn boek uitvoerig ook over zijn filosofische bronnen: de namen die het vaakst vallen zijn Sartre, Heidegger en Levinas, drie vertegenwoordigers van een humanisme dat niet egocentrisch is, maar gericht op het samen leven met anderen. Levinas is wat dat betreft de grootste inspirator voor De Wachter. We bestaan enkel door de blik van de ander: de kernidee van Levinas wordt meer dan eens met instemming geciteerd.
Die ander is in Vertroostingen steevast een bron van medeleven en vriendelijkheid. Ook bij Levinas is dat het geval, terwijl tijdgenoten als Althusser, Lacan en Foucault veel meer de klemtoon legden op de normerende werking van de blik van de ander. De ander kan ons in hun ogen ook zijn onderdrukkende wil opleggen, ons verdriet doen, ons kwetsen tot in het diepst van onze ziel.
Keerzijde
Dat de keerzijde van de vriendelijke blik in Vertroostingen buiten beschouwing blijft, kan De Wachter niet ten kwade worden geduid. In tijden van ziekte, zo schrijft hij, gaan we sneller naar de essentie van wat ons raakt. We hebben weinig tijd te verliezen en richten ons dus maar beter op het goede.
Die essentie toont zich voor De Wachter in het kleine en het gewone, in de nabijheid van mensen die om je geven en die geen moeite moeten doen om dat te tonen. ‘L’enfer, c’est les autres’, wist Sartre meer dan een halve eeuw geleden. De Wachter corrigeert hem: ‘L’enfer, c’est la manque des autres.’
Jürgen Pieters doceert literatuurwetenschap en 'Creative criticism' aan de Universiteit Gent. Recent verschenen 'Literature and Consolation' (Edinburgh University Press) en 'Een boekje troost' (Borgerhoff & Lamberigts). Hij werkt aan een nieuw boek over lezen in contexten van zorg.
De lotgevallen van Don Quichot lijken ‘wreed grappig’, maar kunnen evengoed een toonbeeld van zelfopoffering uit een verloren gegane wereld zijn.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.