De pen en het zwaard
Günter, Ernst en Erich in gesprek
Een artikel van Jean-Pierre Rondas [http://www.doorbraak.be/nl/nieuws/grassland] heeft Xavier Everaert twee dagen van zijn dagelijks werk gehouden en aangezet om dit stuk te schrijven.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementMet Grass verdwijnt de laatste van een unieke generatie soldatendichters: oud-strijders van minstens één wereldoorlog die hun karabijn hebben ingeruild voor een pen, en daar een grote carrière hebben uitgeperst. Schrijvers voor wie hun respectievelijke oorlogen een centrale rol blijft spelen doorheen werk. Schrijvers die erg verschillende oorlogen lijken te hebben gevochten. Schrijvers die ook erg verschillende wonden hebben opgelopen in die oorlog.
Een vijftal namen wil ik u niet onthouden: Günter Grass, Ernst Jünger, Erich Maria Remarque, Louis-Ferdinand Céline en Yukio Mishima.
Grass was voor mij de allerminste uit het rijtje. Te ironisch. Te belerend kritisch. De Blikken Trommel is geen heldenroman maar een langgerekte klaagzang over de dwerg Oskar. Boehoe. Saai. Sociaaldemocraten vinden dat natuurlijk kicken. Alles is slecht en de protagonist is een onverbeterlijk slachtoffer. Miserie, bladzijde na bladzijde. Socialistische porno. Niet mijn kopje thee.
Rondas vermeldt ‘de dikste’ turven. Mijn favoriete werk van Grass is misschien wel zijn meest atypische: Mijn Eeuw, uit 1999. Het is atypisch omdat het een gefragmenteerde aaneenschakeling is van 100 fictieve anekdotes van ‘gewone’ Duitsers doorheen de Twintigste Eeuw. De mooiste anekdote is de fictieve conversatie tussen twee Duitse literaire soldaat-schrijvers van de Grote Oorlog: Ernst Jünger en Erich Maria Remarque.
Remarque schreef in 1929 de antioorlogsroman Van Het Westelijk Front Geen Nieuws, gebaseerd op zijn eigen ervaringen aan het Front in Vlaanderen en Frankrijk. In de jaren 30 werd het boek verboden omwille van zijn pacifistische boodschap en in 1938 werd hij beroofd van zijn Duits staatsburgerschap. Het contrast met Jünger kan niet groter zijn. Jünger was een apothekerszoon, Remarque een arbeiderskind. Remarque een opgeroepen pacifist, Jünger een vrijwilliger die, na een teleurstellende passage bij het Frans Vreemdelingenlegioen, wanhopig op zoek naar een oorlog was. Er zijn hele doctoraten geschreven over het verschil in hun perceptie van de oorlog en het menselijk lijden, maar één ding valt mij ontzettend op en wordt zelden beschreven: je moet eens letten op hoe ze allebei het weer beschrijven. Bij Remarque is het altijd slecht weer. Regen. Modder. Alles is slecht, zoals bij Grass. Jünger, botanicus en bioloog van opleiding, beschrijft de natuur gedetailleerder en opgewekter. Hij beschrijft de bloei van prachtige Franse bloemen op en langs het front. De oorlog als een Waldgang, een gezonde boswandeling. Ondenkbaar in de stijl van Remarque en Grass.
Die gapende tegenstelling is Grass duidelijk niet ontgaan. Zijn kortverhaal – een fictieve dialoog tussen beide heren in 1965 – is dan ook een interessant gedachte-experiment. En het moet gezegd: Grass capteert Jünger’s stijl en complexe perceptie van oorlog en dood erg goed. Misschien wel beter dan soldaat-schrijvers Evola en Mishima, die met Jünger dweepten. De weeklagende Remarque, die jeremieert over die arme Duitse kindsoldaten. Kanonnenvoer. Vechtend voor een zaak die ze niet begrepen. Erg relevant voor Grass wellicht om met zichzelf in het reine te komen. Maar voor de rest hartstikke saai en melig. Grass laat Jünger daarentegen in zijn typische detaillistische poëtische stijl uitvoerig beschrijven hoe mooi de helmen en bajonetten schitteren in het licht van een vuurpijl of de zon. Een massaslachting in het lentezonnetje. Zonder enige ironie. Hoe durft ie.
Ook het verschil in receptie van Remarque en Jünger is relevant voor Grass. Remarque was een pacifist wiens roman een politiek doel had: de pacificatie van de Pruisische militaire ‘Gestalte’. Jünger een wannabe-Pruis uit Heidelberg. De eerste snakte naar kleinburgerlijke nietszeggendheid, de laatste werd erdoor versmacht. Uiteraard moest de eerste Duitsland ontvluchten en verwierf de laatste een cultstatus. Ook na de oorlog bleef Jünger een gerespecteerd en gevierd schrijver. Hij kon zelfs François Mitterand en Helmut Kohl tot zijn bewonderaars rekenen. Remarque bleef een verbitterd man en hield zich na de oorlog ver weg van Duitsland. En maken we nu de rekening voor Grass: hoe hysterisch reageerde zijn eigen linkse milieu op zijn ontboezemingen? Hij balanceerde tussen Remarque en Jünger: de paria en de held. Hineininterpretierung is makkelijk, maar misschien lees je in het gesprek tussen Remarque en Jünger, tussen de lijnen, al een eerste aanzet naar zijn coming-out in 2006.
Rondas vermeldt ook Grass’ gespannen relatie met de partijtop van de SPD. Bewegers versus politici. Die vergelijking gaat ook op met Jünger. Jünger was populair bij de veteranen van de vrijkorpsen, die volgens hem een synthese tussen arbeider en burger hadden voortgebracht die de Duitse ‘Gestalte’ perfect veruitwendigde: een post-politieke onafhankelijke mens die zijn natuurlijk evenwicht tussen individualisme en identiteit had gevonden, en actief ‘valse identiteiten’ als klassenbewustzijn en (partij)politieke tegenstelling bestreed. In het licht van deze filosofie is het niet verwonderlijk dat hij weigerde lid te worden van de NSDAP, een zitje in de Rijksdag afsloeg, het aangeboden voorzitterschap van de Duitse Literaire Academie aan zich voorbij liet gaan, en eiste dat geen enkel van zijn werken zou worden geciteerd in de Völkischer Beobachter. Politiek zou de dood van Duitsland betekenen, luidden zijn profetische woorden. In de oorlog bekleedt hij een nietige administratieve functie in Parijs, en in 1944 wordt hij oneervol ontslagen uit het leger nadat zijn naam wordt genoemd in het Stauffenbergcomplot dat Hitler wou ombrengen.
Jünger is van vitaal belang geweest in de zoektocht naar nationaal – en individueel – zelfvertrouwen na de Eerste Wereldoorlog. Zo heeft hij Duitsland gered van de collectieve leegte van pacifisme en nihilisme. Misschien wel belangrijker dan Grass’ bijdrage in de nationale kwestie in de aanloop naar de hereniging van ‘beide Duitslanden’. Jünger dichtte veteraan en gesneuvelde een heldenstatus toe. Voor Grass en Remarque waren het zondaars. Sukkelaars tegen wil en dank. Als veteraan die vier jaar in de modder geploeterd heeft, hoor je niet graag wanneer je thuiskomt dat jij en je gesneuvelde kameraden arme sukkelaars zijn die voor niks gestreden hebben. Bij je thuiskomst verwacht je een innige omhelzing, een warme kom soep en misschien een huldiging aan het gemeentehuis. Geen belerend vingertje en nihilistische prietpraat. Jünger daarentegen slaagde erin het leven te vieren door de dood te bezingen. Een lofzang op het randje van verheerlijking. Oorlog als een noodzakelijke stap richting het wasdom van de mens is. Zoals de plechtige communie en de puberteit. Niets is nutteloos geweest. Geen enkele Duitser (of Fransman, Brit, Rus, Amerikaan, Oostenrijker etc.) is voor niets gestorven. Neen aan het nihilisme.
Jünger had echter het nadeel dat zijn boodschap enkel werd gesmaakt door veteranen en reactionairen. De grote burgerbevolking was eerder receptief voor de goedkope slogans van het nationaalsocialisme en de marketing van dr. Goebbles. Ook die les heeft Grass goed begrepen. Een Dummer August zet zich nu eenmaal makkelijker in de markt dan een Weinender Erich en een Ernstiger Ernst.
En dan hebben we het nog niet over probleemgevallen Yukio en Louis gehad.
Foto © Reporters (Erich Maria Remarque)
Xavier Everaert is doctoraatsstudent in de rechtseconomie aan de Universiteit van Turijn.
De Franse schrijver Michel Déon is niet meer.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.