De revolutie die weggestemd werd
Vooruitblikken in het verleden
De Spartakusopstand ging met veel geweld gepaard.
foto ©
Uiterst links herdacht deze week de moord op Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht. Het neerslaan van hun opstand was echter noodzakelijk om de democratie in Duitsland te vestigen.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementWie vorige zondag in Berlijn nog rode anjers zocht was er aan voor de moeite, alles was uitverkocht aan de duizenden mensen die naar het kerkhof Friedrichsfelde op bedevaart gingen. Hun doel: de graven van Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg – tenminste, hun vroegere graf, want nadat de nazi’s het grafmonument vernielden verdwenen wellicht ook beide lijken. Liebknecht maar vooral Luxemburg groeiden uit tot iconen van radicaal links zoals Dirk Rochtus hier beschreef. Maar nog belangrijker dan hun dood was wat er vier dagen later gebeurde: de verkiezing van de Nationale Vergadering die de nieuwe democratische republiek vestigde – een stembusslag die Liebknecht en Luxemburg met de opstand die hen fataal werd net hadden willen verhinderen. De grote overwinnaar van die verkiezing, de sociaaldemocraat Friedrich Ebert, werd enkele weken later de eerste Duitse president, en hij zou dat blijven tot aan zijn dood in 1925.
Man van de vakbond
In tegenstelling tot de universitair geschoolde Liebknecht en Luxemburg kwam Ebert uit een arbeidersfamilie en werd hij zelf opgeleid tot zadelmaker. Als arbeider die regelmatig ook werkloos was kon het dromen van de ineenstorting van het kapitalisme of het eindeloze marxistische getheoretiseer over economie en maatschappij hem maar matig boeien. Hij was vooral in de vakbond actief en in plaats van de revolutie te ontketenen zag hij meer heil om via parlementaire weg een door de staat gesteunde sociale zekerheid uit te bouwen om zo het lot van de arbeidersklasse te verbeteren. De SPD, de sociaaldemocratische partij die rond de eeuwwisseling was uitgegroeid tot de grootste partij in de Reichtsag, herbergde zowel sociaaldemocraten zoals Ebert als revolutionaire marxisten zoals Luxemburg en Liebknecht. Dat het ooit tot een conflict en breuk tussen beide stromingen zou komen was wellicht onvermijdelijk. De aanleiding voor die breuk vormde de opstelling van de SPD bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. De meerderheid van de SPD, waarvan Ebert in 1913 voorzitter was geworden, koos er voor de regeringspolitiek te steunen en keurde in de Reichstag de benodigde oorlogskredieten veroorzaakten een definitieve breuk tussen de meerderheid en vooral de vakbondsvleugel van de SPD en de revolutionaire linkervleugel. De breuk werd nooit meer hersteld. Luxemburg en Liebknecht kwamen omwille van hun tegenstand tegen de oorlog in de gevangenis terecht, de SPD van Ebert trad op het einde van de oorlog tot de regering toe.
Liebknecht kwam in oktober 1918 vrij, Luxemburg verliet in november 1918 de gevangenis, net op tijd om een rol te spelen in de revolutionaire naweeën van de Novemberrevolutie die het keizerrijk had weggevaagd en de republiek had gevestigd. Die nieuwe republiek kwam onder leiding te staan van Friedrich Ebert, die vooral een Russisch revolutionair scenario wou vermijden en die de nieuwe republiek veilig de parlementaire democratie wilde binnenloodsen. Dat gevaar voor een gelijkaardige revolutie als in Rusland was niet denkbeeldig. Overal in het land waren naar Russisch model arbeiders- en soldatenraden ontstaan. Mochten die op dezelfde manier een tegenmacht tegen de regering vormen als in St Petersburg was gebeurd, dan had zijn parlementaire republiek geen schijn van kans. Om toch enigszins controle over die raden te behouden en hun radicalisering te vermijden ging hij een coalitie aan met de radicaal-linkse USPD. Zijn bedoeling was om zo snel mogelijk verkiezingen te houden voor een nationale grondwetgevende vergadering. De linkerzijde van zijn coalitie zag dat echter niet zo en wilde van de revolutionaire situatie gebruik maken om een socialistische staat op te bouwen. Op een nationale vergadering van de verschillende arbeiders- en soldatenraden kreeg Ebert echter massale steun om zo snel mogelijk verkiezingen te organiseren. Daarmee lag zijn coalitie met radicaal links finaal aan diggelen.
De Vrijkorpsen in actie
Rond Kerstmis 1918 kwam het al tot gevechten tussen de USPD en de Spartakisten aan de ene en de regering aan de andere kant. Op 31 december 1918 groepeerde links zich met de stichting van de Kommunistische Partei Deutschlands (KPD), waarbij een meerderheid besliste niet deel te nemen aan de voor 19 januari 1919 geplande verkiezingen. Het afzetten van het hoofd van de Berlijnse politie, de USPD-politicus Emil Eichhorn, was voor de communisten het sein om in opstand te komen. Het doel was onder meer om de geplande verkiezingen te verhinderen. Op 5 januari bezetten ze de wijk waar zich alle krantenredacties bevonden. Onderhandelingen met de regering mislukten, waarop Ebert het leger te hulp riep. Van het reguliere leger bleef echter niet veel meer over. Waar men wel een beroep kon op doen waren de vrijkorpsen. Die vrijkorpsen bestonden uit geharde fronteenheden onder bevel van afzonderlijke officieren die nog wel bereid waren om te vechten en die vooral een ontzettende afkeer hadden van de uiterste linkerzijde die ze mee verantwoordelijk hield voor het ineenstorten van het thuisfront. Op enkele dagen tijd rekenden ze met de Spartakisten af. Luxemburg en Liebknecht werden gearresteerd en vervolgens vermoord. Het gevaar op een revolutie was althans in Berlijn afgewend. Vier dagen later won de SPD met meer dan 37 procent van de stemmen overtuigend de verkiezingen – een resultaat dat ze in de Weimarrepubliek nooit meer zou bereiken. De USPD kreeg met moeite 7% van de kiezers achter zich. De Duitsers hadden de socialistische revolutie duidelijk weggestemd.
Herdenken… of niet
Het neerslaan van de Spartakusopstand bleek fataal voor de revolutionaire dromen van radicaal links. Het rommelde nog wel enige tijd, en steden zoals München kregen de volgende maanden nog tijdelijk een revolutionair bestuur, maar met behulp van de vrijkorpsen werd ook daar mee afgerekend. En hoe wankel de Weimarrepubliek uiteindelijk bleek te zijn, ze had toch de verdienste om de meest democratische staatsvorm te zijn die Duitsland tot dan had gekend. Zo mochten aan de verkiezingen van 1919 voor het eerst de vrouwen deelnemen en werd de leeftijd om te kunnen deelnemen verlaagd van 25 naar 20 jaar. Meteen groeide het kiezerskorps aan met meer dan 20 miljoen Duitsers.
Maar niet die eerste echte democratische verkiezing wordt deze dagen gevierd in Duitsland, wel de mislukte revolutie van uiterst links. En hoewel de leidende figuren geen Russische bolsjewieken waren die zonder scrupules een golf van terreur over hun land jaagden om de macht in handen te krijgen – Rosa Luxemburg had die politiek van Lenin zelfs openlijk bekritiseerd – ze waren wel bereid om met geweld de prille democratie in de kiem te smoren om hun socialistische staat op te richten. Dat men dit honderd jaar kritiekloos blijft herdenken is op zijn minst merkwaardig te noemen.
Dat uitgerekend een sociaaldemocratische regering het bevel zou geven de revolutie neer te slaan zou de volgende jaren een onoverbrugbare kloof tussen democratisch links en extreemlinks slaan. Voor de communistische KPD werd de SPD de ‘sociaalfascistische’ partij die de revolutie in de weg stond, voor de SPD werd de KPD een partij die al even hard bevochten moest worden als Hitlers NSDAP. Ironisch genoeg had de regering onder Ebert die laatsten een flinke duw in de rug gegeven door met hun militaire reactie op de Spartakusopstand het spook van de vrijkorpsen in het leven te roepen. Die vrijkorpsen zouden later de rekruteringsbasis vormen voor het opkomende nationaalsocialisme. Maar het neerslaan van die opstand was voor Ebert wellicht de enige mogelijke keuze wilde hij de parlementaire democratie redden. Voor Ebert was de scheidingslijn tussen de reformistische sociaaldemocraten en de radicaal-linkse revolutionairen duidelijk. Een sociaaldemocraat die zijn geschiedenis een beetje kent houdt zich best ook aan die scheidslijn.
Tags |
---|
Paul Cordy is historicus en studeerde daarnaast nog Duitse taalkunde, filosofie en rechten. Hij was free lance journalist, leraar Duits en studiebegeleider Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. Hij is districtsburgemeester van Antwerpen en gewezen Vlaams Parlementslid. Hij schreef onder meer "Wij zingen Vlaanderen vrij: Het verhaal achter 75 jaar Vlaams Nationaal Zangfeest', een verhaal dat hij zelf als jarenlang regisseur mee vorm gaf.
‘Ik ben Alexander De Croo, de premier waar 92,5 % van de Belgen niet op zat te wachten en wiens aanstelling 100 % van de Belgen verraste.’
Ward Hermans sloot zich als soldaat aan bij de Frontbeweging en bleef nadien Vlaams-nationalist bij de Frontpartij, het Verdinaso en het VNV. Hij stond aan de wieg van de Algemeene-SS Vlaanderen